Subsidieregeling afstemming onderwijsarbeidsmarkt in risicoregio’s voortgezet onderwijs 2008–2011

[Regeling vervallen per 31-12-2013.]
Geraadpleegd op 03-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2011 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 09-06-2011 t/m 30-12-2013

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 augustus 2008, nr. DL/A/2008/46434, houdende regels voor het verstrekken van projectsubsidie aan de risicoregio’s in het voortgezet onderwijs ter terugdringing van het tekort aan onderwijspersoneel

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Artikel 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • b. school: een uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

  • c. bevoegd gezag: schoolbestuur van een hierboven bedoelde school;

  • d. voortgezet onderwijs: het onderwijs, bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, dat aan scholen wordt gegeven die worden bekostigd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • e. risicoregio: de regio’s in het voortgezet onderwijs met de grootste arbeidsmarktknelpunten die als zodanig worden genoemd in hoofdstuk 5 van het Actieplan LeerKracht van Nederland (Kamerstukken 2007/08, 27 923, nr. 45);

  • f. regionaal platform: een regionaal samenwerkingsverband dat is samengesteld uit bevoegde gezagsorganen, instellingsbesturen van opleidingen voor onderwijspersoneel en besturen van andere relevante instellingen in een risicoregio die samen een regionaal convenant hebben ondertekend;

  • g. regionaal convenant: het document waarin afspraken zijn vastgelegd tussen de partijen in het regionale platform;

  • h. project: een samenhangend geheel van activiteiten ten dienste van de doelomschrijving in artikel 2;

  • i. projectsubsidie: de subsidie, bedoeld in artikel 2;

  • j. subsidieaanvrager: het regionale platform dat op grond van deze regeling subsidie aanvraagt ten behoeve van de in het regionale platform of het gesubsidieerde project participerende scholen, opleidingen voor onderwijspersoneel en andere in het platform of project samenwerkende instellingen, dan wel de rechtspersoon bedoeld in artikel 3, tweede lid;

  • k. subsidieontvanger: het regionale platform dat op grond van deze regeling subsidie ontvangt ten behoeve van de in het regionale platform of het gesubsidieerde project participerende scholen, opleidingen voor onderwijspersoneel en andere in het platform of project samenwerkende instellingen, dan wel de rechtspersoon bedoeld in artikel 3, tweede lid;

  • l. stille reserve: personen in het bezit van een onderwijsbevoegdheid die werkzaam zijn buiten het onderwijs.

Artikel 2. Doelomschrijving

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

De Minister verstrekt éénmalig projectsubsidie voor een project dat ten doel heeft het terugdringen van het kwantitatieve en/of kwalitatieve tekort aan onderwijspersoneel in de risicoregio.

Artikel 3. Subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 Subsidie wordt slechts verleend aan een regionaal platform in een risicoregio.

  • 2 Indien een regionaal platform geen rechtspersoon is, treedt het bevoegde gezag van één van de samenwerkende partijen uit het regionale platform op als penvoerder. In een dergelijk geval wordt bij de subsidieaanvraag een door alle in het regionale platform samenwerkende partijen ondertekende verklaring gevoegd. Uit deze verklaring blijkt dat de rechtspersoon die namens het platform optreedt als penvoerder gemachtigd is het regionale platform in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De projectsubsidie wordt in dit geval verleend aan de rechtspersoon die namens het regionale platform optreedt als penvoerder.

Artikel 4. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is in totaal een bedrag van € 24,5 miljoen beschikbaar, te weten voor de jaren 2008 en 2009 in totaal € 9,8 miljoen en voor de jaren 2010 en 2011 in totaal € 14,7 miljoen.

Artikel 5. Subsidiebedrag per subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 Per risicoregio wordt slechts éénmaal een projectsubsidie verleend.

  • 2 Per risicoregio is een maximum te subsidiëren bedrag vastgesteld. De maximum te subsidiëren bedragen per regio zijn als volgt:

    • a. Almere: € 1.515.468,00

    • b. Rijnmond: € 3.059.026,00

    • c. Amsterdam: € 2.413.845,00

    • d. Haaglanden: € 1.905.577,00

    • e. Den Haag: € 2.100.163,00

    • f. Rotterdam: € 2.347.264,00

    • g. IJssel/Veluwe: € 2.903.826,00

    • h. Zuidelijk Noord-Holland: € 2.874.287,00

    • i. Flevoland: € 1.393.559,00

    • j. Rijnstreek: € 2.473.393,00

    • k. Utrecht: € 1.513.592,00

Hoofdstuk 2. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Artikel 6. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 Subsidie wordt slechts op aanvraag verleend.

