Tijdelijke regeling stimulering pilot projecten maatschappelijke stage

[Regeling vervallen per 01-11-2010.]
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2008.
Geldend van 02-07-2008 t/m 31-10-2010

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 juni 2008, nr. VO/S&O/6112, houdende regels voor de stimulering van de pilot projecten in het schooljaar 2008–2009 ten behoeve van de invoering van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (Tijdelijke regeling stimulering pilot projecten maatschappelijke stage)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • CPS: Christelijk Pedagogisch Studiecentrum, een instelling als genoemd in de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten;

  • klokuur: uur van 60 minuten van 60 seconden;

  • maatschappelijke stage: vorm van leren buiten de school waarbij leerlingen in het voortgezet onderwijs vanuit de school door middel van vrijwilligersactiviteiten kennis maken met en een actieve bijdrage leveren aan allerlei aspecten en onderdelen van de samenleving;

  • Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft landbouwonderwijs, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • penvoerder: school, door het samenwerkingsverband binnen een pilot project maatschappelijke stage aangewezen penvoerende school, welke tevens kassier is van datzelfde pilot project maatschappelijke stage;

  • pilotprojectgebied: gebied waarbinnen een pilot project maatschappelijke stage acteert; ten behoeve van artikel 4, derde lid, van deze regeling worden niet alle scholen binnen een pilot project maatschappelijke stage gerekend tot het pilotprojectgebied, maar slechts de scholen die daadwerkelijk participeren in datzelfde pilot project maatschappelijke stage;

  • pilot project maatschappelijke stage: project in het schooljaar 2008–2009 waarbij de penvoerder van het samenwerkingsverband subsidie verkrijgt van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op grond van deze regeling als onderdeel van de gefaseerde invoering van de maatschappelijke stage die informatie moet opleveren over de haalbaarheid, uitvoerbaarheid en het maatschappelijk rendement van de maatschappelijke stage;

  • samenwerkingsverband: verband van minimaal twee of meer scholen en een of meer stagebieders en één van de hiernagenoemde partijen: een stagemakelaar en/of gemeenten, die aan de hand van een schriftelijke verklaring, kunnen aantonen dat zij samenwerken bij het uitvoeren van een pilot project maatschappelijke stage;

  • school: uit ’s Rijks kas bekostigde school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, waaronder begrepen het voorbereidend beroepsonderwijs in een agrarisch opleidingscentrum, bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2. Doelomschrijving

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

De Minister stelt een subsidie beschikbaar in het schooljaar 2008–2009 voor samenwerkingsverbanden in het voortgezet onderwijs die willen participeren in één van de op te richten pilot projecten maatschappelijke stage.

Artikel 3. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

  • 1 Het subsidieplafond voor het schooljaar 2008–2009 ten behoeve van de pilot projecten maatschappelijke stage op grond van deze regeling bedraagt € 15.500.000.

  • 2 In het schooljaar 2008–2009 is een subsidiebedrag beschikbaar van € 200 per stageleerling.

Artikel 4. Criteria subsidiëring pilot projecten maatschappelijke stage

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

  • 1 Bij een aanvraag voor een subsidie in het kader van de pilot projecten maatschappelijke stage dient de penvoerder van het desbetreffende pilot project maatschappelijke stage voor het gehele desbetreffende samenwerkingsverband een activiteitenplan en een begroting in.

  • 2 De te ontvangen subsidie per samenwerkingsverband wordt berekend aan de hand van het aantal stageleerlingen van de deelnemende scholen binnen dat samenwerkingsverband in het schooljaar 2008–2009.

  • 3 Het aantal deelnemende stageleerlingen per pilot project maatschappelijke stage is een aantal dat gelijk staat aan of groter is dan het aantal leerlingen dat jaarlijks binnen het pilotprojectgebied in het voortgezet onderwijs instroomt.

  • 4 Het aantal uren maatschappelijke stage dat is vereist in het schooljaar 2008–2009, is gelijk aan of meer dan 30 klokuren per stageleerling.

  • 5 De Minister houdt bij de behandeling van de aanvragen rekening met geografische spreiding, combinatie in schoolsoorten, de maatschappelijke breedte in de aangeboden stageplaatsen en de wijze waarop bemiddeling en begeleiding vorm krijgen binnen een pilot project maatschappelijke stage.

  • 6 Het in het eerste lid genoemde activiteitenplan en begroting vormen een integraal deel van de aanvraag.

  • 7 In het eerste lid genoemde activiteitenplan is, in ieder geval, de volgende informatie opgenomen:

    • a. Een overzicht van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen;

    • b. naam en adresgegevens van de penvoerder en het aanspreekpunt van het desbetreffende pilot project maatschappelijke stage;

    • c. de namen van de scholen en organisaties die deelnemen aan het desbetreffende pilot project maatschappelijke stage;

    • d. ambitie, doelstellingen en prestaties van het desbetreffende pilot project maatschappelijke stage;

    • e. omvang van het pilot project maatschappelijke stage (aantal stageleerlingen, aantal scholen, aantal stageplaatsen en aantal stagebieders);

    • f. de eventuele inzet van aanvullende middelen (wanneer, hoe en door welke partijen);

    • g. een gedegen financieel plan waarin, in ieder geval, de begrote kosten per leerling en de kosten voor de scholen, stagebieder(s) en bemiddelaar(s) worden weergegeven.

  • 8 De eveneens in het eerste lid genoemde begroting behelst een overzicht van de voor het schooljaar 2008–2009 geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 5. Aanvraag

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

  • 1 Om voor een subsidie in het kader van de pilot projecten maatschappelijke stage in aanmerking te komen dient de penvoerder van het samenwerkingsverband bij CPS een aanvraag in.

  • 2 De aanvraag dient uiterlijk 1 augustus 2008 om 16:00 uur bij CPS te zijn ontvangen.

  • 3 Aanvragen worden afgewezen indien de termijn, genoemd in het tweede lid, is verstreken.

Artikel 6. Beoordelingscommissie

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

  • 1 Er is een Beoordelingscommissie die tot taak heeft de Minister gevraagd en ongevraagd te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.

  • 2 De commissie krijgt een maximale termijn van drie weken na het sluiten van de termijn, genoemd in artikel 5, tweede lid, om een advies aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te zenden en voornoemde adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering. Hierin worden ten minste de onderlinge mate van scoring van de aanvragen alsmede de criteria, genoemd in artikel 4, in verwerkt.

  • 3 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste drie andere leden. Als de commissie bestaat uit een even aantal personen en de stemmen staken, heeft de voorzitter van de commissie een doorslaggevende stem.

  • 4 De leden van de commissie zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

  • 5 De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap benoemt op basis van hun specifieke kennis en deskundigheid de voorzitter en de leden van de commissie voor de duur van de gelding van deze regeling.

  • 6 De commissie stelt in overleg met CPS en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap haar werkwijze vast.

  • 7 CPS coördineert de werkzaamheden van de commissie en zorgt voor secretariële ondersteuning.

  • 8 De leden van de commissie, voor zover geen ambtenaar, ontvangen per vergadering een vergoeding op basis van het Vacatiegeldenbesluit 1988 en de daarop gebaseerde voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geldende bepalingen, waarbij de commissie als algemene commissie in de zin van het Vacatiegeldenbesluit 1988 wordt aangemerkt. De vergoeding bedraagt het maximum dat geldt voor een algemene commissie.

Artikel 7. Beslissing op de aanvraag (subsidieverlening)

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

  • 2 Door de Minister wordt op de aanvragen beslist naar mate van scoring van de Beoordelingscommissie, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de datum waarop de aanvraag naar behoren is aangevuld, geldt als datum van ontvangst.

Artikel 8. Weigering van de subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

  • 1 De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2 De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    • b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 9. Betaling (voorschotten) subsidie

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

  • 1 Nadat een aanvraag is ingediend en het verzoek tot aanvraag is goedgekeurd gaat de Minister over tot het verlenen van voorschotten van het subsidiebedrag.

  • 2 De bevoorschotting wordt in drie delen betaald. Het eerste gedeelte wordt betaald binnen vier weken na de subsidieverlening, het daarop volgende gedeelte in januari 2009 en het derde en laatste gedeelte na overlegging en goedkeuring van de eindverantwoording van het desbetreffende pilot project maatschappelijke stage.

  • 3 Het eerste gedeelte bedraagt 60% van het totale subsidiebedrag; het tweede gedeelte bedraagt 20% van het totale subsidiebedrag; het derde en laatste gedeelte bedraagt eveneens 20% van het totale subsidiebedrag.

Artikel 10. Terugvordering subsidie

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

Onverminderd het gestelde in artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht kan (gedeeltelijke) terugvordering van het subsidiebedrag plaatsvinden.

Artikel 11. Informatielevering

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

  • 1 De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2 De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 12. Verantwoording en verrekening

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

  • 1 De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen of overschotten na afloop van de looptijd van deze subsidie zullen worden teruggevorderd.

  • 2 De subsidie wordt uiterlijk aan het einde van het schooljaar 2008/09 besteed. De verantwoording van de subsidie en de eventueel niet bestede middelen geschiedt in de jaarrekening die op dat jaar betrekking heeft.

  • 3 De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze subsidie.

  • 4 Het samenwerkingsverband legt inhoudelijke verantwoording af over het ingediende activiteitenplan en de opgestelde bevindingen door middel van een eindrapportage, waarin in ieder geval het aantal feitelijk gerealiseerde stageplaatsen wordt genoemd.

  • 5 De eindrapportage wordt gezonden aan CPS vóór 15 september 2009.

  • 6 Er zal onderzoek worden gedaan naar het bereikte effect /resultaat van deze subsidie. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoeken die zijn gericht op het verschaffen van nadere informatie over de uitvoering van de subsidieregeling. Daartoe zal vanwege de Minister een of meerdere enquêtes worden gehouden.

Artikel 13. Intentieverklaringen

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

  • 1 De Minister wijst de initiatieven aan die naar hun aard vallen onder de werking van deze regeling en waar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ten aanzien van die initiatieven intentieverklaringen heeft ondertekend.

  • 2 De Minister stuurt de intentieverklaringen aan de Beoordelingscommissie voor ambtshalve advies.

  • 3 Naast de in het eerste lid genoemde intentieverklaringen stelt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de zojuist genoemde en eventueel toekomstige intentieverklaringen met maatschappelijke organisaties per toegezegde en gerealiseerde stageplaats € 10 beschikbaar.

  • 4 Voor de in artikel 13 genoemde intentieverklaringen is een subsidiebedrag beschikbaar van € 750.000.

Artikel 14. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 november 2010.

Artikel 15. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-11-2010]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling stimulering pilot projecten maatschappelijke stage.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart