Circulaire GBA en woonfraude

Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2012 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 14-05-2008 t/m heden

Circulaire GBA en woonfraude

1. Inleiding

In deze circulaire verzoek ik uw medewerking bij het voorkomen en bestrijden van woonfraude. Onrechtmatige bewoning tast de leefbaarheid in wijken aan. Daarom moet dit met kracht worden bestredenOnrechtmatige bewoning, onrechtmatige doorverhuur, onrechtmatig gebruik en bewoning door illegalen zijn uiteenlopende fenomenen die vallen onder het verzamelbegrip woonfraude.. Dit vraagt om de inzet van verschillende instrumenten en samenwerking tussen betrokken partijen, zowel op lokaal als landelijk niveauKamerstukken II, vergaderjaar 2006/07, 30800 XI, nr. 96.. Relevante wetgeving in deze is o.a. de Huisvestingswet, de Woningwet, maar ook de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wgba).

Bij de aanpak van woonfraude speelt het adres dat is opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) een cruciale rol. Onrechtmatige bewoning kan sneller worden opgespoord en beter worden bestreden door samenwerking tussen afdelingen binnen de gemeente en met anderen, zoals woningbouwcorporaties. Ook de afdeling burgerzaken kan een belangrijke impuls geven aan de bestrijding van woonfraude. Deze circulaire biedt u hiervoor een aantal handvatten.

2. Mogelijkheden GBA

Voor de afdeling burgerzaken bestaan de volgende mogelijkheden om woonfraude te voorkomen en te bestrijden.

  • 1. Oppakken en doorgeven van signalen van vermoedelijke woonfraude op het moment dat de burger aangifte doet van verblijf en adres of van verhuizing (zie paragraaf 2.1).

  • 2. Verstrekken van gegevens uit de GBA aan betrokken instellingen, zoals woningcorporaties (zie paragraaf 2.2).

  • 3. Samenwerking binnen en buiten de gemeentelijke organisatie (zie paragraaf 2.3).

  • 4. Onderzoek en handhaving (zie paragraaf 2.4).

2.1. Oppakken van signalen

De burger is verplicht aangifte te doen van verblijf en adres of van verhuizing in de gemeente van vestiging (artikel 65 en 66 Wgba). De gemeente kan verlangen dat de burger de aangifte ondersteunt met bewijsstukken, bijvoorbeeld een verklaring van de verhuurder dat deze akkoord gaat met medeverhuur/onderverhuur of een huur- of koopcontract. Daarnaast kan de afdeling burgerzaken het moment van aangifte gebruiken om signalen van fraude en onrechtmatige bewoning op te pakken. De afdeling burgerzaken kan deze signalen vervolgens doorgeven aan die instanties die verantwoordelijk zijn voor de opsporing van woonfraude en handhaving, zoals de afdeling die belast is met woningtoezicht. Die afdeling kan op basis van dergelijke signalen onderzoek doen naar de feitelijke woonsituatie. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek kan de gemeente vervolgens een besluit nemen. Bijvoorbeeld door de situatie te legaliseren of handhavend op te treden.

Signalen die kunnen duiden op woonfraude zijn aanvragen medehuurderschap (BW art 7:267), aanvraag woningruil (BW art 7:270) en verzoek tot inwoning (BW art 7:244)Handboek aanpak woonfraude voor corporaties en gemeenten p. 41, www.vrom.nl.. Niet in alle gevallen van medehuurderschap, woningruil of inwoning is er sprake van woonfraude. Dit is afhankelijk van een combinatie van factoren in de gemeente, zoals de samenstelling van de bevolking en/of krapte op de woningmarkt. Het is aan een gemeente om op basis van de relevante factoren risicoprofielen op te stellen op grond waarvan signalering kan plaatsvinden. Aanbevolen wordt om het door aanpassing van de werkprocessen binnen de gemeente mogelijk te maken dat ambtenaren signalen van woonfraude kunnen melden. Overigens wijs ik er met nadruk op dat de betrokken persoon wel in de GBA moet worden ingeschreven (of blijft ingeschreven), als hij daadwerkelijk blijkt te wonen op een bepaald adres, ook al mag betrokkene er volgens de (gemeentelijke) vestigingsregels niet wonen. De GBA legt immers de feitelijke woonsituatie vast.

2.2. Gegevensverstrekking en samenwerking

De afdeling burgerzaken kan ook op een andere wijze een bijdrage leveren aan de aanpak van woonfraude. Deze manier is gericht op het verstrekken van gegevens uit de GBA zowel binnengemeentelijk als buitengemeentelijk. Buitengemeentelijke verstrekking van gegevens uit de GBA, rechtstreeks aan een derde, kan plaatsvinden op grond van artikel 100 Wgba bijvoorbeeld aan woningcorporaties. Daarnaast kunnen op basis van artikel 96 Wgba aan de betrokken binnengemeentelijke afdelingen gegevens uit de GBA geleverd worden. De desbetreffende afdeling kan vervolgens in samenwerking met betrokken instanties op basis van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) persoonsgegevens uitwisselen.

