Inleiding
1. Ondernemingen die in Nederland zijn gevestigd dienen te worden ingeschreven in
het handelsregister op grond van artikel 5 Handelsregisterwet 2007, verder genoemd ‘de wet’.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan nader worden bepaald wanneer sprake is van
een onderneming in de zin van de wet op grond van artikel 8 onder b van de wet verder genoemd ‘een onderneming’.
3. In artikel 2 Handelsregisterbesluit 2008 is neergelegd wanneer sprake is van een onderneming. Op grond van het eerste lid
is sprake van een onderneming indien een voldoende zelfstandig optredende organisatorische
eenheid van één of meer personen bestaat waarin door voldoende inbreng van arbeid
of middelen, ten behoeve van derden diensten of goederen worden geleverd of werken
tot stand worden gebracht met het oogmerk daarmee materieel voordeel te behalen. Op
grond van het tweede lid is van een onderneming geen sprake indien er, naar het oordeel
van de kamer onvoldoende omvang van activiteiten of omzet is.
4. De definitie is gebaseerd op bestaande jurisprudentie, waaronder onder andere HR
13 januari 1966 NJ 1966, 189, HR 12 december 1989, NJ 1990, 433 en CBb 26-9-2000,
JOR 2000, 236 (zie § 3.2.1. van de Nota van toelichting bij het Handelsregisterbesluit 2008).
5. De kamer dient een afweging te maken of de opgegeven entiteit een onderneming is,
door de omstandigheden van het geval te toetsen. De elementen die in de definitie
zijn te onderscheiden moeten ‘voldoende’ aanwezig zijn. Daarbij is er geen sprake
van een onderneming indien er, naar het oordeel van de kamer, onvoldoende omvang van
activiteiten of omzet is.
Het ondernemingsbegrip bij een naamloze vennootschap (N.V.), een besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid (B.V.), of coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij
1. Aan een N.V., B.V., coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij behoort in beginsel
een onderneming toe. Dit aangezien er vrijwel altijd sprake is van een voldoende zelfstandig
optredende organisatorische eenheid van één of meer personen waarin door voldoende
inbreng van arbeid of middelen, ten behoeve van derden diensten of goederen worden
geleverd of werken tot stand worden gebracht met het oogmerk daarmee materieel voordeel
te behalen. Bestaande jurisprudentie bevestigt dit (zie onder andere het ANP-arrest
( HR 17-4-1939, NJ 1939, 690), het Coöperatieve Flatexploitatievereniging ‘Mariahoeve’-arrest
(HR 13-1-1966, NJ 1966, 189) en het Hirschmann-arrest (HR 22-1-1989, NJ 1990, 433)).
Ook aan een N.V., B.V., coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, waarin alleen
vermogen wordt beheerd, behoort altijd een onderneming toe (zie Cheops Holding, CBb
26-9-2000, JOR 2000, 236).
2. Aan deze rechtspersonen behoort geen onderneming toe als er per saldo feitelijk
geen middelen (meer) aanwezig zijn (zie het Hirschmann-arrest (HR 22-1-1989, NJ 1990,
433). In geval van een vennootschap welke alleen bestemd is voor het uitvoeren van
pensioenverplichtingen wordt daarentegen wel een onderneming geacht aanwezig te zijn.
Het ondernemingsbegrip bij een Europese naamloze vennootschap (SE), een Europese Coöperatieve
vennootschap (SCE), een Europees economisch samenwerkingsverband (E.E.S.V.) en buitenlandse
kapitaalvennootschap met een vestiging in Nederland
Aan een SE met een vestiging in Nederland, een SCE met een vestiging in Nederland,
een E.E.S.V. met een vestiging in Nederland en een buitenlandse kapitaalvennootschap
met een vestiging in Nederland behoort een onderneming toe aangezien, naar analogie
van hetgeen onder de passage met betrekking tot de naamloze vennootschap is gesteld,
vrijwel altijd sprake zal zijn van een voldoende zelfstandig optredende organisatorische
eenheid van één of meer personen waarin door voldoende inbreng van arbeid of middelen,
ten behoeve van derden diensten of goederen worden geleverd of werken tot stand worden
gebracht met het oogmerk daarmee materieel voordeel te behalen.
Het ondernemingsbegrip bij een vennootschap onder firma (waaronder begrepen de commanditaire
vennootschap) en ‘openbare maatschap’
Voorafgaand aan de invoering van Titel 7.13 BW, wordt aan een VOF, CV of een openbare
maatschap die is gevestigd in Nederland geacht een onderneming toe te behoren.
Deze rechtsfiguren worden na invoering van Titel 7.13 BW een openbare vennootschap.
Aan een openbare vennootschap behoort altijd een onderneming toe zoals ook beschreven
in artikel 1 Hoofdstuk 3 van de Invoeringswet Titel 7.13 BW. De onderneming toebehorende
aan een openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid is inschrijfplichtig indien
deze in Nederland is gevestigd.
Het ondernemingsbegrip bij de overige rechtsvormen
Overige rechtsvormen waaraan een onderneming kan toebehoren zijn:
-
– eenmanszaak
-
– rederij
-
– vereniging
-
– stichting
-
– kerkgenootschap
-
– publiekrechtelijke rechtspersoon
-
– overige Nederlandse privaatrechtelijke rechtspersonen
-
– buitenlandse rechtsvormen met een vestiging in Nederland, anders dan kapitaalvennootschappen
Onderstaand toetsingskader dient ter beantwoording van de vraag of aan de bovengenoemde
overige rechtsvormen een onderneming in de zin van de wet toebehoort of niet. Ook
aan een stille maatschap, of na invoering van Titel 7.13 BW een stille vennootschap, kan een onderneming toebehoren indien de activiteiten van
de maatschap in Nederland als zodanig kwalificeren. De maten, respectievelijk vennoten,
maken aannemelijk dat de samenwerkingsvorm een stille maatschap betreft.
Toetsingskader wel of geen onderneming in de zin van de Handelsregisterwet 2007 voor overige rechtsvormen
1. Om na te gaan of sprake is van een onderneming worden allereerst de onder het hieronderstaande
kopje ‘Toetsingscriteria’ onder A genoemde criteria gehanteerd. Deze criteria worden
door de Belastingdienst gehanteerd bij het beoordelen of er sprake is van een ondernemer
in de zin van de Wet op de Omzetbelasting (BTW). Als is voldaan aan deze criteria is doorgaans sprake van een onderneming in
de zin van de wet, tenzij niet voldaan wordt aan de criteria van het eerste lid van
artikel 2 van het Handelsregisterbesluit 2008.
Zo kan een vereniging, stichting, kerkgenootschap of publiekrechtelijke rechtspersoon
in bepaalde gevallen worden aangemerkt als ondernemer in de zin van de omzetbelasting,
maar is er geen sprake van een onderneming als aan het deel van de uitgeoefende activiteiten
in kwestie geen oogmerk tot het behalen van materieel voordeel is verbonden. Bij het
beoordelen of er sprake is van een dergelijk oogmerk is de bestemming van de winst
niet relevant en is bestaande jurisprudentie mede richting gevend.
Ook aan een vennoot van een openbare vennootschap of een bestuurder/groot aandeelhouder
(dga) van een rechtspersoon behoort geen onderneming toe omdat deze persoon niet zelfstandig
en extern optreedt.
2. Ook als geen sprake is van een ondernemer in de zin van de omzetbelasting, kan
sprake zijn van een onderneming. Er is doorgaans sprake van een onderneming als de
ondernemer 15 uur per week of meer in de onderneming werkzaam is.
3. Als er minder dan 15 uur per week wordt gewerkt, kan sprake zijn van een onderneming.
Hierbij kan worden gedacht aan ondernemingen die naar hun aard niet steeds 15 uur
per week vergen. Deze ‘restantgevallen’ kunnen worden getoetst aan de hand van een
aantal ‘best practice’ criteria zoals het ontbreken van een gezagsverhouding; een
zekere inbreng of investering; een oogmerk tot het behalen van materieel voordeel
en het naar buiten handelen onder een bepaalde naam.
4. Ook incidenteel beroeps- of bedrijfsmatig handelen, kan worden aangemerkt als het
drijven van een onderneming. Hierbij kan worden gedacht aan het eenmalig op commerciële
wijze organiseren van een popfestival.
5. Als sprake is van voorbereidende handelingen tot het starten van de eigenlijke
ondernemingsactiviteiten, kan eveneens sprake zijn van een onderneming. Hierbij kan
bijvoorbeeld worden gedacht aan een BV io.
6. Als na het doorlopen van de voorgaande stappen niet zonder meer komt vast te staan
dat sprake is van een onderneming, wordt aan de criteria als hieronder in de ‘Toetsingscriteria’
onder B genoemd (Voldoende omvang), getoetst. De Kamers van Koophandel kunnen hierbij
degene die de opgave doet om bewijzen vragen.
Toetsingscriteria
Tijdstip toepassing van deze beleidsregel
De Kamers van Koophandel passen deze beleidsregel toe met ingang met ingang van 1
juli 2008.