U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-04-2015.]Geraadpleegd op 13-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2010. Geldend van 01-01-2010 t/m 31-03-2015
Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 97, zevende lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;
Besluit:
[Regeling vervallen per 01-04-2015]
In deze regeling wordt verstaan onder:
– betrokkene: de (gewezen) ambtenaar in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement aan wie ontslag is verleend;
– extra opbouw ouderdomspensioen: het verschil tussen de opbouw conform artikel 7.5 van het pensioenreglement en de opbouw conform overgangsbepaling A bij genoemd artikel;
– inkoop aanspraken ouderdomspensioen: de inkoop van aanspraken op ouderdomspensioen, als bedoeld in overgangsbepaling D bij artikel 7.5 van het pensioenreglement;
– Minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
– ontslag: een ontslag als bedoeld in artikel 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;
– pensioenreglement: pensioenreglement Stichting Pensioenfonds ABP;
– Reglement FPU : het FPU-reglement basisuitkering en aanvullende uitkering;
– Stichting Pensioenfonds ABP: Stichting Pensioenfonds ABP, genoemd in artikel 6 van de Wet privatisering ABP;
– uitkering: de uitkering bij ontslag als bedoeld in artikel 3;
– verlof: buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging dat in verband met ontslag is verleend.
1 In deze regeling wordt verstaan onder bezoldiging: de bezoldiging in de zin van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, berekend over een maand, waarop de betrokkene op de dag voorafgaand aan zijn ontslag aanspraak had of bij waarneming van zijn functie zou hebben gehad.
2 In afwijking van het eerste lid gelden de toelagen, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid, en 18, eerste lid, van genoemd besluit en de over die toelagen berekende vakantie-uitkering niet als deel van de bezoldiging.
3 Indien de door de betrokkene over de laatste aan het ontslag voorafgaande twaalf volle kalendermaanden genoten bezoldiging als bedoeld in het eerste en tweede lid, geheel of gedeeltelijk uit wisselende inkomsten bestond, geldt in zoverre in afwijking van het eerste lid als bezoldiging het gemiddelde van die inkomsten.
4 De bezoldiging, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, wordt aangepast overeenkomstig een algemene wijziging van het salaris, de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering van het burgerlijk rijkspersoneel, met ingang van de dag waarop de salariswijziging, respectievelijk de wijziging van de vakantie-uitkering of de eindejaarsuitkering van kracht wordt.
1 De betrokkene heeft recht op een uitkering vanaf de dag van ingang van zijn ontslag tenzij hij in verband met dit ontslag een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt.
2 De uitkering wordt in maandelijkse termijnen betaald. Met toestemming van de betrokkene kan de uitbetaling in langere termijnen geschieden.
3 De Minister beslist over de toekenning van de uitkering op aanvraag van de betrokkene.
1 De hoogte van de uitkering bij ontslag uit een functie als bedoeld in artikel 97, derde lid, Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt, afhankelijk van de leeftijd van de betrokkene op de datum van het ontslag, gedurende de eerste zestig maanden bepaald volgens onderstaande tabel en bedraagt vervolgens 70% van de bezoldiging:
Leeftijd
Percentage van de bezoldiging
55
80,0
56
82,5
57
85,0
58
87,0
59
89,0
60
90,0
61
91,0
62
92,0
63
93,0
64
93,5
2 De uitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt vermeerderd met zoveel – ten hoogste tien – keer 0,5% van de bezoldiging als het totaal aantal volle voor pensioen geldige dienstjaren, die meetellen voor de pensioenberekening krachtens het pensioenreglement, op de dag van ingang van het ontslag meer dan dertig bedraagt.
De hoogte en duur van de uitkering van de betrokkene die is geboren in 1965 of later bij ontslag uit een functie als bedoeld in artikel 97, tweede lid, Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt, afhankelijk van de leeftijd van de betrokkene op de datum van ontslag, bepaald volgens onderstaande tabel.
Uitkeringsduur
60 jaar en 8 maanden:
80%
2 jaar en 4,5 maand
61 jaar en 8 maanden:
84%
1 jaar en 6 maanden
62 jaar en 8 maanden:
88%
7 maanden
1 De betrokkene die is geboren in de periode vanaf 1 januari 1950 tot en met 31 december 1964, wordt in verband met ontslag uit een functie als bedoeld in artikel 97, tweede lid, Algemeen Rijksambtenarenreglement verlof verleend op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de onderstaande leeftijden wordt bereikt. Tijdens dit verlof bestaat recht op een uitkering van 80% van de bezoldiging.
Geboortejaren
1950, 1951, 1952
60 jaar en 1 maand
1953, 1954, 1955
60 jaar en 2 maanden
1956, 1957, 1958
60 jaar en 3 maanden
1959, 1960, 1961
60 jaar en 5 maanden
1962, 1963, 1964
60 jaar en 7 maanden
2 Indien het verlof op verzoek van de betrokkene later ingaat wordt de uitkering verhoogd volgens onderstaande tabel.
Verlofleeftijd + een jaar:
Verlofleeftijd + twee jaar:
Verlofleeftijd + drie jaar:
91%
Verlofleeftijd + vier jaar:
93,5%
3 Het verlof, bedoeld in het eerste lid, kan op verzoek van de betrokkene worden verleend op de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. In dat geval wordt de uitkering verlaagd volgens onderstaande tabel.
78,7%
77,3%
76%
74,7%
73,3%
4 De in het eerste tot en met derde lid bedoelde uitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de betrokkene met het totaal van zijn recht op extra opbouw ouderdomspensioen, zijn recht op inkoop aanspraken ouderdomspensioen en zijn aanspraken op grond van overgangsbepaling A bij hoofdstuk 6 van het pensioenreglement in staat is een pensioenuitkering te financieren tot de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt waarvan de hoogte gelijk is aan die van zijn uitkering.
5 Voor de toepassing van de artikelen 2, eerste en derde lid, 3, eerste lid, 9, en 10, eerste, derde en vierde lid, wordt onder ontslag mede verstaan het verlof als bedoeld in dit artikel.
1 De hoogte van de uitkering van de betrokkene die is geboren vóór 1950 bij ontslag uit een functie als bedoeld in artikel 97, tweede lid, Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt, afhankelijk van de leeftijd op de datum van het ontslag, bepaald volgens onderstaande tabel.
84,0
88,0
1 De in de artikelen 4 en 7 bedoelde uitkering wordt, voorzover recht daarop bestaat, verminderd met het flexibel pensioen krachtens het pensioenreglement en de uitkering krachtens het Reglement FPU.
2 Indien de uitkering krachtens het Reglement FPU is verminderd in verband met samenloop met andere inkomsten, wordt voor de toepassing van het eerste lid uitgegaan van het onverminderde bedrag.
3 Indien de betrokkene niet of niet tijdig de uitkering krachtens het reglement FPU en het flexibel pensioen krachtens het pensioenreglement aanvraagt, en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten wordt, voor de periode waarin hij dientengevolge geen of niet alle voornoemde uitkeringen ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met de uitkeringen die hij vanaf de ontslagdatum zou hebben genoten indien hij de voornoemde uitkeringen wel tijdig zou hebben aangevraagd.
4 Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de betrokkene de uitkering krachtens het Reglement FPU geheel of ten dele vervallen wordt verklaard dan wel geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt deze uitkering voor de toepassing van dit artikel steeds aangemerkt als uitkering die onverminderd is genoten.
De uitkering van de betrokkene die na zijn ontslag nog rechten heeft of krijgt uit hoofde van ziekte of arbeidsongeschiktheid in verband met de functie waaruit hij is ontslagen, wordt tot het einde van de periode waarover die rechten bestaan verminderd met het bedrag daarvan. Artikel 8, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
1 De uitkering wordt verminderd met de inkomsten die de betrokkene geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag van het ontslag, voor zover de uitkering vermeerderd met de inkomsten de bezoldiging overschrijdt. De inkomsten worden met de uitkering verrekend over het jaar waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.
2 Indien het bedrag van de uitkering is verminderd op grond van artikel 8, eerste lid, vindt de in het eerste lid bedoelde vermindering slechts plaats voor zover die inkomsten, samen met de verminderde uitkering, het flexibel pensioen krachtens het pensioenreglement en de uitkering krachtens het Reglement FPU, de bezoldiging overschrijden.
3 Het eerste lid vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf ter hand genomen gedurende non-activiteit of verlof anders dan bedoeld in artikel 1, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan de uitkering is toegekend.
4 Wanneer de betrokkene enige arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag van het ontslag, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan niet het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid en geen verband houden met het ontslag.
1 De betrokkene is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan de Minister of een door deze aangewezen instantie onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die werkzaamheden zal genieten.
2 Zijn de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf niet vooraf op te geven, dan doet de betrokkene tijdig vóór het verstrijken van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten.
3 Brengt de aard van de werkzaamheden of van de inkomsten mee, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de bedoelde termijn.
4 De Minister kan bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering van de opgave van de betrokkene afwijken.
5 De betrokkene wordt door het aanvaarden van de uitkering geacht erin toe te stemmen dat allen die daarvoor naar het oordeel van de Minister in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijk zijn.
6 Indien de betrokkene de gegevens, die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of de vermindering van de uitkering niet, niet volledig of onjuist verstrekt, kan de uitkering zolang dit het geval is, niet of slechts gedeeltelijk worden uitbetaald.
Het recht op uitkering eindigt in ieder geval:
a. met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
b. met ingang van de dag volgende op die waarop de betrokkene is overleden.
1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de betrokkene aan wie een uitkering is toegekend wordt aan de weduwe of weduwnaar, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, een overlijdensuitkering uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging over een tijdvak van drie maanden.
2 Indien op de uitkering een vermindering werd toegepast krachtens de artikelen 8, 9 of 10 dan is de in het eerste lid bedoelde overlijdensuitkering gelijk aan het bedrag van de uitkering die de betrokkene op de dag van het overlijden ontving, over een tijdvak van drie maanden.
3 In dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven levenspartner met wie de niet-gehuwde betrokkene samenwoonde en – met het oogmerk duurzaam samen te leven – een gemeenschappelijke huishouding voerde op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen ter zake van die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding alsmede de achtergebleven geregistreerde partner.
4 Tegelijkertijd kan slechts één persoon als weduwe of weduwnaar worden aangemerkt.
5 De Minister kan verlangen dat een schriftelijke verklaring van een notaris wordt overgelegd waaruit blijkt dat een samenlevingscontract als bedoeld in het derde lid, is gesloten.
6 Laat de overledene geen weduwe of geen weduwnaar als bedoeld in het eerste lid na, dan geschiedt de in het eerste lid bedoelde overlijdensuitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen waarover de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg.
7 Onder pleegouderlijke zorg, bedoeld in het zesde lid, wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, als ware het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor.
8 Indien ook de kinderen als bedoeld in het zesde lid ontbreken, dan geschiedt de in het eerste lid bedoelde overlijdensuitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van de inkomsten van de overledene.
9 Op de overlijdensuitkering als bedoeld in het eerste lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de gewezen ambtenaar terzake van diens overlijden aanspraak kunnen maken krachtens artikel 102 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.
10 Laat de overledene geen betrekkingen als bedoeld in het eerste, zesde en achtste lid na, dan kan de overlijdensuitkering geheel of ten dele worden uitgekeerd ten behoeve van de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien zijn nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
Het Besluit ontslaguitkering substantieel bezwarende functies wordt ingetrokken, met dien verstande dat ten aanzien van een betrokkene die vóór 1 januari 2006 recht op een uitkering ingevolge dit besluit heeft verkregen, de bepalingen van dit besluit van toepassing blijven.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Minister
G. ter Horst
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.