Besluit vaststelling Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch rijden

[Regeling vervallen per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2010 en zichtdatum 21-09-2024.
Geldend van 30-09-2009 t/m 31-12-2010

Besluit houdende vaststelling van het Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch rijden

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Als subsidieprogramma als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat, wordt vastgesteld het Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch rijden, dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Op een subsidie die is aangevraagd of verleend voor 1 januari 2011 blijft dit besluit en het daarbij vastgestelde subsidieprogramma van toepassing zoals dat gold voor 1 januari 2011.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2011.

Dit besluit zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

Bijlage bij artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch rijden1

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Inhoudsopgave

§ 1. Begripsomschrijvingen

§ 2. Subsidiabele projecten

§ 3. Weigeringsgronden

§ 4. Subsidieplafond

§ 5. Subsidiemaxima en subsidiepercentages

§ 6. Verdeling van de gelden en rangschikkingscriteria

§ 7. Aanwijzing uitvoeringsinstantie

§ 8. Indiening van aanvragen

§ 9. Voorschotten

§ 10. Subsidievaststelling

§ 11. Nadere verplichting

Bijlage A: Aanvraagformulier Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch rijden.

Bijlage B: Controleprotocol aangaande het geven van aanwijzingen over de reikwijdte en intensiteit van de accountantscontrole van subsidies waarop de kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat van toepassing is.

§ 1. Begripsomschrijvingen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In dit subsidieprogramma wordt verstaan onder:

  • a. kaderregeling: Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat;

  • b. samenwerkingsverband: verband zonder rechtspersoonlijkheid van twee of meer aanvragers;

  • c. wegvoertuig: motorrijtuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994 dat is toegelaten tot het verkeer op de weg ingevolge hoofdstuk III van de Wegenverkeerswet 1994;

  • d. personenauto: wegvoertuig, zijnde een personenauto als bedoeld in artikel 1.1. van de Regeling voertuigen;

  • e. bestelauto: wegvoertuig, zijnde een bestelauto als bedoeld in artikel 1, onderdeel db, van het RVV 1990;

  • f. vrachtauto: wegvoertuig, zijnde een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onderdeel ao, van het RVV 1990;

  • g. bromfiets: wegvoertuig op drie of vier wielen, zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, onder b of c, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • h. hybride elektrisch wegvoertuig: wegvoertuig dat wordtaangedreven door een combinatie van een verbrandingsmotor en een elektromotor;

  • i. batterij: voorziening voor reversibele opslag van elektrische energie;

  • j. batterij elektrisch wegvoertuig: wegvoertuig dat wordt aangedreven door een elektromotor waarvoor de elektrische energie uitsluitend geleverd wordt door een batterij en waarvan de batterij wordt opgeladen door middel van een elektrisch oplaadpunt buiten het voertuig;

  • k. plug-in hybride elektrisch voertuig: hybride elektrisch wegvoertuig waarvan de batterij kan worden opgeladen door middel van een elektrisch oplaadpunt buiten het voertuig, waarbij de aandrijving door de elektromotor zodanig is dat de elektrische energie van personenauto’s in een actieradius van ten minste 20 kilometer, van bestelauto’s in een actieradius van ten minste 10 kilometer en van vrachtauto’s en bromfietsen in een actieradius van ten minste 5 kilometer aaneengesloten verkeer voorziet;

  • l. haalbaarheidsproject: milieu-haalbaarheidsproject als bedoeld in artikel 5, onderdeel q, van de kaderregeling, uitsluitend voor zover het betreft het tot stand brengen van een rapport inzake de haalbaarheid van een eerste toepassingsproject op basis van het beproeven van nieuw ontwikkelde batterij elektrische of plug-in hybride elektrische wegvoertuigen in een operationele praktijkomgeving;

  • m. eerste toepassingsproject: milieu-investeringsproject gericht op energiebesparing als bedoeld in artikel 5, onderdeel m, sub 2, van de kaderregeling, bestaande uit het door de aanvrager aanschaffen en in gebruik nemen van een aantal batterij elektrische of plug-in hybride elektrische wegvoertuigen, met als resultaat dat de betreffende wegvoertuigen worden toegepast in een operationele praktijkomgeving;

  • n. combinatieproject: combinatie van een haalbaarheidsproject en een eerste toepassingsproject;

  • o. adviescommissie: de adviescommissie duurzame mobiliteit als bedoeld in artikel 30 van de kaderregeling;

  • p. aanvrager: onderneming;

  • q. subsidieontvanger: aanvrager die een subsidie op grond van dit subsidieprogramma ontvangt.

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Het onderhavige subsidieprogramma vloeit voort uit de innovatieagenda energie voor het thema duurzame mobiliteit- getiteld Proeftuinen voor Duurzame Mobiliteit. Dit subsidieprogramma ziet op haalbaarheidsprojecten en op eerste toepassingsprojecten om zodoende de praktijktoepassing van innovaties zo snel mogelijk naar de markt te brengen. Het programma is bestemd voor ondernemers. Decentrale overheden die handelen als ondernemers kunnen een aanvraag indienen. Ook samenwerkingsverbanden kunnen een aanvraag indienen. Bij samenwerkingsverbanden kan een deel of de gehele keten bij het project betrokken raken. Dat zal de meeste leereffecten opleveren.

In deze paragraaf zijn, in aanvulling op de kaderregeling de begrippen omschreven die in het subsidieprogramma voorkomen. Zo nodig wordt in het navolgende per begrip een toelichting gegeven.

Aanvragers zijn beperkt tot ondernemingen. Het begrip onderneming is in artikel 1 van de kaderregeling omschreven en heeft een zeer ruime betekenis: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en ongeacht de wijze waarop zij wordt gefinancierd, die een economische activiteit uitoefent. Decentrale overheden en andere publiekrechtelijke instellingen en organisaties kunnen ook onderneming in deze zin zijn, voor zover zij een economische activiteit uitoefenen. Zij kunnen een aanvraag indienen indien zij optreden als marktpartijen.

Particulieren, dat wil zeggen natuurlijke personen die niet als onderneming handelen, kunnen geen aanvraag indienen en zijn van subsidieverlening uitgesloten. Hiermee wordt beoogd de niet-professionele ontwikkelaars en bouwers van hybride en elektrische voertuigen uit te sluiten. Opgemerkt zij dat eenmanszaken of vennootschappen onder firma wel een aanvraag kunnen indienen, omdat zij onder de begripsomschrijving van ondernemingen vallen.

Voor de omschrijving van wegvoertuigen is gekozen voor aansluiting bij de begripsbepalingen van bestaande regelgeving, de Wegenverkeerswet 1994, Regeling voertuigen en het RVV 1990. Het subsidieprogramma richt zich op wegvoertuigen met meer dan twee wielen daarom zijn in de omschrijving van bromfietsen de tweewielige wegvoertuigen niet opgenomen. In de begripsbepalingen is niet opgenomen het begrip bussen. Deze vallen niet onder de reikwijdte van het subsidieprogramma.

De kaderregeling kent een ruime begripsomschrijving van een milieu-investeringsproject die is ontleend aan de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming (PB EU 2008, C 82). Artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de kaderregeling maakt het mogelijk om in een subsidieprogramma onderdelen van projecten op te nemen die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Voor het onderhavige subsidieprogramma is de begripsomschrijving van een milieu-investeringsproject nader afgebakend en omschreven als een eerste toepassingsproject. Een eerste toepassingsproject is een project gericht op energiebesparing en moet als resultaat hebben dat de betreffende wegvoertuigen worden toegepast in een operationele praktijkomgeving.

Ook een haalbaarheidsproject is ten opzichte van de begripsomschrijving van de kaderregeling nader afgebakend en is gericht op het tot stand brengen van een rapport inzake de haalbaarheid van een eerste toepassingsproject in de zin van dit subsidieprogramma op basis van het beproeven van in de omschrijving genoemde nieuw ontwikkelde wegvoertuigen in een operationele praktijkomgeving. Een uitsluitend schriftelijke haalbaarheidsstudie is dus geen haalbaarheidsproject in de zin van dit subsidieprogramma. Uit de proefnemingen met de voertuigen kan blijken dat verdere product- of procesontwikkeling nodig is.

§ 2. Subsidiabele projecten

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1. De minister kan op aanvraag subsidie verlenen aan ondernemingen voor haalbaarheidsprojecten, eerste toepassingsprojecten en combinatieprojecten die betrekking hebben op ten minste drie wegvoertuigen.

  • 2. Een haalbaarheidsproject, een eerste toepassingsproject of een combinatieproject heeft betrekking op de volgende wegvoertuigen;

    • a. personenauto’s, bestelauto’s of vrachtauto’s als batterij elektrische wegvoertuigen;

    • b. personenauto’s en bestelauto’s als plug-in hybride elektrische wegvoertuigen;

    • c. vrachtauto’s waarvan het vermogen van de verbrandingsmotor niet meer bedraagt dan 150 kW als plug-in hybride wegvoertuigen;

    • d. bromfietsen als batterij elektrische wegvoertuigen;

    • e. een combinatie van een of meer van de wegvoertuigen als bedoeld onder onderdeel a, b, c of d.

  • 3. De aanvraag voorziet tevens in de voor het project benodigde elektrische oplaadpunten waarmee duurzaam opgewekte elektriciteit in de batterij van de betreffende wegvoertuigen kan worden geladen.

  • 4. Indien voor de uitvoering van een project medewerking van een elektriciteitsleverancier of een decentrale overheid gewenst of noodzakelijk is, bevat de aanvraag de wijze waarop daarin wordt voorzien.

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In deze paragraaf zijn de projecten opgenomen waarvoor subsidie kan worden gevraagd. Voor alle projecten geldt dat een project betrekking moet hebben op minimaal drie wegvoertuigen. Dit wordt geacht de minimum projectomvang te zijn op basis waarvan het project nog zinvolle resultaten kan genereren, ook voor andere potentiële gebruikers van hybride elektrische of elektrische voertuigen.

Het is de bedoeling dat in een haalbaarheidsproject de wegvoertuigen ter beschikking worden gesteld voor beproeving in een operationele praktijkomgeving. De wegvoertuigen worden in het kader van een haalbaarheidsproject niet door de subsidieontvanger, zijnde eindgebruiker aangeschaft om in de betreffende praktijksituatie operationeel te blijven.

Een eerste toepassingsproject moet ertoe leiden dat wegvoertuigen worden toegepast in een operationele praktijkomgeving. Bij dit project worden de voertuigen, zoals aangegeven in de begripsomschrijving, door de subsidieontvanger, zijnde eindgebruiker aangeschaft om in de betreffende praktijksituatie operationeel te blijven.

In een combinatieproject zullen de wegvoertuigen in eerste instantie worden beproefd en vervolgens aangeschaft om in de betreffende praktijkomgeving operationeel te blijven. Een combinatieproject is mogelijk, wanneer de vervolginvesteringen op basis van de voorziene resultaten van het onderdeel haalbaarheidsproject deel uitmaken van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit kan met zich mee brengen dat als de resultaten van het onderdeel haalbaarheidsproject relevant anders uitvallen dan voorzien, het wenselijk zal zijn het onderdeel eerste toepassingsproject van het combinatieproject te wijzigen of stop te zetten. Hiertoe zal dan op grond van artikel 35, tweede lid, van de kaderregeling een verzoek tot ontheffing van de verplichting het project overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening uit te voeren moeten worden ingediend.

De keuze van het soort project (haalbaarheidsproject of eerste toepassingsproject of combinatieproject) is, mede afhankelijk van de vraag of de wegvoertuigen ter beschikking worden gesteld door voertuigproducenten voor een (nadere) beproeving in de dagelijkse praktijk (haalbaarheidsproject) of dat de wegvoertuigen worden aangeschaft door eindgebruikers die de betreffende voertuigen in een operationele praktijkomgeving toe gaan passen (eerste toepassingsproject) of een combinatie van beide elementen (combinatieproject).

Bij de keuze van de in aanmerking komende wegvoertuigen is gestreefd naar zo breed mogelijke toepassingsmogelijkheden zoals ook al blijkt uit de begripsomschrijvingen. Een combinatie van verschillende wegvoertuigen in één project is ook mogelijk. Bussen zijn niet in de begripsbepalingen opgenomen en vallen ook niet onder subsidiabele projecten. Een wegvoertuig moet in gevolge de Wegenverkeerswet 1994 zijn toegelaten voor het verkeer op de weg om als wegvoertuig in de zin van dit subsidieprogramma te kunnen worden aangemerkt. Wegvoertuigen die niet zijn toegelaten op de weg dragen immers onvoldoende bij aan de mogelijkheden van het toepassen van hybride en elektrisch rijden op grotere schaal.

Verder geldt dat de aanvraag de voor het project benodigde elektrische oplaadpunten moet bevatten. Immers zonder elektrische oplaadpunten kunnen de wegvoertuigen niet rijden. Vereist is dat met deze oplaadpunten met duurzaam opgewekte elektriciteit wordt geladen. Aan deze eis kan worden voldaan door bijvoorbeeld de stroomvoorziening van de oplaadpunten te laten geschieden door middel van een groene-stroomcontract met een elektriciteitsleverancier. Het onderstreept het duurzaamheidskarakter van het subsidieprogramma.

Indien het gewenst of noodzakelijk is dat een elektriciteitsleverancier of decentrale overheid bij de uitvoering van het project is betrokken, dient de aanvraag de wijze te bevatten waarop daarin is voorzien. Betrokkenheid kan gewenst of noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld met het oog op kwaliteitseisen die aan elektrische installaties worden gesteld of benodigde vergunningen voor infrastructuur. Indien de elektriciteitsleverancier of de decentrale overheid als aanvrager onderdeel uitmaakt van een samenwerkingsverband van aanvragers blijkt hun rol uit de aanvraag en is een aparte vermelding vaak niet noodzakelijk. Uiteraard moet dan wel blijken dat ook dan aan de eventueel vereiste vergunningen is voldaan.

Voorbeelden van projecten die onder de reikwijdte van dit subsidieprogramma kunnen vallen zijn opgenomen op www.senternovem.nl/proeftuinen.

§ 3. Weigeringsgronden

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1. De minister verleent geen subsidie aan een grote onderneming voor een eerste toepassingsproject, tenzij de betrokken onderneming bij de aanvraag schriftelijk aantoont dat zonder de subsidie niet voor het milieuvriendelijker alternatief zou zijn gekozen. Daartoe verstrekt de betrokken onderneming gegevens die aantonen dat:

    • a. de referentiesituatie geloofwaardig is;

    • b. de subsidiabele kosten zijn berekend overeenkomstig artikel 18, eerste, vierde en zevende lid, van de kaderregeling;

    • c. de investering in het project zonder subsidie niet voldoende rendabel is, rekening houdend met de eventuele voordelen die de investering zonder subsidie met zich brengt, met inbegrip van de waarde van verhandelbare vergunningen die voor de betrokken onderneming beschikbaar komen na de milieuvriendelijke investering.

  • 2. De minister verleent geen subsidie aan een grote onderneming voor een haalbaarheidsproject, tenzij de betrokken onderneming bij de aanvraag schriftelijk aantoont dat de subsidie leidt tot:

    • a. een wezenlijke toename van de omvang of reikwijdte van het project;

    • b. een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de subsidieontvanger voor het project, of

    • c. een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken project of de betrokken activiteit wordt ontplooid.

  • 3. Als termijn waarbinnen het project moet worden voltooid als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel c, van de kaderregeling wordt vastgesteld 1 januari 2013.

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Een aanvraag wordt, op grond van artikel 34, eerste lid, onderdeel a, afgewezen als die niet voldoet aan het bepaalde in de kaderregeling en dit subsidieprogramma. Verder moet ten tijde van de aanvraag voldoende aannemelijk zijn dat het project vóór 1 januari 2013 kan worden afgerond. In de beschikking tot subsidieverlening zal het tijdstip waarop het project moet zijn voltooid worden opgenomen (artikel 35 kaderregeling).

In artikel 34 van de kaderreling zijn nog meer weigeringsgronden opgenomen. Zo wordt een aanvraag afgewezen, indien de minister aanwijzingen heeft dat de aanvrager het project onvoldoende kan financieren. Voor de beoordeling van de haalbaarheid van de financiering wordt gekeken naar de eigen middelen die de aanvrager kan inzetten en naar de middelen waarvan de aanvrager aantoont dat derden die ter beschikking zullen stellen. Daarnaast wordt het bedrag van de aangevraagde subsidie meegenomen in de beoordeling. Voorts wordt de subsidie geweigerd indien de minister aanwijzingen heeft dat de technische, organisatorische of economische haalbaarheid van het project onvoldoende is. Tenslotte mogen de werkzaamheden voor het project niet zijn begonnen voor het indienen van de subsidieaanvraag. Voor die tijd mogen ook nog geen verplichtingen ten behoeve van het project zijn aangegaan. Artikel 34, eerste lid, onderdeel d van de kaderregeling biedt ruimte om een uitzondering te maken voor verplichtingen die worden aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat de subsidie wordt verleend. Deze voorwaarde moet zodanig zijn opgenomen, dat als de subsidie niet wordt verleend, partijen op geen enkele wijze, direct noch indirect, aan de betreffende overeengekomen verplichtingen zijn gebonden.

Ook mag ten aanzien van de subsidieontvanger geen uitstaand bevel tot terugvordering van staatssteun bestaan op grond van een eerdere beschikking van de Europese Commissie. Daarnaast zijn ook de weigeringsgronden van artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zo wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien er gegronde verwachting bestaat dat de activiteiten niet zullen plaatsvinden, dat niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan, dat niet op behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal worden afgelegd en bij onjuiste of onvolledige gegevensverstrekking, indien dat geleid zou hebben tot een onjuiste beschikking, en in het geval van faillissement, surseance van betaling, of indien daartoe een verzoek bij de rechtbank is ingediend.

De weigeringsgrond van het eerste lid houdt verband met eisen die in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming aan grote ondernemingen voor milieusteun worden gesteld. Er moet een stimulerend effect zijn vastgesteld voordat milieusteun aan  grote ondernemingen  toelaatbaar is. Dit lid bepaalt hoe dit stimulerend effect kan worden vastgesteld.

De weigeringsgrond in het derde lid houdt verband met eisen die in de Algemene groepsvrijstelling aan steun aan grote ondernemingen worden gesteld. Er moet een stimulerend effect zijn vastgesteld voordat steun aan grote ondernemingen toelaatbaar is. Het derde lid geeft aan hoe dit stimulerend effect kan worden vastgesteld.

§ 4. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Het subsidieplafond bedraagt € 10.000.000,–.

§ 5. Subsidiemaxima en subsidiepercentages

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1. Voor een haalbaarheidsproject bedraagt de subsidie ten hoogste:

    • a. voor een grote onderneming: 50 procent van de subsidiabele projectkosten;

    • b. voor een middelgrote onderneming: 60 procent van de subsidiabele projectkosten;

    • c. voor een kleine onderneming: 70 procent van de subsidiabele projectkosten,

    tot een maximum van € 500.000,– per project.

  • 2. Voor een eerste toepassingsproject bedraagt de subsidie ten hoogste:

    • a. voor een grote onderneming: 60 procent van de subsidiabele projectkosten;

    • b. voor een middelgrote onderneming: 70 procent van de subsidiabele projectkosten;

    • c. voor een kleine onderneming: 80 procent van de subsidiabele projectkosten,

    tot een maximum van € 2.000.000,– per project.

  • 3. Voor een combinatieproject bedraagt de subsidie ten hoogste het totaal van de subsidiebedragen per aanvrager per haalbaarheidsproject en per eerste toepassingsproject, berekend overeenkomstig de percentages genoemd in het eerste en tweede lid, tot een maximum van € 2.500.000,– per combinatieproject.

  • 4. In geval van een samenwerkingsverband voor de uitvoering van een project als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid wordt de subsidie per deelnemer afzonderlijk berekend.

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In deze paragraaf zijn de maximale subsidiepercentages en subsidiebedragen opgenomen. In de kaderregeling zijn verschillende subsidiepercentages opgenomen voor een milieu-haalbaarheidsproject en een milieu-investeringsproject gericht op energiebesparing. Voorts verschillen de subsidiepercentages al naar gelang de aanvrager een kleine, een middelgrote of een grote onderneming is. Zie voor het begrip onderneming de toelichting op paragraaf 1 en voor het onderscheid tussen kleine, grote en middelgrote onderneming de Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (Pb EU 2008, L214). In de toelichting op artikel 1 van de kaderregeling is dit nader toegelicht. Een handzaam overzicht daarvan is te vinden op www.senternovem.nl/proeftuinen.

In geval van een combinatieproject dient de subsidie van de onderdelen van het combinatieproject apart te worden bepaald alvorens de subsidie voor het combinatieproject als geheel kan worden bepaald. Dit betekent dat in de aanvraag voor een combinatieproject het activiteitenplan (projectbeschrijving) en de begroting van de onderdelen van het combinatieproject duidelijk van elkaar worden onderscheiden.

In geval van een samenwerkingsverband dienen in de aanvraag de door de verschillende aanvragers van het samenwerkingsverband te maken kosten afzonderlijk te worden vermeld. Hetzelfde geldt bij het verzoek om subsidievaststelling nadat het project is uitgevoerd (zie ook paragraaf 10).

Voor eerste toepassingsprojecten gelden de subsidiabele kosten als bepaald in artikel 18 van de kaderregeling. Uiteraard geldt dat ook als het eerste toepassingsproject onderdeel uitmaakt van een combinatieproject. Het tweede lid van artikel 18 bepaalt, dat de subsidiabele kosten alleen de extra investeringskosten zijn die noodzakelijk zijn om de met het project beoogde energiebesparing te behalen die noodzakelijk zijn om de met het project beoogde energiebesparingen te behalen die de communautaire normen overtreffen, dan wel- indien er geen normen zijn- de investeringskosten die noodzakelijk zijn om een investeringsniveau te bereiken dat hoger is dan het niveau dat zonder enige subsidie zou zijn bereikt. Dit brengt met zich mee, tenzij deze extra investeringskosten gemakkelijk zijn aan te wijzen, dat de investeringskosten van het project vergeleken moeten worden met de investeringskosten van een referentiesituatie.

De in aanmerking komende subsidiabele kosten van een milieu-investeringsproject van een onderneming worden in twee fasen bepaald. In de eerste fase worden de extra investeringskosten voor het bereiken van de energiebesparing bepaald. Indien de extra investeringskosten niet gemakkelijk kunnen worden vastgesteld, dient dit te gebeuren door middel van een vergelijking met een referentiesituatie. De referentiesituatie is een technische vergelijkbare investering die een lager niveau van milieubescherming biedt, die overeenstemt met de voorgeschreven communautaire normen, waarvan aannemelijk is dat zij zonder subsidie zou worden uitgevoerd en die uit zakelijk oogpunt een geloofwaardig alternatief is voor de met het project beoogde investering.