  • 2 Een aanvraag voor projectsubsidie op grond van deze regeling, ondertekend door een tekenbevoegde functionaris van de subsidieaanvrager, wordt schriftelijk ingediend bij:

    AgentschapNL

    o.v.v. subsidieaanvraag risicoregio’s voortgezet onderwijs

    Postbus 93144

    2509 AC DEN HAAG

  • 3 Uitsluitend subsidieaanvragen die met gebruikmaking van het door AgentschapNL beschikbaar gestelde aanvraagformulier zijn ingediend, worden in behandeling genomen.

  • 4 Een subsidieaanvrager kan voor het indienen van de subsidieaanvraag uit twee indienmomenten kiezen:

    • a. Bij gebruikmaking van het eerste indienmoment dient een subsidieaanvraag uiterlijk op 15 oktober 2008 te zijn ontvangen;

    • b. Bij gebruikmaking van het tweede indienmoment dient een subsidieaanvraag uiterlijk op 15 december 2008 te zijn ontvangen;

  • 5 Op een aanvraag wordt binnen een termijn van acht weken na ontvangst beslist.

Artikel 7. Vereisten

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 De subsidieaanvrager voldoet aan de volgende vereisten:

    • a. het regionale platform namens wie de subsidieaanvraag wordt ingediend is werkzaam in een regio die is aangemerkt als risicoregio;

    • b. het regionale platform heeft in de betreffende risicoregio een regionaal convenant afgesloten;

    • c. minimaal 60% van het onderwijspersoneel in de betreffende risicoregio is werkzaam bij bevoegde gezagsorganen die zijn aangesloten bij het regionale platform of die het projectplan hebben ondertekend;

    • d. er worden geen scholen in de betreffende risicoregio buitengesloten van deelname aan het regionale platform of aan het voor de projectsubsidie aangemelde project, zoals blijkt uit de verklaring bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder d;

    • e. de in de subsidieaanvraag opgenomen projectactiviteiten zijn dienstig aan de doelomschrijving uit artikel 2 van deze regeling;

    • f. het regionale platform onderneemt als onderdeel van het voor subsidie aangemelde project in ieder geval activiteiten met betrekking tot de oproep aan de stille reserve.

  • 2 De subsidieaanvraag omvat:

    • a. een projectplan dat voldoet aan de in het derde lid vermelde vereisten;

    • b. een gespecificeerde begroting die voldoet aan de in het vierde lid vermelde vereisten;

    • c. een afschrift van het regionale convenant;

    • d. een verklaring opgesteld en ondertekend door het regionale platform, waaruit blijkt dat in de betreffende regio geen scholen zijn uitgesloten;

    • e. indien het regionale platform geen rechtspersoon is, een verklaring, als bedoeld in artikel 3, lid 2, waaruit blijkt dat de rechtspersoon die namens het platform optreedt als penvoerder gemachtigd is het regionale platform in en buiten rechte te vertegenwoordigen.

  • 3 Het bij de subsidieaanvraag bij te voegen projectplan omvat ten minste:

    • a. een sterkte/zwakte analyse van de regionale onderwijsarbeidsmarkt;

    • b. een beschrijving van de in het kader van het project te nemen maatregelen en de wijze waarop deze bijdragen aan de oplossing van de regionale knelpunten;

    • c. een beschrijving van de in het kader van het project te ondernemen activiteiten;

    • d. een beschrijving van de met de projectactiviteiten beoogde resultaten, concreet en toetsbaar geformuleerd (kwantitatief en kwalitatief);

    • e. een beschrijving van de projectorganisatie, waarin ten minste wordt ingegaan op de samenstelling van het platform, wijze van samenwerking en de onderlinge taakverdeling;

    • f. een beschrijving van de wijze waarop de subsidieontvanger zorgt voor de borging van de projectresultaten.

  • 4 De begroting voldoet aan de volgende vereisten:

    • a. de begroting sluit één op één aan op het activiteitenoverzicht uit het projectplan;

    • b. de begroting geeft inzicht in de begrote kosten per kalenderjaar;

    • c. in de begroting wordt onderscheid gemaakt naar de subsidiabele kostensoorten, zoals opgenomen in artikel 8, eerste lid.

Artikel 8. Subsidiabele projectkosten

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 Uitsluitend de begrote kosten van activiteiten die voor de uitvoering of beheersing van het project als noodzakelijk zijn aan te merken en ten laste van de subsidieontvanger, dan wel een van de in het aanvraagformulier opgenomen samenwerkingspartners zijn gemaakt, komen voor subsidiëring in aanmerking. Hierbij komen alleen de volgende kostensoorten voor subsidie in aanmerking:

    • a. personele kosten;

    • b. materiaalkosten;

    • c. kosten voor inhuur derden.

  • 2 De kosten voor de inhuur van derden dient in reële verhouding te staan tot de totale projectkosten en de noodzaak tot inhuur van derden dient te worden aangetoond.

  • 3 Geen subsidie wordt verleend voor kosten van activiteiten die voor de datum van indiening van de aanvraag bij AgentschapNL ten behoeve van het project zijn gerealiseerd.

  • 4 Onvoorziene kosten komen niet voor subsidie in aanmerking.

Hoofdstuk 3. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Artikel 9. Tijdvak subsidieverlening

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 De subsidieaanvrager geeft in het aanvraagformulier aan wat de startdatum van het project is; deze startdatum is niet vroeger dan de datum van indiening van de aanvraag.

  • 2 De uitvoering van de projecten loopt maximaal door tot en met 1 september 2012.

Artikel 10. Voorschriften bij subsidieverlening

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 De projectsubsidie wordt uitsluitend aangewend ter dekking van die kosten die zijn verbonden aan de uitvoering van het goedgekeurde projectplan.

  • 2 In de beschikking wordt het maximumbedrag aan projectsubsidie vermeld met inachtneming van artikel 5, tweede lid. Bij de bepaling van dit bedrag wordt uitgegaan van het totaal van de uitvoeringskosten en beheerskosten van het project, zoals door de aanvrager geraamd in zijn aanvraag, met dien verstande dat bepaalde, in de beschikking te vermelden, kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten dan wel op een lager bedrag kunnen worden vastgesteld, voor zover de desbetreffende uitgaven naar het oordeel van de Minister niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering of het beheer van het project.

  • 3 Aan de verlening van projectsubsidie kunnen nadere voorschriften worden verbonden, voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van een juiste uitvoering van het project, dan wel het behoud van een goed inzicht in de voortgang van het project.

Artikel 11. Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van artikel 4 verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 12. Weigeringsgronden

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidieverlening worden geweigerd indien naar het oordeel van de Minister:

  • a. het project waarvoor subsidie voor wordt aangevraagd niet of onvoldoende bijdraagt aan de doelomschrijving uit artikel 2;

  • b. de subsidieaanvrager of subsidieaanvraag niet of niet in voldoende mate voldoet aan de bij en krachtens deze regeling gestelde eisen;

  • c. de begrote kosten van het project niet in verhouding staan tot de daarvan te verwachten effecten.

Hoofdstuk 4. Verplichtingen subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Artikel 13. Administratievoorschriften

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 De subsidieontvanger draagt zorg voor een inzichtelijke en controleerbare administratie met betrekking tot de uitvoering van het project. De projectadministratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten, eventuele inkomsten en de wijze waarop deze uitgaven en inkomsten aan het project worden toegerekend. Alle hiervoor noodzakelijke gegevens worden tijdig, juist en volledig vastgelegd en zijn te verifiëren met bewijsstukken.

  • 2 De administratie is zodanig opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate tussentijdse rapportages.

  • 3 De administratie biedt voldoende mogelijkheden voor een goede accountantscontrole op de juiste naleving van de subsidieverplichtingen.

  • 4 De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat alle administratieve bescheiden welke betrekking hebben op het gesubsidieerde project gedurende zeven jaren worden bewaard.

Artikel 14. Tussenrapportages

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 De subsidieontvanger dient, onder gebruikmaking van het door AgentschapNL beschikbaar gestelde rapportageformulier, gedurende de looptijd van het project tweemaal een tussenrapportage in, waarin de inhoudelijke en financiële voortgang van het project uiteen is gezet.

  • 2 De eerste tussenrapportage beslaat de periode vanaf de startdatum van het project tot en met 31 december 2009 en dient uiterlijk 1 april 2010 te zijn ontvangen door AgentschapNL.

  • 3 De rapportageperiode van de tweede tussenrapportage wordt bepaald door het moment van indienen:

    • a. Rapportages die voor 1 april 2011 ontvangen worden, dienen de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 te beslaan;

    • b. Rapportages die na 1 juli 2011 en voor 1 oktober 2011 ontvangen worden, dienen de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011 te beslaan.

Artikel 15. Informatievoorziening en evaluatie

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 Indien er tussentijds bijzondere omstandigheden optreden, die de voortgang van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de subsidieontvanger hiervan onverwijld mededeling aan de Minister.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht de Minister en de door hem aangewezen ambtenaren desgevraagd alle inlichtingen te geven die deze in verband met deze subsidieregeling verlangen. De subsidieontvanger geeft desgewenst deze ambtenaren de boeken en bescheiden ter inzage.

  • 3 De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de evaluatie van de subsidieregeling en de ontwikkeling van beleid.

  • 4 De subsidieontvanger verleent op verzoek van de Minister medewerking aan communicatieactiviteiten gericht op het presenteren en verspreiden van de (tussentijdse) projectresultaten aan overige belanghebbenden.

Hoofdstuk 5. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Artikel 16. Verantwoording

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 De subsidieontvanger dient, onder gebruikmaking van het door AgentschapNL beschikbaar gestelde verantwoordingsformulier, binnen 3 maanden na afloop van de gesubsidieerde activiteiten een verantwoording in bij AgentschapNL.

  • 2 De verantwoording voldoet aan de volgende vereisten:

    • a. De verantwoording omvat een verslag waarin de ondernomen activiteiten en behaalde resultaten beschreven worden. De inrichting van dit verslag komt overeen met de inrichting van het bij de subsidieaanvraag bijgevoegde projectplan.

    • b. Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activiteiten en beoogde resultaten, vermeld in het activiteitenplan, en de feitelijke realisatie.

    • c. Daarnaast bevat het verslag een beschrijving van de wijze waarop de subsidieontvanger na afloop van het project zorgt voor de borging van de projectresultaten.

    • d. De verantwoording omvat een declaratie van de gemaakte subsidiabele kosten, als bedoeld in artikel 8. De inrichting van deze declaratie komt overeen met de inrichting van het bij de subsidieaanvraag bijgevoegde begroting.

    • e. De verantwoording is voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze accountantsverklaring wordt ingericht overeenkomstig een door de Minister vast te stellen model. De accountantsverklaring is gebaseerd op een controle die is uitgevoerd overeenkomstig een door de Minister vast te stellen controleprotocol.

Artikel 17. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 Na ontvangst van de verantwoording wordt het subsidiebedrag vastgesteld. De hoogte van het vastgestelde subsidiebedrag wordt uiterlijk binnen drie maanden na indiening van de verantwoording door de Minister schriftelijk medegedeeld. De Minister is bevoegd eventueel niet-bestede middelen te verrekenen met vorderingen van of op de Minister.

  • 2 Het verleende subsidiebedrag kan naar evenredigheid worden teruggevorderd indien in strijd met de aan de subsidieverlening verbonden vereisten is gehandeld.

Hoofdstuk 6. Betaling

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Artikel 18. Bevoorschotting

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

  • 1 De Minister verstrekt de subsidieontvanger voorschotten, tot ten hoogste 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 De bevoorschotting geschiedt in termijnen. Een eerste voorschot op de projectsubsidie, ten bedrage van maximaal 40% van het verleende subsidiebedrag, zal direct bij de subsidieverlening worden verstrekt. Verdere voorschotten kunnen op aanvraag worden verstrekt voor zover de noodzaak daartoe is aangetoond.

  • 3 Een verzoek voor verdere bevoorschotting wordt ingediend gelijktijdig met de in artikel 14 opgenomen tussenrapportages. Ingeval de subsidieontvanger kan aantonen dat het voor de continuïteit van het project noodzakelijk is om de bevoorschotting eerder te laten plaatsvinden dan het moment van de vaste tussenrapportage, is een tussentijds voorschotverzoek mogelijk. Bij dit verzoek wordt een tussentijdse rapportage overlegd.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Artikel 19. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De regeling vervalt op 31 december 2013.

Artikel 20. Citeertitel

[Regeling vervallen per 31-12-2013]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling afstemming onderwijsarbeidsmarkt in risicoregio’s voortgezet onderwijs 2008–2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk