9.1. Actoren onder de zorg van de Minister van Verkeer en Waterstaat
Minister van Verkeer en Waterstaat (1945–)
De Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de beleidsverantwoordelijkheid
voor de scheepvaart. De minister heeft bestuurlijke, regelgevende en toezichthoudende
bevoegdheden ten aanzien van de scheepvaart.
In de loop der tijd hebben uiteenlopende dienstonderdelen van het ministerie een rol
gespeeld.
In de jaren 1945–1980 heeft de bemoeienis van de rijksoverheid met de zeescheepvaart
zich steeds voltrokken onder verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat
en de Minister van Defensie. De laatstgenoemde minister had de zorg voor een veilige
beloodsing en voor de betonning, bebakening en verlichting van de voor de zeevaart
openstaande Nederlandse wateren, op het Nederlandse gedeelte van het continentale
plat en op het IJsselmeer, en voor de radardienst en de kustwacht. Vrijwel alle overige
activiteiten van de rijksoverheid ten aanzien van de scheepvaart vielen in deze periode
onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat.
In de loop der tijd ontstond kritiek op de taakverdeling tussen de beide ministeries.
Ondanks het feit dat de band tussen het loodswezen en betonning met Defensie in de
historie wortelde en bij dat ministerie de benodigde nautische expertise en logistieke
voorzieningen aanwezig waren, vielen deze taken buiten de eigenlijke defensiedoelstelling.
Een tweede bron van kritiek vormde de versnippering van verantwoordelijkheden, hetgeen
naar het oordeel van velen een slagvaardig maritiem overheidsbeleid en een doelmatig
optreden belemmerden. Met de instelling van het Directoraat-Generaal Scheepvaart en
Maritieme Zaken (DGSM) werd getracht aan deze situatie een einde te maken. In het
nieuwe directoraat-generaal werden opgenomen het Directoraat-Generaal van Scheepvaart,
het rijksloodswezen en de op de zeescheepvaart betrekking hebbende activiteiten van
Rijkswaterstaat.
DGSM
Binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat berustte de beleidsverantwoordelijkheid
van 1980 tot 1996 bij het Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken. Oogmerk
van de instelling van DGSM was de wens van de regering om te komen tot een grotere
eenheid van maritiem bestuur.
Het DGSM kende twee beleidsdirecties: de Directie Maritiem Vervoer en de Directie
Scheepvaartverkeer. Tevens waren er twee uitvoerende directies: de Vaarwegmarkeringsdienst
en de Scheepvaartinspectie.
De Directie Maritiem Vervoer hield zich bezig met het vervoersbeleid voor de maritieme
sector. Het ging hierbij zowel om de vanuit Nederland beheerde schepen als om de zeescheepvaart
die de Nederlandse havens aandoet. De Directie Scheepvaartverkeer richtte zich op
de verkeersaspecten van de zeescheepvaart, waaronder zowel de technische veiligheid
van de schepen en de veiligheid van de lading en de bemanning, als het nautisch beheer
van de scheepvaartwegen werd begrepen.
De Scheepsmetingsdienst
De Scheepsmetingsdienst (SMD) was tot 1993 een zelfstandige operationele eenheid van
DGSM. Met ingang van 1993 vormde de SMD de Afdeling Scheepsmeting van de Scheepvaartinspectie.
Taak van de SMD/Afdeling Scheepsmeting was het meten, identificeren, registreren en
brandmerken van schepen, alsmede het afgeven van bijbehorende documenten, overeenkomstig
de internationale en nationale regelgeving ter zake.
De Scheepvaartinspectie
De Scheepvaartinspectie (SI) was belast met het toezicht op de veiligheid van de Nederlandse
schepen alsmede met het toezicht op de milieuvriendelijkheid van de scheepvaart. De
grondslag voor de taken van de SI vormden onder andere de Schepenwet uit 1909, het Schepelingenbesluit uit 1937 en het Schepenbesluit uit 1965. In het kader van de toezichthoudende taak verrichtte de Scheepvaartinspectie
onder meer de volgende activiteiten:
-
– het inspecteren van schepen voor wat betreft de constructie en inrichting;
-
– het keuren van uitrustingsstukken;
-
– het keuren van deskundigen;
-
– het toezien op het laden en lossen van gevaarlijke en milieuschadelijke stoffen;
-
– het inspecteren van schepen in het kader van havenstaatcontrole (Port State Control);
-
– het controleren van certificaten en andere scheepsdocumenten;
-
– het aanhouden van schepen;
-
– het onderzoeken van ongevallen en overtredingen.
Tot 1992 kende de Scheepvaartinspectie een gedecentraliseerde organisatie, waarbij
de Scheepvaartinspectie Zeevaart werkte vanuit de districten Rotterdam, Groningen
(beide voor de koopvaardij) en IJmuiden (voor de visserij) en de Scheepvaartinspectie
Rijn- en Binnenvaart was gevestigd te Rotterdam. Met ingang van 1992 kende de Scheepvaartinspectie
een nieuwe organisatiestructuur: de SI was vanaf toen op één locatie gevestigd: Rotterdam.
De ‘Scheepvaartinspectie nieuwe stijl’ bestond uit een op afstand geplaatste toezichthoudende
overheidsdienst, die zeven organisatie-eenheden omvat: de Afdeling Rijn- en Binnenvaart,
de Afdeling Koopvaardij, de Afdeling Visserij, de Afdeling Scheepsmeting, de Afdeling
Bemanningszaken, de Afdeling Onderzoek Ongevallen en de Afdeling Algemene Ondersteuning.
In 1997 ging het DGSM samen met een deel van het DG Vervoer op in het nieuwe DG Goederenvervoer
(DGG). De Scheepvaartinspectie en de Vaarwegmarkeringsdienst maakten in eerste instantie
deel uit van het DGG. Daarnaast vormden ook de Rijksverkeersinspectie, de directies
Transportveiligheid en Vervoerssectoren en het Project Betuweroute onderdeel van het
DGG. In 2001 vond een ingrijpende reorganisatie bij het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat plaats. Met deze reorganisatie werd beoogd de taken beleid, handhaving
en uitvoering te scheiden. Daartoe is onder andere per 1 juli 2001 de Inspectie Verkeer
en Waterstaat (IVW) ingesteld. Met deze reorganisatie is onder andere de Scheepvaartinspectie
bij het DGG weggehaald en overgebracht naar de Inspectie Verkeer en Waterstaat.
De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW)
De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) bewaakt en bevordert de veiligheid van het
transport op de weg, over water, in de lucht en op het spoor. Zij geeft vergunningen
af en ziet toe op de naleving van wet- en regelgeving. De inspectie stelt zich ten
doel om burgers en bedrijven zo goed mogelijk te informeren over de werkwijze en resultaten
van haar toezicht. Hiermee draagt de IVW bij aan een veilig, leefbaar en bereikbaar
Nederland, met zo weinig mogelijk ongelukken, incidenten en milieuvervuiling. De toezichtfuncties
van de inspectie zijn verdeeld over twaalf domeinen van toezicht. Een domein van toezicht
sluit aan bij de wet- en regelgeving en kent een netwerk van bedrijven en instanties
zoals een brancheorganisatie. De twaalf domeinen van toezicht zijn: koopvaardij, visserij,
binnenvaart, taxivervoer, busvervoer, goederenvervoer (over de weg), luchthavens en
luchtruim, luchtvaarttechnische bedrijven, luchtvaartoperationele bedrijven, spoor,
tram en metro en waterbeheer.
In het land zijn diverse toezichteenheden gevestigd (tot 2005 divisies geheten). Deze
eenheden doen het inspectiewerk. De toezichteenheden controleren ook vergunningaanvragen.
Aan de hand van wetgeving toetsen zij of de aanvrager van een vergunning aan de gestelde
eisen voldoet om een bepaalde activiteit te mogen uitvoeren. Verder analyseren zij
inspectiegegevens en ontwikkelen, beheren en delen zij kennis.
Voor dit BSD is met name de in Rotterdam gevestigde toezichteenheid Zeevaart (TEZ)
van belang. Veel taken die voorheen bij de Scheepvaartinspectie berustten, vallen
nu onder deze eenheid.
De TEZ bestaat uit diverse units. De units Inspectie Vlaggenstaat en Inspectie Havenstaat
voeren risico- incident-, ongevals- en actualiteitsgebaseerd onderzoek uit naar de
naleving en de situatie in het werkveld. De Inspectie gevaarlijke Stoffen voert inspecties
uit op het werkterrein gevaarlijke stoffen. De unit Kennis, Advies en Berichtgeving
is gericht op domeinkennis op alle niveaus. Daaronder valt technische inhoudelijke
kennis van alle aspecten van de scheepvaart (inclusief arbo, milieu, security etc.)
en ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en de maatschappelijke context
van de scheepvaart. De kennisfunctie is naar de onderzoeksstandaarden gericht op het
bevorderen van naleving door voorlichting, assistentie en advies. Het advies kent
aspecten als technisch, organisatorisch en ondersteuning bij bewijsvoering en interpretatie.
De unit Toelating en Continuering is eindverantwoordelijk voor toelating en continuering
op het domein zeevaart. De unit gaat na in hoeverre verantwoordelijkheden door andere
(al dan niet erkende) partijen worden ingevuld door het uitvoeren van verticale audits
en steekproeven op adviezen. Zolang de ambitie tot het leggen van uitvoerende werkzaamheden
in de markt niet is gerealiseerd, worden onder de verantwoordelijkheid van deze unit
de certificerende inspecties uitgevoerd.
Vaarwegmarkeringsdienst
De Vaarwegmarkeringsdienst (VMD) was belast met de vaarwegmarkering op de Noordzee,
de Waddenzee en de aanlooproutes naar de grote zeehavens. In dit verband plaatste,
verwijderde en onderhield de VMD zowel drijvende als vast opgestelde vaarwegmarkeringsobjecten.
De Vaarwegmarkeringsdienst is per 1 januari 2001 bij Rijkswaterstaat ondergebracht
en in december 2001 gefuseerd met de directie Noordzee van Rijkswaterstaat. Het DGG
hield zich vanaf toen uitsluitend met het beleid voor goederenvervoer bezig (dit valt
onder een ander beleidsterrein, ‘Goederenvervoer’). Natuurlijk waren er wel raakvlakken
met handhaving en uitvoering, en onderhield DGG contact dan ook met IVW en Rijkswaterstaat.
In 2005 is het DG Transport en Luchtvaart (DGTL) ingesteld. Het DGTL werkt in programma’s,
verdeeld over de onderwerpen Continentaal Transport, Maritiem Transport, Luchtvaart
en Luchthavens. Daarnaast zijn er enkele strategische projecten waarin tijdelijk aan
urgente beleidsonderwerpen wordt gewerkt.
Het programma Maritiem Transport is onderverdeeld in Zeehavens, Zeevaart en Beveiliging
(security) en het strategische Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
Zeehavens richt zich op het vergroten van de internationale concurrentiekracht van
de Nederlandse zeehavens. Dit gebeurt onder meer door overheidsinterventies in de
havens te stroomlijnen en het ondernemings- en vestigingsklimaat te verbeteren. Zeevaart
richt zich op het bevorderen van veilige, efficiënte en duurzame zeevaart. Om ervoor
te zorgen dat Nederland een sterke en innovatieve maritieme sector houdt, is er veel
aandacht voor het veiligstellen van een internationaal competitief vestigingsklimaat.
Verder richt Zeevaart zich onder meer op het bevorderen van short sea shipping.
Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam houdt zich bezig met het versterken van
de positie van de Rotterdamse haven. Door de aanleg van een nieuwe Maasvlakte moet
er ruimte komen voor het haven- en industriegebied. Tegelijkertijd dient de kwaliteit
van de leefomgeving te verbeteren.
De afgelopen jaren is de beveiliging van de transport- en logistieke sector hoog op
de nationale en internationale agenda komen te staan. Met het oog hierop is het onderdeel
Beveiliging (security) in het leven geroepen.
Adviescommissie Investeringspremie Zeescheepvaart (1976–1982)
De Adviescommissie Investeringspremie Zeescheepvaart is in 1976 ingesteld bij Beschikking
Investeringspremie Zeescheepvaart 1976 (Stcrt. 1976/124). De commissie heeft bestaan
tot 1982, toen zij werd opgevolgd door de Adviescommissie Steunverlening Zeescheepvaart.
Taak van de commissie was het adviseren van de Minister van Verkeer en Waterstaat
inzake de toekenning van een premie op grond van de Investeringspremieregeling Zeescheepvaart. Het voorzitterschap en het secretariaat berustten bij de Minister van Verkeer en
Waterstaat.
Adviescommissie Maritieme onderzoeksinfrastructuur (cie. Zandbergen) (1993–1994)
In 1993 is de Adviescommissie maritieme onderzoeksinfrastructuur (Commissie Zandbergen)
ingesteld. Deze commissie had tot taak de voorstellen te doen voor de structuur en
de strategie van het Nederlands maritiem gericht onderzoek. De aanbevelingen van de
Commissie Zandbergen hebben ertoe geleid dat de Stichting CMO als centraal coördinerend
orgaan vervangen werd door het Nederlands Instituut voor Maritieme ontwikkeling (NIM).
Adviescommissie Steunverlening Zeescheepvaart (1982–1993)
De Adviescommissie Steunverlening Zeescheepvaart is ingesteld bij ministeriële regeling
van 23 augustus 1982 (Stcrt. 1982/165), als opvolger van de Adviescommissie Investeringspremie
Zeescheepvaart. De commissie is opgeheven in 1993 en had tot taak het adviseren van
de Minister van Verkeer en Waterstaat inzake de toekenning van een premie in het kader
van de Investeringspremieregeling Zeescheepvaart. Het voorzitterschap en het secretariaat berustten bij de Minister van Verkeer en
Waterstaat.
Algemene Commissie tot Voorkoming van Arbeidsongevallen Zeevarenden (1981–)
De Algemene Commissie tot Voorkoming van Arbeidsongevallen Zeevarenden is in 1981
ingesteld bij wijziging van de Schepenwet. De commissie is een permanent adviesorgaan dat optreedt ter zake van het van overheidswege
nemen van maatregelen ter bevordering van de veiligheid op schepen, met name ter voorkoming
van arbeidsongevallen van zeevarenden. De commissie bevat zowel ambtelijke als niet-ambtelijke
leden. De ambtelijke leden worden benoemd uit de departementen van Verkeer en Waterstaat,
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs en Wetenschappen. De niet-ambtelijke
leden worden door de Minister van Verkeer en Waterstaat benoemd op voordracht van
werkgevers- en werknemersorganisaties. Het secretariaat van de commissie berust bij
de Minister van Verkeer en Waterstaat.
Commissie Binnenvaartrampenwet (1931–1999)
De Commissie Binnenvaartrampenwet is ingesteld bij wet (Binnenvaartrampenwet 1931)
en was samengesteld uit een voorzitter, een secretaris en acht bijzitters. De leden
van de Commissie werden door de Minister van Verkeer en Waterstaat benoemd. De Commissie
was gevestigd te Rotterdam. Taak van de Commissie was het instellen van onderzoek
met betrekking tot ongevallen met zeeschepen. In tegenstelling tot de Raad voor de
Scheepvaart had de Commissie Binnenvaartrampenwet geen tuchtrechtelijke bevoegdheden.
In 1999 ging de commissie op in de Raad voor de Transportveiligheid.
Commissie brede heroverweging loodswezen/Adviescommissie brede heroverweging loodswezen
(1995–1997)
De Commissie brede heroverweging loodswezen werd in 1995 ingesteld door de Minister
van Verkeer en Waterstaat. De commissie had tot taak op basis van verkenningen in
de scheepvaartsector en een evaluatie van het tot dan toe gevoerde beleid aanbevelingen
te doen aan de minister teneinde de totale structuur van het loodsen van zeeschepen
in Nederland te verbeteren. De instelling van de commissie moet worden gezien in het
licht van het gewenste niveau van veiligheid en vlotheid van het scheepvaartverkeer,
de concurrentiepositie van de Nederlandse zeehavens en de Europese en nationale mededingingsregels.
In 1997 bracht de commissie haar eindrapport uit.
Begin 1997 werd de commissie opgevolgd door de Adviescommissie brede heroverweging
loodswezen. Deze commissie had exact dezelfde taken als haar voorganger. Medio 1997
bracht de commissie haar eindrapport, waarna zij werd opgeheven.
Commissie Interdepartementaal Overleg Zeegaande Vaartuigen (IOZV) (1987–)
De Commissie IOZV is ingesteld bij ministeriële regeling van 23 januari 1987, Stcrt.
39, van de Minister van Verkeer en Waterstaat. De commissie bestaat uit een voorzitter,
een secretaris en acht leden. De voorzitter en secretaris worden benoemd door de Minister
van Verkeer en Waterstaat, de acht leden worden aangewezen door de ministers van Verkeer
en Waterstaat, Justitie, Binnenlandse Zaken, Financiën, Defensie, Onderwijs en Wetenschappen,
Economische Zaken en Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Taak van de Commissie
IOZV is het jaarlijks adviseren van de betrokken ministers over:
-
– het interdepartementaal gebruik van de bestaande civiele zeegaande rijksvaartuigen;
-
– de verwerving van civiele zeegaande vaartuigen voor de rijksoverheid;
-
– de verwerving van zeegaande vaartuigen ten behoeve van stichtingen of andere instellingen
die geheel of oerwegend door de rijksoverheid worden gesubsidieerd.
Commissie van advies arbeids- en rusttijden zeescheepvaart (1973–1998)
De Commissie is in 1973 ingesteld bij de Wet arbeids- en rusttijden zeescheepvaart
(Stb. 380). De commissie bestond uit zeven leden, waarvan er twee afkomstig waren
van werkgeversorganisaties en twee van werknemersorganisaties. De overige drie leden
werden door de Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen, waarvan een in overeenstemming
met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Taak van de commissie was het adviseren van de Minister van Verkeer en Waterstaat
-
– inzake aangevraagde ontheffingen van de bij of krachtens de Wet arbeids- en rusttijden
zeescheepvaart gestelde voorschriften;
-
– op diens verzoek of uit eigener beweging inzake alle aangelegenheden, betrekking hebbende
op de arbeids- en rusttijden in de zeescheepvaart.
-
– Met het intrekken van de Wet arbeids- en rusttijden zeescheepvaart in 1998 werd de
commissie opgeheven.
Commissie van beroep voor loodsenexamens (1988–)
De Commissie van beroep voor loodsenexamens behandelt beroeps- en bezwaarschriften
tegen besluiten genomen door de commissie voor de verklaringhouders.
Commissie Vervoer over Zee (1982–)
De Commissie Vervoer over Zee is in 1982 ingesteld bij de Wet vervoer over zee (Stb. 629) en heeft tot taak het uit eigener beweging dan wel op verzoek adviseren
van de Minister van Verkeer en Waterstaat inzake het vervoer over zee. De commissie
bestaat uit een voorzitter, een secretaris en een onbepaald aantal ambtelijke en niet-ambtelijke
leden, die allen door de Minister van Verkeer en Waterstaat worden benoemd.
Commissie Verzelfstandiging Loodsdienst (1989–1990)
De Commissie Verzelfstandiging Loodsdienst is in 1989 ingesteld door de Minister van
Verkeer en Waterstaat naar aanleiding van het verschijnen van het rapport Verzelfstandiging
van de Loodsdienst (Tweede Kamer 1988–1989, 21210, nr. 2) van de Algemene Rekenkamer
en naar aanleiding van het optreden van onbedoelde financiële effecten voor het Rijk,
de loodsen als voor bepaalde categorieën scheepvaart na het verzelfstandigen van de
loodsdienst. De commissie had als taak oplossingen voor de financiële problemen aan
te dragen. Er is geen instellingsbesluit van de commissie.
Commissie voor de examens van de scheepswerktuigkundigen (1935–2002)
Zie de beschrijving bij de actor ‘Examencommissies’.
Commissie voor de Stuurliedenexamens (1935–2002)
Zie de beschrijving bij de actor ‘Examencommissies’.
Commissie voor de zeevisvaartexamens (1935–2002)
Zie de beschrijving bij de actor ‘Examencommissies’.
Commissie Wijnolst (1989)
De Commissie Wijnolst, genoemd naar de voorzitter prof. dr. ir. N. Wijnolst, is in
1989 ingesteld met als taak het adviseren van de Minister van Verkeer en Waterstaat
inzake de eventuele voortzetting van de Investeringspremieregeling Zeescheepvaart. De commissie heeft op 13 oktober 1989 een rapport uitgebracht onder de titel ‘IPZ
Investeringspremieregeling Zeescheepvaart. Evaluatie 1976–1989. Vooruitblik 1990–2000’.
Coördinator/adviseur Privatisering Maritieme Zaken (1983–1988)
Deze niet-ambtelijke adviseur/coördinator werd in 1983 door de Minister van Verkeer
en Waterstaat benoemd om namens haar het overleg te voeren met de bij de verzelfstandiging
en integratie van de rijks- en gemeentelijke loodsdiensten betrokken partijen.
Coördinerende raad (1984–1985)
De Coördinerende Raad werd ingesteld in 1984 door de Minister van Verkeer en Waterstaat
en was samengesteld uit de adviseur/coördinator Privatisering Maritieme Zaken, de
directeur-generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken en de directeur van het gemeentelijk
havenbedrijf Rotterdam. Taak van de Raad was het voeren van het ambtelijk eindoverleg
tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de gemeente Rotterdam over de aanpak
van de verzelfstandiging en de integratie van de Rijks- en gemeentelijke loodsdiensten.
Er is geen instellingsbesluit van de Coördinerende Raad. De raad werd in 1985 weer
opgeheven.
Examencommissies (1935–2002) (werden in de laatste decennia van de 19e eeuw ingesteld)
Een drietal rijkscommissies was belast met het afnemen van Rijksexamens ter verkrijging
van zeevaart- en zeevisvaartdiploma‘s: de Commissie voor de Stuurliedenexamens, de
Commissie voor de examens van de scheepswerktuigkundigen en de Commissie voor de zeevisvaartexamens.
Bij Koninklijk besluit van 5 mei 1877 (Stb 98) werden de stuurliedenexamens geregeld.
In dat besluit wordt gesteld dat er een examencommissie is, waarbij examens afgenomen
kunnen worden. Dit was tegelijkertijd de eerste aanstelling van de commissie voor
stuurliedenexamens. Een officieel instellingsbesluit was er niet. De Voorzitter en
de leden werden steeds jaarlijks aangesteld .
De Commissie voor examens voor scheepswerktuigkundigen werd per KB van 18 maart 1891
(Stb. 76) in het leven geroepen. In het begin van de 20ste eeuw werd er ook een Examencommissie
voor de zeevaartdiploma’s ingesteld. De voorzitter van de examencommissie stuurlieden
was ook de voorzitter van de voorzitter van de Examencommissie voor de zeevisvaartdiploma’s.
De Commissie voor de Stuurliedenexamens en de Commissie voor de examens van de scheepswerktuigkundigen
werden beide formeel ingesteld bij de Wet op de zeevaartexamens van 1935, de Commissie
voor de zeevisvaartexamens bij de Wet op de zeevischvaartexamens van 1935.
Zowel de voorzitters als de secretarissen van de commissies waren door de Minister
van Verkeer en Waterstaat aangewezen ambtenaren van diens departement. In de praktijk
werd het voorzitterschap van de drie examencommissies vervuld door één persoon; hetzelfde
gold voor het secretarisschap. De voorzitter van de commissies komt als aparte actor
in het BSD voor.
Zo rond 1990 werden de 3 examencommissies niet meer voluit genoemd, maar werd informeel
met de naam Examencommissie Zeevaartdiploma’s volstaan. In 2002 stopten de examencommissies
met hun werkzaamheden, al werden er daarna nog wel diploma’s uitgereikt.
In de selectielijst zijn de drie commissies ondergebracht bij 11.16 ‘Examencommissies.’
Interdepartementale Commissie Interimregeling Zeescheepvaart (1993)
Deze commissie had als taak het adviseren van de Minister van Verkeer en Waterstaat
inzake de toekenning van een stimuleringspremie op grond van de Interimregeling stimulering zeescheepvaart 1993. In afwachting van het van kracht worden van de Wet stimulering zeescheepvaart was
in 1993 de Interimregeling stimulering zeescheepvaart 1993 van kracht. Doel van deze ministeriële regeling was het bevorderen van de ingebruikname
van moderne, hoogwaardige schepen van niet ouder dan vijf jaar. De Interimregeling voorzag in de toekenning van een stimuleringspremie voor het aanschaffen of het in
rompbevrachting nemen van zeeschepen. In deze Commissie waren vertegenwoordigd de
Minister van V&W (voorzitter en secretaris), de ministeries van Economische Zaken
en Financiën, en de Nederlandse Investerings Bank (NIB).
Interdepartementale Commissie voor Noordzeeaangelegenheden (ICONA) (1977–1999)
De ICONA is in 1977 ingesteld bij ministeriële regeling van de Minister van Verkeer
en Waterstaat. De ICONA was belast met de algemene coördinatie ten behoeve van de
voorbereiding en uitvoering van het regeringsbeleid met betrekking tot Noordzeeaangelegenheden,
daarbij onverlet latend het werk van andere interdepartementale overlegorganen. De
ICONA voerde deze taak onder meer uit door het voeren van interdepartementaal overleg
en het adviseren van de betrokken ministers, c.q. de ministerraad. Het secretariaat
van de ICONA berustte bij Rijkswaterstaat. Bij besluit van Stcrt. 1999/ 57 ingetrokken.
Landelijke commissie van gecommitteerden (1995–)
Kapiteins van een schip zijn verplicht om tijdens de vaart van een zeeschip op bepaalde
wettelijk aangewezen scheepvaartwegen gebruik te maken van de diensten van een loods.
Het is mogelijk om vrijstelling van deze loodsplicht te verkrijgen indien aan het
zogeheten verklaringhoudersexamen is voldaan.
Op grond van het Besluit verklaringhouders Scheepvaartverkeerswet (Stb. 1995/396), art. 12 houdt de Landelijke commissie van gecommitteerden toezicht op de verklaringhoudersexamens.
De voorzitter en de secretaris van de commissie worden door de Minister van V&W benoemd
voor een periode van vier en zijn hernoembaar. Per regio worden gecommitteerden benoemd.
Overkoepelend Rationaliserings-Overleg (ORO) (1978–1987)
Het ORO is een in 1978 door de Minister van Verkeer en Waterstaat ingesteld tripartiet
overlegkader, waarin vertegenwoordigers van de ministeries van Verkeer en Waterstaat,
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs en Wetenschappen, De Koninklijke Nederlandse
Redersvereniging en de Federatie van Werknemersorganisaties in de Zeevaart overleg
pleegden met betrekking tot diverse aspecten van de rationalisering van de bedrijfsvoering
van de zeescheepvaart. In 1987 werd dit orgaan opgevolgd door het Tripartite Overleg
Zeescheepvaart (TOZ).
Permanent overlegorgaan verkeersveiligheid (1992–)
Deze actor heeft als taak het adviseren van de Minister van Verkeer en Waterstaat
inzake zeescheepvaartaangelegenheden, in het bijzonder met betrekking tot de veiligheid
van het zeescheepvaartverkeer. Zie ook de actor Raad voor Verkeer en Waterstaat.
Permanent overlegorgaan waterbeheer en Noordzeeaangelegenheden (1992–)
Deze actor heeft als taak het adviseren van de Minister van Verkeer en Waterstaat
inzake zeescheepvaartaangelegenheden, in het bijzonder met betrekking tot de scheepvaart
op de Noordzee. Zie ook de actor Raad voor Verkeer en Waterstaat.
Permanent overlegorgaan verkeersinfrastructuur (1992–)
Deze actor heeft als taak het adviseren van de Minister van Verkeer en Waterstaat
inzake zeescheepvaartaangelegenheden, in het bijzonder met betrekking tot de maritieme
infrastructuur. Zie ook de actor Raad voor Verkeer en Waterstaat.
Permanent overlegorgaan goederenvervoer (1992–)
Deze actor heeft als taak het adviseren van de Minister van Verkeer en Waterstaat
inzake zeescheepvaartaangelegenheden, in het bijzonder met betrekking tot het zeevervoer.
Zie ook de actor Raad voor Verkeer en Waterstaat.
Tripartiet Overleg Zeescheepvaart (TOZ) (1987–)
Het TOZ is sinds 1987 de opvolger van het ORO. In het TOZ voeren overheid, werkgevers
en werknemers overleg inzake de rationalisering van de bedrijfsvoering van de zeescheepvaart.
(Voorlopige) Nationale Havenraad (1980–)
De Nationale Havenraad is in 1986 ingesteld bij Besluit Nationale Havenraad (Stb. 238) en is de opvolger van de Voorlopige Nationale Havenraad (ingesteld bij
K.B. van 17 juli 1980, Stb. 379). In de Havenraad hebben havenbeheerders en vertegenwoordigers
van het havenbedrijfsleven en van de rijksoverheid zitting.
Taken van de raad zijn:
-
1. het door overleg bevorderen van de samenwerking tussen het havenbedrijfsleven, het
rijk, de gemeenten en andere openbare lichamen die bij zeehavenaangelegenheden betrokken
zijn, bij de beleidsvoorbereiding en -uitvoering inzake zeehavenaangelegenheden van
nationaal belang;
-
2. het door overleg bevorderen van de coördinatie van beslissingen over zeehavenaangelegenheden
die zowel van het rijk als van een of meer gemeenten of andere openbare lichamen een
besluitvorming vergen;
-
3. het door overleg bevorderen van de coördinatie tussen de gemeenten of andere openbare
lichamen onderling met betrekking tot zeehavenaangelegenheden die in de eerste plaats
tot hun verantwoordelijkheid behoren.
-
4. het inwinnen en verschaffen van informatie die van belang kan zijn bij de beleidsvoorbereiding
en -uitvoering inzake zeehavenaangelegenheden van nationaal belang.
Onder de Nationale Havenraad ressorteren een aantal commissies, te weten:
-
– de Commissie van de overige zeehavens;
-
– de Commissie Eemsmond;
-
– het Regionaal havencomité Noordzeekanaalgebied;
-
– de Commissie Rijn- en Maasmond;
-
– de Commissie Scheldebekken;
-
– de Commissie bedrijfsleven;
-
– de Commissie Benelux en EG;
-
– de Commissie statistiek;
-
– de Commissie tarieven en mededinging.
De commissies dienen de raad van advies ter voorbereiding van het overleg in de raad
over bepaalde onderwerpen of van een bepaald rapport en zijn niet als afzonderlijke
actor opgenomen.
(Voorlopige) Raad voor Verkeer en Waterstaat (1986–)
De Raad voor Verkeer en Waterstaat is ingesteld bij de Wet Raad voor verkeer en waterstaat
1992, Stb. 146 en is de opvolger van de Voorlopige Raad voor Verkeer en Waterstaat,
die in 1986 (Stb. 26) is ingesteld. De Raad is samengesteld uit onafhankelijke deskundigen
die worden benoemd door de Minister van Verkeer en Waterstaat.
Taken van de Raad zijn:
-
1. het desgevraagd of uit eigener beweging adviseren van de Minister van Verkeer en Waterstaat
inzake de hoofdlijnen en onderdelen van het beleid inzake verkeer en waterstaat;
-
2. het op verzoek van de Tweede Kamer adviseren over de bij die Kamer aanhangig gemaakte
initiatiefvoorstellen van wet betreffende verkeer en waterstaat.
De adviezen van de Raad over onderdelen van het beleid worden voorbereid door een
aantal vaste commissies, te weten:
-
– de Vaste commissie waterbeheer en Noordzeeaangelegenheden;
-
– de Vaste commissie verkeersinfrastructuur;
-
– de Vaste commissie personenvervoer;
-
– de Vaste commissie goederenvervoer;
-
– de Vaste commissie oppervlaktedelfstoffen;
-
– de Vaste commissie post en telecommunicatie.
Deze vaste commissies adviseren rechtstreeks aan de Raad, en zijn in dit rapport niet
als actor opgenomen.
Voorts ressorteren onder de Raad voor verkeer en waterstaat een aantal overlegorganen
ten behoeve van het gestructureerde interdepartementale overleg in het kader van de
voorbereiding van adviezen. Het betreft hier:
-
– het Permanent overlegorgaan waterbeheer en Noordzeeaangelegenheden;
-
– het Permanent overlegorgaan verkeersveiligheid;
-
– het Permanent overlegorgaan personenvervoer;
-
– het Permanent overlegorgaan goederenvervoer
-
– het Permanent overlegorgaan verkeersinfrastructuur;
-
– het Permanent overlegorgaan oppervlaktedelfstoffen;
-
– het Permanent overlegorgaan post en telecommunicatie.
Deze permanente overlegorganen organiseren het overleg in het kader van de voorbereiding
van adviezen en rapporteren daarover aan de Minister van Verkeer en Waterstaat; diverse
van deze organen – mbt waterbeheer en Noordzeeaangelegenheden, verkeersveiligheid,
goederenvervoer en verkeersinfrastructuur – zijn als actor in dit rapport opgenomen.
Voorzitter van de Commissie voor de examens van de scheepswerktuigkundigen (1935–2002)
Zie de beschrijving bij de actor ‘Examencommissies’.
Voorzitter van de Commissie voor de Stuurliedenexamens (1935–2002)
Zie de beschrijving bij de actor ‘Examencommissies’
Voorzitter van de Commissie voor de zeevisvaartexamens (1935–2002)
Zie de beschrijving bij de actor ‘Examencommissies’.
Werkgroep samenwerkingsregeling Rijk – gemeente Rotterdam (1981–1983)
De Werkgroep is ingesteld in 1981 door de Minister van Verkeer en Waterstaat met als
opdracht een nader onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden tot samenwerking
van de rijks- en gemeentelijke loodsdiensten in het Rijnmondgebied. In de Werkgroep
waren vertegenwoordigd de ministeries van Verkeer en Waterstaat en Binnenlandse Zaken
en de gemeente Rotterdam. De Minister van V&W is zorgdrager van de archieven. De werkzaamheden
van de Werkgroep werden gestaakt nadat de regering in 1983 voorstelde de Loodsdienst
te privatiseren.