Rechtspositiebesluit Kamers van Koophandel

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2009 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 01-01-2009 t/m heden

Besluit van 27 oktober 2008, houdende de afwijking op een aantal onderdelen voor het personeel van de Kamers van Koophandel van de rechtspositieregels die gelden voor ambtenaren die zijn aangesteld bij ministeries (Rechtspositiebesluit Kamers van Koophandel)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 16 juli 2008, nr. WJZ/8083077;

Gelet op artikel 14, derde lid, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997;

De Raad van State gehoord (advies van 14 augustus 2008, nr. W10.08.0340/IIII);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 21 oktober 2008, nr. WJZ/8156570;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

  • 1 Voor het personeel van een kamer wordt op de in de artikelen 2, tweede lid, tot en met 8 van dit besluit genoemde wijze afgeweken van de rechtspositieregels die gelden voor ambtenaren die zijn aangesteld bij de ministeries.

  • 2 Daar waar in het ARAR, met uitzondering van artikel 110g, zesde lid, of het BBRA staat «van het Rijk» of «uit ’s Rijks kas» wordt telkens gelezen: van een kamer respectievelijk door de kamer waar betrokkene in dienst is. Daar waar in het ARAR staat «de rijksdienst» of «de Rijksdienst» wordt telkens gelezen: een kamer.

Artikel 4

  • 4 In afwijking van artikel 21, derde lid, van het ARAR bedraagt het aantal te werken uren voor het personeel van een kamer per jaar: het aantal kalenderdagen per jaar, verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen en niet op zaterdag of zondag vallende feestdagen, genoemd in artikel 21, zevende lid, onder a, van het ARAR, in dat jaar, vermenigvuldigd met 7,6 en vervolgens vermenigvuldigd met de voor het desbetreffende personeelslid geldende arbeidsduurfactor.

Artikel 5

  • 1 In afwijking van artikel 22, vierde lid, van het ARAR bedraagt de aanspraak op vakantie voor het personeel van een kamer met een volledige werktijd 174,8 uur en wordt onder volledige werktijd verstaan een werktijd welke gemiddeld 38 werkuren per week omvat.

  • 2 In afwijking van artikel 22, vijfde lid, van het ARAR bedragen de op grond van dat lid geldende aanspraken voor het personeel van een kamer: 7,6 uren, 15,2 uren, 22,8 uren respectievelijk 30,4 uren.

Artikel 6

  • 3 Voor de toepassing van hoofdstuk II van het BBRA geldt voor personeel van een kamer dat voor hen de minimum- en maximumsalarisbedragen van de salarisschalen van bijlage B bij het BBRA gelden, welke vermenigvuldigd worden met een factor 38/36. De treden tussen het minimum- en maximumsalaris kunnen worden ingevuld op de bij de kamers gebruikelijke wijze, mits deze tevoren kenbaar is gemaakt en de instemming heeft van het georganiseerd overleg van de kamers.

  • 4 In afwijking van artikel 7, vierde lid, van het BBRA kan een kamer een regeling vaststellen waarbij een salarisverhoging ingaat op een voor het gehele personeel gelijk moment.

  • 5 In afwijking van artikel 5, derde lid, van het BBRA mag een kamer gebruik maken van het functiewaarderingssysteem Universeel Systeem Berenschot. De als gevolg van de uitkomst van de functiewaardering toepasselijke salarisschaal van bijlage B bij het BBRA wordt bepaald aan de hand van de als bijlage bij dit besluit gevoegde Conversietabel Functiewaardering.

  • 6 In afwijking van de Regeling bezwarenprocedure functiewaardering BBRA 1984 kan het bevoegd gezag van een kamer, indien een personeelslid van die kamer bezwaar maakt tegen een vastgestelde waarderingsuitkomst, advies vragen aan een door een kamer aangewezen bezwarencommissie. Een kamer kan in afwijking van artikel 7 van de regeling een eigen regeling treffen met betrekking tot de samenstelling van deze commissie.

Artikel 7

In afwijking van artikel 51, derde lid, van het ARAR kan een kamer een eigen formulier vaststellen dat wordt gebruikt voor het afleggen van de eed of de belofte door het personeel van een kamer. Dit formulier behoeft de voorafgaande goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 8

  • 1 De bepalingen in het ARAR en de IKAP-regeling rijkspersoneel ten aanzien van het meer of minder uren werken worden op het personeel van een kamer van toepassing op 1 januari 2010.

  • 2 Hoofdstuk VII van het ARAR is niet van toepassing op reorganisaties bij de kamers waarbij alle voorgenomen plaatsingsbesluiten zijn genomen op uiterlijk 31 december 2010. In plaats hiervan geldt het per 1 maart 2007 in werking getreden Sociaal Statuut 2007.

  • 3 Indien na 31 december 2008 bij of krachtens het ARAR of het BBRA regels worden gesteld inzake een aanspraak, een verplichting of een voorwaarde waaraan een arbeidsduur van 36 uur per week ten grondslag ligt, wordt deze voor toepassing op het personeel van een kamer steeds herleid tot een aanspraak, verplichting of voorwaarde waaraan een arbeidsduur van 38 uur per week ten grondslag ligt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 oktober 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Uitgegeven de achttiende november 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage als bedoeld in artikel 6, vijfde lid

Conversietabel Functiewaardering

In de onderstaande tabel wordt de conversie van het Universeel Systeem Berenschot (USB) naar Fuwasys (BBRA-schalen) weergegeven.

USB punten

Niveau (BBRA-schaal)

 

1

10–35

2

35–60

3

60–85

4

85–110

5

110–135

6

135–160

7

160–185

8

185–210

9

210–240

10

240–270

11

270–305

12

305–350

13

350–400

14

400–450

15

450–500

16

500–570

17

570+

18