2. Jaarrekening
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
De jaarrekening van een publieke media-instelling wordt opgesteld in euro’s en bevat
minimaal de volgende onderdelen:
De publieke media-instelling neemt alleen die posten in de voorgeschreven modellen
op, die voor de betrokken instelling van toepassing zijn. Vreemde valuta worden op
de balansdatum gewaardeerd tegen de dagwaarde zoals aangegeven door de Nederlandsche
Bank.
2.1. Balans met toelichting
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Hierbij wordt Model I balans gevolgd.
Met betrekking tot de waarderingsgrondslagen zijn in aanvulling op de bepalingen in
BW 2 Titel 9 de volgende regels van toepassing.
2.1.1. Vaste Activa
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Immateriële vaste activa
Waardering van immateriële vaste activa geschiedt tegen kostprijs, verminderd met
cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. Afschrijving vindt
plaats op systematische wijze over de (economische) levensduur.
Materiële vaste activa
Waardering van materiële vaste activa geschiedt op basis van historische kosten onder
aftrek van afschrijvingen. Daarbij gelden de hieronder vermelde afschrijvingspercentages.
Bedrijfsgebouwen en terreinen
Als overgangsmaatregel geldt dat de ultimo 1995 gevolgde waarderingsmethodiek voor
de ultimo 1996 aanwezige activa gecontinueerd kan worden, waarbij toekomstige herwaarderingen
zijn uitgesloten.
Afschrijvingspercentages per jaar
Terreinen
|
geen afschrijving
|
|
Bedrijfsgebouwen incl. facilitaire gebouwen
|
afschrijvingen in een termijn van 40 jaar op basis van de historische kostprijs
|
– voor zover het gebouw gefinancierd is met vreemd vermogen vindt de afschrijving
plaats op annuïtaire wijze tegen de afgesloten rentevoet;
– voor zover het gebouw gefinancierd is met eigen vermogen vindt de afschrijving plaats
op annuïtaire wijze, waarbij de rentevoet bepaald wordt in het jaar van de investering
overeenkomstig de op dat moment geldende langlopende hypotheekrente.
of
– lineaire afschrijving over de (resterende) afschrijvingstermijn.
|
|
verbouwingskosten die een fundamentele wijziging in het gebruik van het pand tot gevolg
hebben
|
afschrijving op gelijke wijze als bij bedrijfsgebouwen
|
|
verbouwingskosten die geen fundamentele wijziging in het gebruik van het pand tot
gevolg hebben
|
10% van de historische kosten
|
Overige materiële vaste activa
Aanschaffingen boven de € 2.500 dienen te worden geactiveerd; aanschaffingen tot en
met € 2.500 komen direct ten laste van de exploitatierekening.
Afschrijvingspercentages per jaar:
|
% van de historische kostprijs
|
Inventaris en inrichting
|
20,00
|
Facilitaire apparatuur
|
20,00
|
Hardware en software
|
25/33,33
|
Vervoermiddelen
|
25,00
|
Technische installaties
|
6,67
|
Zend- en energie-installaties1
|
6,67
|
1 Uitzondering hierop geldt voor Radio Nederland Wereldomroep. Zij mogen hun zendinstallatie
afschrijven met afschrijvingspercentage van 20%.
Voor de afschrijvingstermijn voor Hard- en software geldt dat afgeweken mag worden
en er een keuzevrijheid is tussen 25% of 33,33%. Voorwaarde is wel dat dit moet leiden
tot een meer getrouw beeld en dat hiervan een onderbouwing dient te worden opgenomen
in de grondslagen van de jaarrekening. De afwijking dient bovendien volgtijdig consistent
te worden toegepast.
Niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbaar
Dit betreft vaste activa die niet dienstbaar zijn aan de publieke media-instelling,
Wereldomroep of Ster. Te denken valt aan gebouwen die worden verhuurd aan derden.
Waardering geschiedt op basis van historische kosten, naar beneden te corrigeren als
de marktwaarde lager is dan de historische kosten. Afschrijving geschiedt tegen de
bij bedrijfsgebouwen en terreinen vermelde afschrijvingspercentages.
Financiële vaste activa
Deelnemingen
Een overzicht met alle rechtspersonen waarbij een publieke media-instelling betrokken
is geeft inzicht in de aard van de rechtspersonen waarbij de desbetreffende publieke
media-instelling betrokken is.
Een overzicht met alle deelnemingen geeft inzicht in het resultaat per deelneming.
De omvang van
eventuele afwaarderingen wordt vermeld, waarbij bijzondere afwaarderingen nader worden
toegelicht.
Overige effecten
Dit betreft effecten die bestemd zijn om duurzaam te worden aangehouden. Waardering
geschiedt tegen verkrijgingsprijs, naar beneden te corrigeren indien de beurswaarde
of marktwaarde lager is dan de verkrijgingsprijs. De marktwaarde van de ter beurze
genoteerde effecten wordt in de toelichting vermeld.
2.1.2. Vlottende Activa
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Voorraden
Onderhanden werken en gereed product m.b.t. media-aanbod
Dit betreft zowel nog niet verspreid media-aanbod als herhalingen. Een overzicht specificeert
het totaal van deze post naar nog te verspreiden media-aanbod en herhalingen. De omvang
van eventuele afwaarderingen wordt vermeld, waarbij bijzondere afwaarderingen nader
worden toegelicht.
Nog niet verspreid media-aanbod
Waardering van een eigen productie geschiedt tegen de directe kosten. Onder de directe
kosten zijn opgenomen de personele kosten van eigen medewerkers en overige medewerkers,
de facilitaire kosten en de overige programmakosten. Kosten die niet direct aan het
programma zijn toe te rekenen (bijvoorbeeld leiding en planning media-aanbod, netcoördinatie)
maken geen deel uit van de directe kosten.
De waardering van media-aanbod wordt verminderd met de voor dit media-aanbod ontvangen
bijdragen van derden. Dit betreft bijdragen van sponsors, CoBO- en Stimuleringsfonds
en overige derden. In de toelichting is zowel de voorraad voor vermindering als genoemde
vermindering afzonderlijk getoond.
Gereed voor uitzending maar nog niet verspreid media-aanbod worden op balansdatum
individueel beoordeeld. Bepaald media-aanbod wordt volledig afgewaardeerd als er door
de publieke media-instelling in overleg met de netcoördinator definitief is besloten
het media-aanbod niet te verspreiden.
Als twee jaar na de eerste voorraadwaardering nog steeds geen beslissing is genomen
ten aanzien van het verspreiden van bepaald media-aanbod, zal het betreffende media-aanbod
volledig worden afgewaardeerd.
In specifieke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Er is in dit geval wel voldoende
zekerheid over de verspreiding van het media-aanbod, maar niet over het jaar waarin
de verspreiding zal plaatsvinden (danwel dat de verspreiding later dan 2 jaar na aankoop
of productie zal plaatsvinden). Dit geldt bijvoorbeeld voor de aankoop van (licenties
voor) speelfilms en series die minimaal 2 jaar na aankoop ingaan. Ingeval hier gebruik
van wordt gemaakt dient dit te worden toegelicht, incl. waarde per speelfilm/serie
e.d.
Herhalingen
Herhalingen van eigen producties worden gewaardeerd op de balans indien op het moment
van eerste verspreiding schriftelijk is vastgelegd dat bepaald media-aanbod daadwerkelijk
herhaald zal worden en voor de herhaling bekostiging is vastgesteld. Verspreidingen
van media-aanbod dat binnen 1 week na balansdatum worden herhaald, zijn uitgesloten
van voorraadwaardering. Waardering van een herhaling geschiedt tegen maximaal 15%
van de directe kosten.
Aangekochte producties waar op basis van contractuele afspraken is betaald voor het
recht op herhaling van media-aanbod, worden op balansdatum gewaardeerd tegen het bedrag
dat is betaald voor dit recht.
Alle herhalingen worden drie jaar na de eerste voorraadwaardering volledig afgewaardeerd.
Handelsdebiteuren
Vorderingen dienen, onder aftrek van een eventuele voorziening wegens oninbaarheid,
tegen nominale waarde te worden gewaardeerd.
Effecten
Dit betreft effecten die gerekend worden tot de tijdelijke beleggingen. Waardering
van niet ter beurze genoteerde effecten geschiedt tegen verkrijgingsprijs of lagere
marktwaarde. Voor de afwaardering naar lagere marktwaarde zijn twee methoden toepasbaar:
In de toelichting dient te worden uiteengezet welke methode van afwaardering is toegepast.
Waardering van ter beurze genoteerde effecten geschiedt tegen marktwaarde. In de toelichting
dient de afwijking van de waardering tegen verkrijgingsprijs te worden uiteengezet.
Het is niet toegestaan gebruik te maken van een balansrekening Reserve Koersverschillen
Beleggingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koers-verschillen komen direct
ten laste of ten gunste van de exploitatierekening en worden verantwoord onder de
post waardeveranderingen van effecten.
2.1.3. Eigen Vermogen
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Een verloopoverzicht van ieder onderdeel van het Eigen Vermogen geeft inzicht in de
mutaties.
Reserve voor media-aanbod
De reserve voor media-aanbod kan incidenteel een negatief saldo vertonen. In het volgende
boekjaar dient de negatieve reserve voor media-aanbod verrekend te worden met het
dan vast te stellen exploitatieresultaat. Indien dit exploitatieresultaat onvoldoende
is voor volledige verrekening dient het resterende negatieve saldo van de reserve
voor media-aanbod te worden afgeboekt van de Algemene reserve.
Overige reserves
Overige reserves dienen in de toelichting nader te worden gespecificeerd.
2.1.4. Voorzieningen
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Een verloopoverzicht van iedere individuele voorziening geeft inzicht in de dotaties,
onttrekkingen en overige mutaties. Het doel van de voorziening dient te worden toegelicht.
2.1.5. Kortlopende schulden
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Overlopende passiva budget voor media-aanbod
Als de raad van bestuur van de NPO de bedragen die voor de verzorging van media-aanbod
ter beschikking zijn gesteld in een boekjaar niet volledig aan de publieke media-instellingen
heeft toegekend, dan dient de NPO deze middelen te verantwoorden als overlopende passiva
budget voor media-aanbod. De NPO geeft bij de toelichting op de post overlopende passiva
een specificatie van deze post, waarbij eerdergenoemd deel ten behoeve van het budget
voor media-aanbod apart wordt vermeld.
2.2. Exploitatierekening volgens de categoriale indeling met toelichting
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Hierbij wordt Model III exploitatierekening volgens de categoriale indeling gevolgd.
Bij de toelichting wordt Model IV gevolgd. Model V geeft aan op welke wijze posten
dienen te worden gerubriceerd.
De publieke media-instelling neemt in haar jaarrekening de exploitatierekening op
volgens de categoriale indeling. Daarbij dient de publieke media-instelling inzicht
te geven in de herkomst van baten en lasten van de publieke media-instelling. In de
toelichting op de categoriale exploitatierekening (Model IV), blijken de afzonderlijke
exploitaties van de instelling, gesplitst in algemene radio- en , televisiekanalen
(zie artikel 2.50 e.v. MW 2008), overige media-aanbod, neven- en verenigingsactiviteiten en indirecte kosten. Model
V geeft aan op welke wijze posten volgens deze indeling dienen te worden gerubriceerd.
Daarbij is per post de aansluiting met de categoriale indeling vermeld.
2.2.1. Nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Voor nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten dient altijd een gescheiden administratie
te worden gevoerd. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.135, eerste lid MW 2008 dienen de inkomsten uit neven- en verenigingsactiviteiten (waaronder inkomsten uit
vermogen) te worden aangewend voor de verzorging van media-aanbod van de publieke
media-instelling. Dit betreft ook de gerealiseerde koerswinsten, ofwel het verschil
tussen de verkoopopbrengst en de boekwaarde. Genomen koersverliezen kunnen eerst met
gerealiseerde koerswinsten worden verrekend alvorens saldering met andere verenigingsgebonden
baten en lasten plaatsvindt. Noodzakelijke afboekingen in verband met niet-gerealiseerde
boekverliezen, waarbij de beurswaarde respectievelijk de marktwaarde lager is dan
de verkrijgingsprijs, kunnen in het jaar eerst met de gerealiseerde koerswinsten worden
verrekend, alvorens het bepaalde in artikel 2.135, eerste lid MW 2008 van toepassing
is.
De toerekening van de resultaten van neven- en verenigingsactiviteiten naar het media-aanbod
(artikel 2.135, eerste lid MW 2008), wordt gespecificeerd in Model IV. Hierbij wordt een toelichting opgenomen voor
de verschillende verenigingsactiviteiten die in het exploitatieoverzicht zijn verantwoord.
Indien er, na verrekening met een eventueel positief resultaat uit de programmabladen,
sprake is van een negatief exploitatieresultaat uit verenigingsactiviteiten, dient
dit expliciet ten laste van de algemene (verenigings)reserve te worden gebracht.
Een toelichting van de nevenactiviteiten per cluster wordt gegeven conform model VI
bij de additionele informatie. Het totaal dient aan te sluiten met de kolom nevenactiviteiten
uit Model IV.
2.2.2. (Directe) kosten media-aanbod, neven- en verenigingsactiviteiten
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Onder directe kosten dienen die kosten te worden verstaan die samenhangen met de kernactiviteiten
(activiteiten gericht op de voortbrenging van een of meerdere producten) van de organisatie.
Hierbij wordt voor de publieke media-instellingen, media-aanbod als verschillende
producten gedefinieerd. Onder de directe kosten zijn opgenomen de personele kosten
van eigen medewerkers en overige medewerkers, de facilitaire kosten en de overige
programmakosten.
2.2.3. Indirecte kosten
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Alle kosten die niet rechtstreeks samenhangen met de kernactiviteiten van de organisatie
en dus samenhangen met ondersteunende activiteiten, dienen te worden aangemerkt als
indirecte kosten.
Kosten die samenhangen met ondersteunende activiteiten worden waar mogelijk rechtstreeks
ten laste van die activiteit verantwoord.
Met ingang van het boekjaar 2011 krijgen de landelijke publieke media-instellingen
een aparte vergoeding van de NPO voor de indirecte kosten, met uitzondering van de
2.42 omroepen. Deze vergoeding, en de indirecte kostencomponent van de kostenregels
worden in een aparte kolom ingevuld (zie model IV). De lasten op de platforms, nevenactiviteiten
en verenigingsactiviteiten bestaan dus alleen nog maar uit directe kosten. Op de laatste
kostenregel ‘Toerekening indirecte kosten’ kunnen de indirecte kosten toegerekend
worden aan de verenigings- en nevenactiviteiten. Voor de 2.42 omroepen vindt wel toerekening
plaats op de platforms.
De basis voor toerekening van indirecte kosten aan nevenactiviteiten en verenigingsactiviteiten
is de kostprijs. Voor de toerekening van de indirecte kosten worden de volgende directe
kostensoorten onderscheiden
De volgende indirecte kostensoorten zijn te onderscheiden:
Personele kosten
Voor de toerekening van de indirecte personele kosten wordt de opslagcalculatiemethode
gehanteerd. Grondslag voor het opslagpercentage is de verhouding tussen de indirecte
personele lasten en de directe personele lasten.
Voorbeeld 1:
|
|
|
|
A:
|
Totaal directe personele kosten zijn
|
€ 100,
|
|
Totaal indirecte personele kosten
|
€ 10.
|
|
De opslag (A) voor de indirecte personele kosten is dan 10/100 = 10%
|
|
De neven- of verenigingsactiviteit heeft € 40 directe personele kosten. Dan wordt
opslag A toegepast. In dit voorbeeld is dat 10% van € 40 = € 4.
|
|
Aan de totale kostprijs wordt € 40 + € 4 = € 44 toegerekend.
|
Huisvestingkosten
De toerekening van de indirecte huisvestingskosten vindt plaats op basis van de door
de nevenactiviteit of verenigingsactiviteit gebruikte vloeroppervlakte (m2), rekeninghoudend met de duur van de activiteit.
Voorbeeld 2:
|
|
B:
|
Totale vloeroppervlakte bedraagt
|
150m2.
|
|
De neven- of verenigingsactiviteit gebruikt hiervan
|
15m2.
|
|
De toerekening (B) voor de indirecte huisvestingskosten is dan 15/150 = 10%.
|
|
Totale indirecte huisvestingskosten bedragen € 100. Dan wordt de toerekening B toegepast.
In dit voorbeeld is dat 10% van € 100 = € 10.
|
|
Aan de totale kostprijs wordt € 10 toegerekend.
|
Overige algemene kosten
Voor de toerekening van de indirecte overige algemene kosten wordt (conform de personele
kosten) de opslagcalculatiemethode gehanteerd. Het gehanteerde percentage per kostensoort
is afhankelijk van de verhouding tussen de totale directe en indirecte kosten per
kostensoort van de publieke media-instelling.
Voorbeeld 3:
|
|
|
|
C:
|
Totaal facilitaire kosten en overige directe kosten zijn
|
€ 50
|
|
Totaal indirecte overige algemene kosten
|
€ 10
|
|
De opslag (C) voor de indirecte overige algemene kosten is dan 10/50 = 20%
|
|
De neven- of verenigingsactiviteit heeft € 15 directe facilitaire kosten en overige
kosten. Dan wordt opslag C toegepast. In dit voorbeeld is dat 20% van € 15 = € 3.
|
|
Aan de totale kostprijs wordt € 15 + € 3 = € 18 toegerekend.
|
De totale kostprijs bestaat uit het totaal van de hierboven genoemde kosten.
Voorbeeld 4:
|
|
|
|
Totale kostprijs bedraagt € 44 (volgens voorbeeld 1) + € 10 (volgens voorbeeld 2)
+ € 18 (volgens voorbeeld 3) = € 72.
|
2.2.4. Aantal fte ultimo boekjaar
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Het aantal medewerkers in Full Time Equivalent dat ultimo boekjaar in dienst is bij
de publieke media-instelling wordt aangegeven in Model III en Model IV.
2.2.5. Gemiddeld aantal fte over het boekjaar
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Het gemiddeld aantal medewerkers in Full Time Equivalent dat over het boekjaar in
dienst is geweest bij de publieke media-instelling, wordt aangegeven in Model III
en Model IV.
2.2.6. Bezoldiging bestuurders, directie en toezichthouders
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
In de toelichting wordt overeenkomstig artikel 383 BW 2 opgave gedaan van de bezoldiging van de gezamenlijke bestuurders en gewezen bestuurders
en, afzonderlijk, voor de gezamenlijke toezichthouders en gewezen toezichthouders.
De bedragen dienen in het boekjaar ten laste van de publieke media-instelling te zijn
verantwoord. Op overeenkomstige wijze wordt afzonderlijk opgave gedaan van de bezoldiging
van de gezamenlijke directieleden en gewezen directieleden.
Een opgave die herleid kan worden tot een enkele natuurlijke persoon mag achterwege
blijven.
De wijze waarop de bezoldiging wordt berekend is overeenkomstig de berekeningswijze,
zoals deze is bepaald in artikel 6 Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT). De volgende beloningscomponenten dienen bij elkaar opgeteld te worden:
-
– Belastbaar loon (bedrag zoals op de jaaropgaaf vermeld staat)
-
– Pensioenafdracht (werkgevers én werknemersdeel)
-
– Overige voorzieningen betaalbaar op termijn (bijvoorbeeld levensloop, financiële afspraken
m.b.t. sabbatical etc.)
-
– Ontslagvergoedingen voor zover deze niet zijn opgenomen in het belastbaar loon
Namen van alle bestuurders, directieleden en toezichthouders dienen eveneens te worden
vermeld. Per bestuurder, directielid en toezichthouder wordt de vorm van bezoldiging
(gesalarieerd parttime of fulltime en/of vacatiegeld en eventuele onkostenvergoeding)
aangegeven. Bij parttime salariëring wordt het parttime percentage vermeld.
Onder bestuurders wordt verstaan die personen die deel uitmaken van het statutaire
bestuursorgaan.
Onder directieleden wordt verstaan die personen die deel uitmaken van de statutaire
directie. Tevens worden hieronder begrepen die personen die bij de statuten algemene
bevoegdheden hebben verkregen.
Onder toezichthouders wordt verstaan die personen die krachtens de wet of statuten
met het toezicht op het bestuur zijn belast. Leden van een ledenraad worden hier niet
onder begrepen.
2.2.7. Verantwoording in het kader van het BPPO
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Op grond van artikel 2.3 derde lid onder b MW 2008 is door de raad van bestuur ‘Het Beloningskader Presentatoren in de Publieke Omroep’
opgesteld. Het bedrag dat uiteindelijk is toegestaan om boven het maximum van categorie
C aan een Presentator toe te kennen, mag bij ledenverenigingen ten aanzien van contracten
aangegaan na 1 september 2009 niet betaald worden uit de omroepbudgetten, maar alleen
uit de verenigingsmiddelen. Het bedrag dat uit verenigingsmiddelen is betaald, wordt
in de toelichting bij Model IV opgenomen.
2.2.8. Verantwoording in het kader van de WOPT
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
Naast de hierboven genoemde informatie wordt een opgave opgenomen waarmee wordt voldaan
aan de verantwoordingverplichting in het kader van de WOPT. In deze verantwoording wordt separaat opgaaf gedaan van het belastbaar loon, de
voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, de functie of functies
en de duur van het dienstverband in dat jaar van eenieder van wie de som van het belastbare
loon en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, het gemiddelde
belastbare loon van ministers in het boekjaar te boven is gegaan.
Wanneer een verplichte verantwoording in het kader van de WOPT niet van toepassing is, dient hiervan expliciet melding gemaakt worden.
2.2.9. Bijzonderheden
[Regeling vervallen per 01-04-2014]
De bijzonderheden die zich in het boekjaar hebben voorgedaan worden tekstueel toegelicht.
Dit betreft onder meer:
-
• toelichting op de wijziging van verdeelsleutels bij de vaststelling van de lasten
-
• toelichting op een aanzienlijke stijging of daling (meer dan 10%) van balansposten,
baten en lasten ten opzichte van vorig jaar
-
• toelichting op bijzondere waardeverminderingen
-
• toelichting als een post van de exploitatierekening volgens de categoriale indeling
meer dan 10% afwijkt van de begroting zoals bedoeld in de artikelen 2.147 en 2.160 MW 2008 (de NPO en de Wereldomroep) of de begroting van de Ster zoals bedoeld in artikel
14, tweede lid van de statuten van de Ster.