In de tweede fase worden op grond van artikel 18, zevende lid, van de kaderregeling voor een kleine of middelgrote onderneming de extra exploitatiebaten en -lasten berekend die betrekking hebben op de extra investering gedurende de eerste drie jaar van de investering. Voor een grote onderneming die deelneemt aan het EU-systeem inzake CO2-emissiehandel is dat de eerste vier jaar van de exploitatie en voor een grote onderneming die daar niet aan deelneemt vijf jaar. Een positief saldo moet van de subsidiabele investeringskosten worden afgetrokken, een negatief saldo mag bij de subsidiabele investeringskosten worden opgeteld. Overigens mogen extra afschrijvingskosten en extra financieringskosten en rentevergoedingen niet worden meegenomen in de exploitatiekostenberekening. Financieringskosten en rentevergoedingen komen niet voor subsidie in aanmerking op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel b, van de kaderregeling. Door deze kosten wel in de exploitatiekostenberekening mee te nemen, zouden deze indirect alsnog subsidiabel worden gemaakt. Voor afschrijvingskosten geldt dat deze in feite investeringskosten zijn. Door de afschrijvingskosten in de exploitatiekostenberekening mee te nemen, zouden de investeringskosten voor dat deel indirect dubbel worden gesubsidieerd.

Indien de extra investeringskosten niet gemakkelijk zijn te bepalen en deze ook niet aan de hand van een referentiesituatie kunnen worden bepaald, kunnen er geen subsidiabele kosten worden bepaald en kan er ook geen subsidie worden verstrekt.

De aanvrager dient de referentiesituatie en het exploitatiesaldo aannemelijk te maken. Op het aanvraagformulier zijn daarover vragen opgenomen. Voor wat betreft de aanschaf van hybride of elektrische wegvoertuigen is de referentiesituatie de aanschaf van vergelijkbare wegvoertuigen die traditionele brandstoffen (benzine of minerale diesel) als motorbrandstof gebruiken, derhalve moderne standaard wegvoertuigen.

Ter illustratie van het voorgaande een voorbeeld. Een aanvrager schaft 10 plug-in hybride elektrische personenauto’s aan. Stel, de meerprijs van een plug-in hybride personenauto bedraagt € 8.000,– in vergelijking met een moderne standaard personenauto. De extra investeringskosten voor de personenauto’s bedragen daarmee € 80.000,–. Voorts investeert de onderneming in elektrische oplaadpunten voor een bedrag van € 10.000,–. Deze kosten zijn gemakkelijk te identificeren als de noodzakelijke extra kosten ter verwezenlijking van de milieudoelstelling (energiebesparing). Immers, zonder elektrische oplaadpunten kunnen de elektrische auto’s niet rijden. De kosten van de elektrische oplaadpunten zijn daarmee volledig subsidiabel. Op basis van de investeringskosten in de auto’s en de oplaadpunten bedragen de subsidiabel kosten derhalve in totaal € 90.000,–. Als de aanvrager aannemelijk maakt dat gedurende de eerste drie jaar van de exploitatie een exploitatiekostennadeel bestaat in vergelijking met de referentiesituatie, dan mag dit exploitatiekostennadeel bij de subsidiabele kosten worden opgeteld. Of er een exploitatiekostennadeel bestaat is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uiteraard dient de besparing op traditionele brandstoffen in de berekening te worden meegenomen. Er kan per saldo derhalve ook een exploitatievoordeel ontstaan, dat van de subsidiabele kosten moet worden afgetrokken.

§ 6. Verdeling van de gelden en rangschikkingscriteria

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1. De verdeling van de beschikbare gelden vindt plaats op basis van rangschikking van de subsidieaanvragen die in behandeling zijn genomen en niet zijn afgewezen.

  • 2. De minister stuurt de aanvragen voor projecten als bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, die in behandeling zijn genomen en niet zijn afgewezen voor advies door aan de adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie geeft een negatief advies indien:

    • a. het project niet past binnen de doelstellingvan het subsidieprogramma;

    • b. er onvoldoende vertrouwen bestaat in de slaagkans van het project, in de kans op vervolg bij een positief resultaat van het project, dan wel in de toepassingsmogelijkheden van het project;

    • c. de in het project opgedane kennis over werkwijze en resultaten niet beschikbaar wordt gesteld aan andere belanghebbende partijen.

  • 3. De adviescommissie geeft inzake de aanvragen voor projecten waarover zij geen negatief advies heeft gegeven een advies over de rangschikking aan de hand van de criteria genoemd in het vierde lid.

  • 4. Het advies over de rangschikking bedoeld in het derde lid, vindt plaats op basis van de volgende criteria die elk even zwaar wegen:

    • a. de mate waarin het project bijdraagt aan publieke kennis en publieke inzichten met betrekking tot de aspecten die van belang zijn voor de toepassing van plug-in hybride of elektrisch rijden;

    • b. de mate waarin de samenhang tussen technologie, infrastructuur, regelgeving en organisatie van mobiliteit integraal onderdeel uitmaakt van de projectopzet, zowel ten aanzien van de inhoudelijke projectaanpak als de samenwerking tussen relevante partijen;

    • c. de potentiële spin-off van het project voor de toepassing van plug-in hybride of elektrisch rijden;

    • d. de mate waarin het project een positieve bijdrage levert aan de acceptatiegraad van plug-in hybride of elektrisch rijden.

  • 5. Indien twee of meer aanvragen na rangschikking op dezelfde plaats in de rangschikking terechtkomen en deze plaats samenvalt met het bereiken van het subsidieplafond, wordt door middel van loting de definitieve plaats in de rangschikking bepaald.

  • 6. De minister beschikt op de aanvragen, het advies van de adviescommissie in overweging nemende.

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In dit subsidieprogramma is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de beslissing op de aanvragen te nemen op basis van rangschikking, zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de kaderregeling. Daartoe worden de aanvragen voor advies doorgestuurd aan de adviescommissie duurzame mobiliteit als bedoeld in artikel 30 van de kaderregeling. De adviescommissie stelt een advies op binnen acht weken na het verzoek om advies en geeft de rangorde van de projecten aan (zie artikel 31 van de kaderregeling). De minister kan ingevolge de artikelen 3:49 en 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht in de beschikking tot subsidieverlening volstaan met een verwijzing naar het advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven, dan wel gemotiveerd afwijken van het advies van de commissie.

De adviescommissie kan op basis van de in het tweede lid genoemde criteria een negatief advies geven over een aanvraag voor een project. Het project moet uiteraard binnen de doelstelling van het programma, zoals omschreven in de toelichting op het besluit, passen. Bij een negatief advies komt het project niet voor subsidie in aanmerking en de aanvraag zal worden afgewezen.

De aanvragen voor projecten waarover de adviescommissie geen negatief advies heeft gegeven, worden door de adviescommissie gerangschikt op basis van de rangschikkingscriteria genoemd in het vierde lid.

Er vindt één rangschikking plaats van alle projecten gezamenlijk. De nadruk van het subsidieprogramma ligt op het laten rijden van hybride elektrische en elektrische wegvoertuigen in de dagelijkse praktijk. In haalbaarheidsprojecten worden de wegvoertuigen in een operationele praktijksituatie beproefd, in een eerste toepassingsproject worden de wegvoertuigen in een operationele praktijksituatie toegepast en in gebruik genomen. In een combinatieproject gebeurt beide. Er is daarom inhoudelijk onvoldoende verschil tussen de verschillende projecten om deze afzonderlijk te rangschikken.