2.2.1. Verstrekken op basis van artikel 100 Wgba

De gemeenteraad heeft de vrijheid om in een gemeentelijke verordening vast te leggen aan welke instellingen of personen buiten de gemeente gegevens uit de GBA kunnen worden verstrekt. Deze bevoegdheid wordt overigens wel ingeperkt door de Wgba. Verstrekking kan alleen plaatsvinden aan rechtspersonen zonder winstoogmerk en aan natuurlijke personen ten behoeve van een persoonlijk niet commercieel belang. Tevens moet zijn voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 100 Wgba. De burger kan overigens hebben aangegeven dat verstrekking van zijn gegevens op grond van artikel 100 Wgba niet mag plaatsvinden (art. 102 Wgba). Die blijft in dat geval dan ook achterwege. Verstrekking van gegevens op grond van artikel 100 Wgba geschiedt rechtstreeks aan degene die de gegevens vraagt. Overigens wijs ik er met nadruk op dat de bevraging niet op adres mag plaatsvinden, maar alleen op naam.

2.2.2. Verstrekken op basis van artikel 96 Wgba

De tweede mogelijkheid betreft verstrekking op grond van artikel 96 Wgba aan een afdeling binnen de gemeente, bijvoorbeeld de dienst die zich bezig houdt met woningzaken c.q. de bestrijding van woonfraude. Deze afdeling kan vervolgens op basis van eigen beleidsdoelstellingen en conform eigen werkprocessen deze gegevens onder het regime van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) doorverstrekken aan betrokkenen buiten de gemeentelijke organisatie. Voorwaarde is dat de binnengemeentelijke verstrekking uit de GBA in een gemeentelijke verordening wordt vastgelegd en dat de gegevens die vervolgens worden doorverstrekt in overeenstemming met het bepaalde in de Wbp verwerkt moeten worden. Dit betekent onder meer dat er een grondslag moet zijn in artikel 8 Wbp en de doorverstrekking van de gegevens moet worden getoetst aan artikel 9 Wbp. Daarbij dient er nog worden gewaakt, dat niet meer gegevens worden verstrekt dan voor het doel noodzakelijk is. De gegevensverstrekking, zowel binnengemeentelijk als aan derden op grond van de Wbp, moet worden gemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).

2.3. Samenwerking

Het verdient voorts aanbeveling over de uitwisseling van persoonsgegevens nadere afspraken te maken, die worden ingebed in een samenwerkingskader. Dit sluit aan bij de doelstelling van de GBA als basisregistratie. Iedere gemeentelijke instantie is vanaf 1 januari 2010 verplicht de GBA als basisregistratie te hebben ingevoerd. Een gemeentelijke instantie is dan verplicht gebruik te maken van actuele (persoons-)gegevens uit de GBA. In de praktijk zal het bovendien in toenemende mate voorkomen dat bestuursorganen als de Belastingdienst en de Sociale Verzekeringsbank via de zogenaamde terugmeldvoorziening gemeenten zullen terugmelden wanneer zij twijfels hebben over de juistheid van een gegeven in de GBA, zoals het adresPer 1 januari 2010 zijn alle afnemers in het kader van de GBA als basisregistratie verplicht ingeval van gerede twijfel aan de juistheid van een authentiek gegeven, terug te melden aan het college van burgemeester en wethouders (artikel 62 jo 146b Wgba).. De gemeente is dan verplicht om binnen vijf dagen een tegenbericht te sturen en kan besluiten tot het in onderzoek stellen van het gegeven, omdat getwijfeld wordt aan de juistheid ervan. Dit systeem van terugmelden kan bijdragen aan bestrijding van woonfraude en verbetering van de kwaliteit van de GBA.

Instanties aan wie gegevens verstrekt worden onder het regime van de Wbp of op grond van artikel 100 Wgba hebben echter geen terugmeldverplichting. U kunt daarover echter ook afspraken maken in een convenant. In de praktijk kan een dergelijk convenant ook de noodzakelijke samenwerking met binnengemeentelijke afdelingen en andere partijen ondersteunen. U dient het sluiten van een convenant wel te publiceren in de Staatscourant.

2.4. Onderzoek en handhaving

Het sluitstuk van de samenwerking tussen afdelingen van de gemeente en betrokken derden, zoals woningbouwcorporaties, is de handhaving. Onderzoek en handhaving zijn in de praktijk lastig door vaak beperkte personele en financiële capaciteit en een veelheid van wet- en regelgeving. Een oplossing is dat afdelingen ook over handhaving onderling afspraken maken. Op grond van de Wgba kan niet worden binnengetreden in woningen. U kunt echter wel teams samenstellen met personen die bevoegd zijn tot binnentreden en personen met andere bevoegdheden. Juist door deze samengestelde teams kan onderzoek en handhaving effectiever plaatsvinden. Bij controle van het adres kan dan worden getoetst of de burger zich houdt aan de verschillende wettelijke verplichtingen. U kunt het handhavingsbeleid van de gemeente hierop inrichten. De signalen die deze teams opvangen kunnen aan de ambtenaar burgerzaken worden doorgegeven. Na de fysieke controle van het adres is het vervolgens aan de ambtenaar burgerzaken om zo nodig nader onderzoek te verrichten en naar aanleiding daarvan te besluiten de GBA wel of niet aan te passen.

3. Nadere informatie

U kunt met vragen over deze circulaire contact opnemen met de helpdesk van het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten op telefoonnummer 088 - 9001000. De informatie is bovendien beschikbaar op de website www.bprbzk.nl. Voor informatie over woonfraude in het algemeen verwijs ik u naar de website van het ministerie van VROM (www.minvrom.nl).

De

Staatssecretaris

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten