1.3.1. De 50%-eis
[Regeling vervallen per 11-11-2009]
De eis dat er voldoende economisch belang moet bestaan voor toepassing van de eigenwoningregeling
houdt in dat de koper op elk moment vanaf de aankoop van de woning een belang moet
hebben van ten minste 50% bij de waardeontwikkeling van de woning, zowel positief
als negatief.
Aan de hand daarvan wordt vooraf bepaald of de eigenwoningregeling wel of niet geldt.
Als uit de voorwaarden voortvloeit dat op enig moment het belang bij de positieve
of negatieve waardeontwikkeling minder kan bedragen dan 50% mist de eigenwoningregeling
toepassing. Niet van belang is of achteraf blijkt dat het belang van de koper wel
50% of meer heeft bedragen.
Voorbeeld 1
Een woningbezitter heeft een optie geschreven waardoor zijn kinderen op elk moment
de woning kunnen kopen tegen de waarde op het moment waarop de optie is geschreven.
De eigenwoningregeling geldt niet, omdat de eigenaar niet meer op elk moment een belang
heeft van ten minste 50% bij de waardeontwikkeling.
Voorbeeld 2
A en B kopen gezamenlijk één groot huis in de verhouding 60/40. A koopt 60% en bewoont
deel A, dat ook 60% van de waarde vertegenwoordigt. B bewoont de rest (deel B). A
en B zijn geen partners en voeren geen gezamenlijke huishouding.
Voor B geldt de eigenwoningregeling niet. B is voor 40% eigenaar van het door hem
bewoonde deel waardoor zijn belang bij de waardeontwikkeling minder is dan 50%.
Voor A geldt de eigenwoningregeling, voor 60% van het door hem bewoonde deel. Alleen
de financiering van deel A kan als eigenwoninglening worden aangemerkt. Het deel van
het huis van B en de financiering daarvan hoort zowel bij A als bij B in box 3 thuis.
Voorbeeld 3
Als voorbeeld 2, maar A en B maken aanvullende contractuele afspraken. A wordt daardoor
economisch eigenaar van deel A, waardoor A ook alleen de waardeontwikkeling aangaat
van deel A. B krijgt dezelfde rechten voor deel B. A en B komen ook overeen dat ieder
de eigenaarslasten betaalt voor zijn deel. Voor A en B geldt dan de eigenwoningregeling
over 100% van deel A respectievelijk deel B.
Voorbeeld 4
Een lid van een woonvereniging (zie ook onderdee l 1.6.) is bij toetreding geen aankoopsom
verschuldigd. In de statuten is slechts bepaald dat bij vertrek wordt afgerekend over
de waardeontwikkeling van zijn woongedeelte tijdens zijn lidmaatschap. De eigenwoningregeling
geldt niet. Het belang vloeit niet voort uit het feitelijke (economische) eigendomsrecht
op het woongedeelte, maar is een contractuele afspraak met betrekking tot een deel
van de woning dat niet feitelijk in (economische) eigendom is.