Bij het criterium ten aanzien van de bijdrage aan publieke kennis en publieke inzichten wordt beoordeeld in welke mate ook andere potentiële investeerders en andere private en publieke partijen hun voordeel kunnen doen met de kennis en de inzichten die in het project worden verworven. In de aanvragen dient dan ook duidelijk gemaakt te worden op welke wijze in kennisoverdracht wordt voorzien. Indien van toepassing dient daarbij te worden aangegeven of, en zo ja, welke beperkingen aan kennisoverdracht en gebruiksrechten worden gesteld.

Bij het criterium ten aanzien van de samenhang van technologie, infrastructuur, regelgeving en organisatie van mobiliteit wordt aan de hand van deze aspecten beoordeeld wat het bredere leereffect van het project is, naast het leereffect van het beproeven van de technologie als zodanig. Dat komt niet alleen tot uitdrukking in de inhoudelijke aanpak van het project, maar ook in de samenwerkingsvorm. Samenwerking tussen partijen met verschillende oogmerken geeft meer inzichten. Aanvragen die in een samenwerkingsverband van aanvragers worden uitgevoerd, worden daarom hoger gewaardeerd dan aanvragen die door een enkele aanvrager worden uitgevoerd. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat uitbesteding aan derden in dit verband niet als samenwerking geldt, ook niet als die relatie een intensieve samenwerking impliceert. Het gaat om partijen die als aanvragers bij het project betrokken zijn en in die hoedanigheid een samenwerkingsverband vormen.

Bij het criterium ten aanzien van de potentiële spin-off worden het herhalingspotentieel van het project en de opschalingsmogelijkheden van het project zelf beoordeeld. Hoe groter het herhalingspotentieel en de opschalingsmogelijkheden, hoe groter de potentiële energiebesparing en emissiebeperking die het project kan genereren. Daarbij is tevens van belang de mate waarin het project potentieel bijdraagt aan vervanging van wegvoertuigen met een traditionele verbrandingsmotor. Projecten waarvan de wegvoertuigen dienen als vervanging voor traditionele voertuigen scoren hoger dan projecten die ook of uitsluitend extra wegvoertuigen aan het bestaande arsenaal van wegvoertuigen toevoegen.

Het criterium ten aanzien van de bijdrage aan de acceptatiegraad van hybride of elektrisch rijden is opgenomen, omdat te hoge verwachtingspatronen of te kort schietende voorlichting of ondersteuning een negatieve beeldvorming opleveren. Daarmee wordt het risico verhoogd dat de acceptatiegraad van de toegepaste technologie ongunstig wordt beïnvloed. In de aanvragen dient duidelijk te worden gemaakt welke maatregelen worden genomen die bijdragen aan een zo hoog mogelijke acceptatiegraad.

§ 7. Aanwijzing uitvoeringsinstantie

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Als uitvoeringsinstantie als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel l, van de kaderregeling wordt aangewezen Dienst Uitvoering, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken.

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dienst Uitvoering, een onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken, is de opvolger van het agentschap SenterNovem van datzelfde ministerie. Tot het definitief opgaan van de Dienst Uitvoering in een per 1 januari 2010 nieuw te vormen agentschap, blijft de uitvoeringsinstantie uit praktisch oogpunt de naam SenterNovem op de website en in email-verkeer hanteren.

§ 8. Indiening van aanvragen

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een volledig ingevuld aanvraagformulier als bedoeld in bijlage A van dit subsidieprogramma. Alle aanvragen moeten Dienst Uitvoering zijn ontvangen uiterlijk op 23 december 2009 om 12.00 uur.

  • 2. Een aanvraag kan ook worden ingediend door twee of meer aanvragers gezamenlijk die aan de hand van een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst een samenwerkingsverband vormen. De aanvraag wordt ingediend door een van de aanvragers uit het samenwerkingsverband die als penvoerder de overige aanvragers vertegenwoordigt. Alle correspondentie over de subsidie wordt door SenterNovem gevoerd met de penvoerder. Ook de uitbetaling van de subsidie, waaronder begrepen de uitbetaling van de eventuele voorschotten, geschiedt via de penvoerder. De penvoerder wordt door de andere aanvragers van het samenwerkingsverband gemachtigd om de subsidie aan te vragen, de correspondentie over de subsidie te voeren en de subsidie te ontvangen. De machtiging wordt bij de aanvraag gevoegd.

  • 3. Een aanvraag wordt gericht aan de minister en ingediend bij Dienst Uitvoering te Utrecht.

Toelichting:

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Een aanvraag moet zijn ontvangen uiterlijk op 23 december 2009 om 12.00 uur. Aanvragen die daarna worden ontvangen, worden afgewezen. Een tijdig ingediende aanvraag zal pas in behandeling worden genomen als deze voldoet aan alle vereisten en voldoende gegevens bevat om de aanvraag te kunnen beoordelen. In geval van een onvolledige aanvraag zal slechts eenmalig een korte termijn worden gegund om de aanvraag aan te vullen. Is de aanvraag daarna nog steeds incompleet, dan zal de aanvraag niet in behandeling worden genomen.

Een per telefax of e-mail ingediende aanvraag geldt altijd als een incomplete aanvraag, omdat een originele handtekening ontbreekt, ook al is de aanvraag voor het overige misschien compleet. Met het indienen van een aanvraag per telefax of per e-mail kan derhalve alleen worden bereikt dat een aanvraag, zij het onvolledig, nog op tijd bij Dienst Uitvoering wordt ontvangen. De tijdige ontvangst van een per telefax of e-mail ingediende aanvraag kan door Dienst Uitvoering echter niet worden gegarandeerd en komt voor rekening en risico van de aanvrager.

Het postadres van Dienst Uitvoering (voorheen SenterNovem) te Utrecht is:

Dienst Uitvoering

Afdeling Mobiliteit en Klimaat

Postbus 8242

3503 RE Utrecht

E-mail: proeftuinen@senternovem.nl

Fax: 030-231 6491

Informatie over het subsidieprogramma is te vinden op www.senternovem.nl/proeftuinen waar ook het aanvraagformulier kan worden gedownload. Nadere informatie over het subsidieprogramma en het aanvraagformulier zijn ook bij Dienst Uitvoering te verkrijgen (telefoonnummer 030-239 3601).

Aanvragen kunnen ook worden ingediend door een samenwerkingsverband. Een samenwerkingsverband kent een penvoerder die mede namens de andere deelnemers van het samenwerkingsverband optreedt en de subsidie ook mede voor de andere aanvragers ontvangt. De formele subsidierelatie ontstaat na subsidieverlening echter met alle leden van het samenwerkingsverband. In zoverre is elke deelnemer van het samenwerkingsverband een aanvrager. De aanvragers van het samenwerkingsverband ontvangen elk subsidie voor de door hen gemaakte en betaalde kosten in verband met de uitvoering van het betreffende project. De aanvragers van het samenwerkingsverband die niet investeren in voertuigen of andere hardware, zullen alleen subsidie kunnen ontvangen voor de kosten in verband met de uitvoering van een haalbaarheidsproject, al dan niet als onderdeel van een combinatieproject.

Een dergelijke aanvraag heeft meerwaarde omdat een project de grootste kans van slagen heeft en ook de meeste leereffecten genereert als de gehele keten in het samenwerkingsverband is vertegenwoordigd, zowel aanbod als vraagzijde en de elektriciteitslevering. Een aanvraag ingediend door een samenwerkingsverband zal in de rangschikking daarom hoger gewaardeerd worden (zie paragraaf 6, vijfde lid, onderdeel b,).

§ 9. Voorschotten

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Voorschotten worden verstrekt overeenkomstig het bepaalde in artikel 44 van de kaderregeling. Een aanvraag voor een voorschot kan worden ingediend bij Dienst Uitvoering met behulp van het voorschotformulier dat bij Dienst Uitvoering verkrijgbaar is.

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Op grond van artikel 44 van de kaderregeling kunnen voorschotten worden verstrekt. Van deze mogelijkheid wordt voor dit subsidieprogramma gebruik gemaakt. Voorschotten worden op aanvraag verstrekt tot maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag en de aanvraag moet worden vergezeld van een halfjaarlijkse voortgangsrapportage. Voorschotten worden verstrekt over de tot de periode van de tussenrapportage gemaakte en, indien de aard van de kosten met zich meebrengt dat zij kunnen worden betaald, betaalde kosten. In die zin is er geen sprake van een voorschot in letterlijke zin, maar van een voorschot op de vaststelling van de subsidie. Een uitzondering wordt in artikel 44, vierde lid, van de kaderregeling gemaakt voor MKB-ondernemingen, die bij subsidieverlening een ambtshalve voorschot krijgen van maximaal 50% van het verleende subsidiebedrag tot een maximum van € 50.000,–. Dit ambtshalve voorschot wordt verstrekt over de projectkosten die tot de eerste tussenrapportage zijn begroot naar rato van de totale projectkosten.

Het voorschotformulier kan worden gedownload van de website van Dienst Uitvoering, voorheen SenterNovem via www.senternovem.nl/proeftuinen.

§ 10. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1. De subsidieontvanger richt een aanvraag tot subsidievaststelling aan de minister en dient deze in bij Dienst Uitvoering met behulp van het formulier dat bij Dienst Uitvoering verkrijgbaar is, en voor zover nodig, met gebruikmaking van het in artikel 45, derde lid, van de kaderregeling genoemde controleprotocol dat is opgenomen in bijlage B.

  • 2. Ingeval van een samenwerkingverband wordt bij de aanvraag tot subsidievaststelling overeenkomstig artikel 45, derde lid, van de kaderregeling uitsluitend een accountantsverklaring overgelegd ten aanzien van de door individuele aanvragers van het samenwerkingsverband gemaakte en betaalde kosten, wanneer het bedrag van de subsidie waarvoor vaststelling wordt verzocht in verband met de door de betreffende individuele aanvrager gemaakte en betaalde kosten hoger is dan €50.000,–.

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Wanneer het project is afgerond moet op grond van artikel 45 van de kaderregeling binnen dertien weken daarna een vaststellingsverzoek worden ingediend. Dat moet middels een vastellingsformulier dat bij Dienst Uitvoering verkrijgbaar is of te downloaden is via www.senternovem.nl/proeftuinen.

Een haalbaarheidsproject is afgerond na oplevering van het rapport, een eerste toepassingsproject is afgerond nadat de voertuigen in een operationele praktijkomgeving in gebruik zijn genomen. Een combinatieproject is afgerond nadat beide projecten zijn afgerond. Dit volgt uit de projectomschrijvingen als vermeld in paragraaf 1. Eerder kan geen aanvraag tot subsidievaststelling worden ingediend.

Artikel 45, derde lid, van de kaderregeling bepaalt dat bij het vaststellingsverzoek een accountantsverklaring wordt overgelegd, indien het bedrag waarvoor subsidievaststelling wordt verzocht € 50.000,– of meer bedraagt. Het controleprotocol is opgenomen in bijlage B. In geval van een samenwerkingsverband geldt dit drempelbedrag niet voor het totale subsidiebedrag waarvoor vaststelling wordt verzocht van alle aanvragers van het samenwerkingsverband tezamen, maar voor het subsidiebedrag waarvoor per aanvrager van het samenwerkingsverband om vaststelling wordt verzocht. Elke aanvrager van het samenwerkingsverband is een aanvrager voor wie het drempelbedrag van € 50.000,– geldt. Om dit drempelbedrag per aanvrager van het samenwerkingsverband te kunnen bepalen, is wel vereist dat het vaststellingsverzoek de gevraagde subsidiebedragen per aanvrager van het samenwerkingsverband duidelijk onderscheidt.

Voorbeeld: een samenwerkingsverband van vier aanvragers verzoekt om subsidievaststelling, waarbij het voor aanvrager A gaat om een subsidiebedrag waarvoor vaststelling wordt gevraagd van € 23.000,–, voor aanvrager B € 49.000,–, voor aanvrager C € 50.000,– en voor aanvrager D € 77.000,–. Aanvragers A en B hoeven geen accountantsverklaring over te leggen voor de door hen gevraagde subsidie, omdat het subsidiebedrag waarvoor elk van beiden om vaststelling verzoekt lager is dan € 50.000,–. Aanvragers C en D moeten wel een accountantsverklaring overleggen voor de door hen gevraagde subsidie, omdat het subsidiebedrag waarvoor elk van beiden om vaststelling verzoekt € 50.000,– of meer bedraagt. Wel dienen A en B de door hen gemaakte en betaalde kosten op andere wijze te verantwoorden. Voor aanschafkosten en kosten van derden zal dat kunnen geschieden door bij het verzoek tot subsidievaststelling facturen en betaalbewijzen van de betreffende kosten over te leggen.

§ 11. Nadere verplichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1. Op verzoek van de minister verstrekt de subsidieontvanger van een eerste toepassingsproject of een combinatieproject gedurende een periode van ten hoogste twee jaar na de beschikking tot subsidievaststelling informatie met betrekking tot de resultaten van het project. Voor de wijze waarop dit zal gebeuren wordt door Dienst Uitvoering een format verstrekt bij de vaststellingsbeschikking.

  • 2. De verplichting als bedoeld in het eerste lid zal in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen.

Toelichting

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In het tweede lid van artikel 38 van de kaderregeling wordt bepaald dat de subsidieontvanger medewerking verleent aan een door of vanwege de minister ter zake van de toepassing en de effecten van een subsidieprogramma ingesteld evaluatieonderzoek. De in deze paragraaf geformuleerde verplichting is hiervan een uitwerking voor de subsidieontvanger van een eerste toepassingsproject of een combinatieproject. De aard van een haalbaarheidproject brengt met zich mee dat deze verplichting voor dat project niet geldt. De genoemde aspecten komen wel aan bod in het op te leveren haalbaarheidsrapport.

Voorts zal naar verwachting gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid genoemd in het eerste lid van artikel 38 van de kaderregeling. Daarin wordt bepaald dat de subsidieontvanger op verzoek van de minister medewerking verleent aan de openbaarmaking van de gegevens en de resultaten van het project.

Bijlage A

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Algemene toelichting op het aanvraagformulier

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Aanbevolen wordt om alvorens het formulier in te vullen eerste de toelichting van dit formulier te lezen

Met dit aanvraagformulier kunt u een aanvraag voor subsidie indienen voor het Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch rijden. De voor subsidie in aanmerking komende projecten zijn:

  • A. Haalbaarheidsproject

  • B. Eerste toepassingsproject

  • C. Combinatieproject (combinatie van een haalbaarheidsproject en een eerste toepassingsproject)

De begripsomschrijvingen van deze projecten zijn opgenomen in paragraaf 1 van het subsidieprogramma.

Al gestart

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Als u al met het project bent gestart, heeft het geen zin om een subsidieaanvraag in te dienen. In dat geval kan voor het project geen subsidie worden verleend en wordt de aanvraag dus afgewezen. Gestart betekent dat u al met de projectwerkzaamheden bent begonnen of ten behoeve van het project al verplichtingen bent aangegaan.

Het indienen van de subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Aandachtspunten bij het indienen van een aanvraag:

  • 1. Ook indien u de aanvraag laat verzorgen door een tussenpersoon blijft u zelf verantwoordelijk voor de juistheid van de verstrekte gegevens.

  • 2. Het aanvraagformulier en de voorgeschreven bijlagen moeten volledig worden ingevuld.

  • 3. Houd een kopie achter van het ingevulde formulier (volledig, inclusief bijlagen).

  • 4. Een aanvraag kan alleen pro-forma per telefax of e-mail worden ingediend. Aanvragen moeten altijd per post worden ingediend om in behandeling te kunnen worden genomen.

  • 5. Het aanvraagformulier moet van een originele handtekening worden voorzien.

  • 6. Verstuur de aanvraag (in tweevoud) per post naar Dienst Uitvoering, voorheen SenterNovem in Utrecht.

Uw subsidieaanvraag moet bij Dienst Uitvoering ingediend op 17 december 2009 om 12.00 uur. Te laat ontvangen aanvragen worden afgewezen. Een aanvraag bestaat uit een volledig ingevuld aanvraagformulier met een originele handtekening van de aanvrager of diens gemachtigde, en alle bijbehorende bijlagen.

Stuur uw aanvraag schriftelijk en in tweevoud naar:

Dienst Uitvoering (voorheen SenterNovem)

t.a.v. de afdeling Mobiliteit en Klimaat

Postbus 8242

3503 RE UTRECHT

U kunt de aanvraag ook bij de balie van Dienst Uitvoering (laten) inleveren op het volgende adres:

Catharijnesingel 59

3511 GG UTRECHT

De subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Een complete subsidieaanvraag bestaat uit:

  • 1. een volledig ingevuld aanvraagformulier voorzien van een originele handtekening;

  • 2. een projectbeschrijving zoals in het aanvraagformulier omschreven;

  • 3. de financiële gegevens overeenkomstig deel 3 van het aanvraagformulier:

    • a. de begroting van de projectkosten;

    • b. berekening van de subsidiabele projectkosten en het maximale subsidiebedrag;

    • c. onderbouwing van de subsidiabele projectkosten;

    • d. een eerste berekening van de besparingen en fiscale voordelen .

In geval van een samenwerkingsverband van aanvragers dienen deze gegevens voor elke aanvrager afzonderlijk uit de financiële gegevens te blijken.

Een onafhankelijke adviescommissie beoordeelt uw aanvraag. De adviescommissie ziet alleen de door u op papier gezette informatie, aangevuld met een analyse van Dienst Uitvoering. De kwaliteit van uw projectvoorstel is daarom van groot belang.

Een digitale versie van het aanvraagformulier kunt u vinden op de website van Dienst Uitvoering (voorheen SenterNovem): www.senternovem.nl/proeftuinen

De projecten worden gerangschikt op basis van de criteria opgenomen in paragraaf 6 van het subsidieprogramma.

Houd rekening met het volgende: Indien voor uw aanvraag subsidie wordt toegekend én u maakt tegelijkertijd gebruik van fiscale stimuleringsregelingen zoals MIA/VAMIL of EIA ten behoeve van (een gedeelte van) dit project, zal na afloop van het project slechts een zodanig bedrag aan subsidie worden vastgesteld dat het totaal van de subsidie en uw fiscaal ontvangen voordelen niet meer bedraagt dan het maximaal toegestane percentage van de totale subsidiabele projectkosten volgens dit subsidieprogramma.

Indien u vragen heeft ten aanzien van het invullen van het aanvraagformulier kunt u te allen tijden contact opnemen met een adviseur van Dienst Uitvoering.

Aanvraagformulier

Niet invullen

 

Dossiernummer.....

Subsidieprogramma Proeftuinen

 

duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch rijden

Datum ontvangst.....

Voordat u dit aanvraagformulier invult:

Bent u al gestart met het project vóór het indienen van deze subsidieaanvraag?

Gestart betekent dat u al met de projectwerkzaamheden bent begonnen of ten behoeve van het project al verplichtingen bent aangegaan. In dat geval kan voor het project geen subsidie worden verleend en wordt de aanvraag volledig afgewezen. Het verder invullen van het aanvraagformulier heeft dan geen zin.

□ nee, vul het aanvraagformulier verder in.

Deel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

A. Kerngegevens van het project

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1. Vul hier de kerngegevens van het project in. Hiervoor kunt u de gegevens overnemen van deel 3a, 3b en 3c van dit aanvraagformulier. Let op: bij een eventueel verschil telt de waarde zoals deze in deel 3 door u is aangegeven.

    a.

    Type project:

    □ haalbaarheidsproject

       

    □ eerste toepassingsproject

       

    □ combinatieproject

    b.

    Projecttitel .....

     
    • c. Startdatum project ..... (dd/mm/jjjj)

    • d. Einddatum project..... (dd/mm/jjjj)

    • e. Totale projectkosten2 € .....

    • f. Subsidiabele projectkosten3 inzake een Haalbaarheidsproject € .....

    • g: Subsidiabele projectkosten4 inzake een Eerste toepassingsproject €.....

    • h. Subsidiabele projectkosten5 inzake een Combinatieproject = f+g € .....

    • i. Gevraagde subsidie6 € .....

B. Gegevens aanvrager/penvoerder

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • Naam aanvrager .....

       

    Adres .....

       

    Postcode .....

    Plaats .....

     

    Postbusnummer .....

    Postcode .....

    Plaats .....

    Rechtsvorm .....

    Bankrekeningnummer .....

     

    Telefoon .....

    Telefax.....

     

    E-mailadres .....

       

    Website .....

       

    Indien sprake is van meerdere aanvragers in een samenwerkingsverband:

    volgnummer van deze aanvrager (t.b.v. invullen deel 3a) .....

  • 3.

    Tekeningsbevoegde titel(s)

    .....voorletter(s)

    ..... voorvoegsel(s)

    ........................................

       

    Naam .....

    □ heer □ mevrouw

    Functie ......

       
  • 4. Contactpersoon (met wie contact kan worden opgenomen over de inhoud van de aanvraag)

    titel(s) .....

    voorletter(s) .....

    voorvoegsel(s) .....

    Naam .....

    □ heer □ mevrouw

    Functie .....

       

    Telefoon .....

    Telefax .....

     

    E-mailadres .....

       
  • Drijft de aanvrager een onderneming7 ?

    □ ja □ nee

       

    Zo ja, betreft het dan:

     

    □ een kleine onderneming

     

    □ een middelgrote onderneming

     

    □ een grote onderneming

     

    De ondernemingsgrootte wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals deze zijn vastgelegd in de bijlage bij Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard. (Pb EU 2008, L 214). Voor een handzaam overzicht zie: www.senternovem.nl/proeftuinen

  • 6.

    • A. Indien het een grote onderneming betreft en een eerste toepassingsproject wordt uitgevoerd, voeg dan als bijlage een intern document bij waaruit blijkt dat zonder de subsidie niet voor het milieuvriendelijker alternatief wordt gekozen. Verstrek daartoe gegevens die aantonen dat:

      • a. de gekozen referentiesituatie geloofwaardig is;

      • b. de subsidiabele kosten zijn berekend overeenkomstig artikel 18 van de kaderregeling;

      • c. de investering in het project zonder subsidie niet voldoende rendabel is, rekening houdend met de eventuele voordelen die de investering zonder subsidie met zich meebrengt, met inbegrip van de waarde van verhandelbare vergunningen die voor de onderneming beschikbaar komen na de milieuvriendelijke investering.

    • B. Indien het een grote onderneming betreft en een haalbaarheidsproject wordt uitgevoerd, voeg dan als bijlage een intern document bij waaruit blijkt dat de levensvatbaarheid van het project is onderzocht in een scenario mét en zonder subsidie. Uit het document moet volgen dat er door de subsidie sprake is van:

      • a. een wezenlijke toename van de omvang of reikwijdte van het project;

      • b. een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de subsidieontvanger voor het project, of

      • c. een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken project of de betrokken activiteit wordt ontplooid.

  • Bent u ingeschreven bij de Kamer van Koophandel?

    □ ja □ nee

         

    Zo ja, bij KvK te .....

    Registratienummer .....

     

    SBI-code aanvrager.....

    Aantal werknemers .....

     

    Geef een omschrijving van de activiteiten van uw bedrijf of organisatie .....

    Voeg een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij de aanvraag waaruit de bevoegdheid van de ondertekenaar blijkt.

C. Gegevens andere aanvragers in geval van een samenwerkingsverband

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In geval van een samenwerkingsverband van twee of meer aanvragers treedt de aanvrager/penvoerder als vermeld in onderdeel B als penvoerder van het samenwerkingsverband op. De penvoerder vertegenwoordigt de andere aanvrager(s) van het samenwerkingsverband. De gegevens van de andere aanvrager(s) dient u hieronder vermelden. Indien het samenwerkingsverband uit meer dan twee aanvragers bestaat, dient u deze en de volgende bladzijde zo vaak als nodig is te kopiëren, in te vullen en met de aanvraag mee te sturen.

Let op! De andere aanvrager(s) van het samenwerkingsverband zijn verplicht de penvoerder van het samenwerkingsverband te machtigen om de subsidie mede namens hen aan te vragen, de correspondentie te voeren en ook de subsidie mede namens hen te ontvangen. De machtiging(en) dient/dienen bij de aanvraag te worden gevoegd.

  • Naam bedrijf/organisatie .....

       

    Adres .....

       

    Postcode .....

    Plaats.....

     

    Postbusnummer .....

    Postcode .....

    Plaats . .....

    Rechtsvorm . .....

       

    Telefoon .....

    Telefax .....

     

    E-mailadres .....

       

    Website .....

       

    Tekeningsbevoegde titel(s) .....

    voorletter(s) .....

    voorvoegsel(s) .....

    Naam .....

    □ mevrouw □ heer

    Functie .....

       

    Volgnummer van deze aanvrager (t.b.v. invullen deel 3a) .....

    Drijft de aanvrager een onderneming8 ?

    □ ja □ nee

       

    Zo ja, betreft het dan:

     

    □ een kleine onderneming

     

    □ een middelgrote onderneming

     

    □ een grote onderneming

     

    De ondernemingsgrootte wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals deze zijn vastgelegd in bijlage I bij Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard. (Pb EU 2008, L 214). Voor een handzaam overzicht zie: www.senternovem.nl/proeftuinen

  • 9.

    • A. Indien het een grote onderneming betreft en een eerste toepassing project wordt uitgevoerd, voeg dan als bijlage een intern document bij waaruit blijkt dat zonder de subsidie niet voor het milieuvriendelijker alternatief wordt gekozen. Verstrek daartoe gegevens die aantonen dat:

      • a. de gekozen referentiesituatie geloofwaardig is;

      • b. de subsidiabele kosten zijn berekend overeenkomstig artikel 18 van de kaderregeling;

      • c. de investering in het project zonder subsidie niet voldoende rendabel is, rekening houdend met de eventuele voordelen die de investering zonder subsidie met zich meebrengt, met inbegrip van de waarde van verhandelbare vergunningen die voor de onderneming beschikbaar komen na de milieuvriendelijke investering.

    • B. Indien het een grote onderneming betreft en een haalbaarheidsproject wordt uitgevoerd, voeg dan als bijlage een intern document bij waaruit blijkt dat de levensvatbaarheid van het project is onderzocht in een scenario mét en zonder subsidie. Uit het document moet volgen dat er door de subsidie sprake is van:

      • a. een wezenlijke toename van de omvang of reikwijdte van het project;

      • b. een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de subsidieontvanger voor het project, of

      • c. een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken project of de betrokken activiteit wordt ontplooid.

  • 10. Is de andere aanvrager ingeschreven bij de Kamer van Koophandel?

    □ ja

    □ nee

    Zo ja, bij KvK te .....

    Registratienummer .....

    SBI-code aanvrager.....

    Aantal werknemers .....

    Geef een omschrijving van de activiteiten van het bedrijf of de organisatie.....

    Voeg een uittreksel van de Kamer van Koophandel bij de aanvraag waaruit de bevoegdheid van de ondertekenaar van de machtiging aan de penvoerder blijkt.

D. Vertegenwoordiging door een gemachtigde

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit onderdeel hoeft u alleen in te vullen indien u zich als aanvrager / penvoerder door een derde laat vertegenwoordigen, bijvoorbeeld een tussenpersoon of intermediair. Voeg in dat geval een machtiging aan deze vertegenwoordiger toe, waaruit blijkt dat deze gemachtigd is om namens u de subsidieaanvraag in te dienen en de correspondentie te voeren en (eventueel) de subsidie te ontvangen. Een voorbeeldmachtiging kunt u vinden op de website van Dienst Uitvoering www.senternovem.nl/proeftuinen

  • 11.

    Gemachtigde:

       

    Naam bedrijf/organisatie .....

       

    Bezoekadres .....

       

    Postcode .....

    Plaats .....

     

    Postbusnummer .....

    Postcode .....

    Plaats .....

    Contactpersoon titel(s) .....

    voorletter(s) .....

    voorvoegsel(s) .....

    Naam .....

    ○ heer

    ○ mevrouw

    Functie .....

       

    Telefoon .....

    Telefax .....

     

    E-mailadres .....

       

Let op! De machtiging moet bij de aanvraag worden gevoegd.

E. Projectgegevens

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 12. Korte projectbeschrijving

    Geef hieronder in beknopt, in vier à vijf zinnen, de kern van het project weer. Indien aan het project subsidie wordt toegekend, zal Dienst Uitvoering deze beschrijving gebruiken voor publicatiedoeleinden.

    .....

  • 13.

    Heeft u, of een van de andere aanvragers in geval van een samenwerkingsverband, voor het project of een deel daarvan subsidie aangevraagd of toegezegd gekregen van een ander bestuursorgaan9 of de Commissie van de Europese Gemeenschappen?

    □ ja

    □ nee, ga verder met vraag 14

         

    Zo ja, het betreft:

    □ een aanvraag

    □ een toezegging

    van de subsidieregeling: .....

     

    ten bedrage van: ..... (euro)

     
       

    Voeg een kopie van de aanvraag of toezegging bij deze aanvraag en geef een korte toelichting.

     
       

    Toelichting: .....

     
  • 14. In geval van een eerste toepassingsproject, ook als dat deel uitmaakt van een combinatieproject:

    Zult u, of een van de andere aanvragers in geval van een samenwerkingsverband, voor het project of een of meer onderdelen daarvan een aanvraag indienen voor belastingvermindering op grond van de EIA (energie-investeringsaftrek), de MIA (milieu-investeringsaftrek) of de VAMIL (willekeurige afschrijving milieu-investering)?

    □ ja

    □ nee

F. Ondertekening

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 15. Is de aanvraag voorzien van:

    a. een projectbeschrijving conform deel 2

    □ ja

     

    b. deel 3a en deel 3b: berekening subsidiabele projectkosten en subsidiebedrag

    □ ja

     

    c. deel 3c: berekening extra besparingen/opbrengsten en extra kosten

    □ ja

     

    d. deel 3d: onderbouwing van de projectkosten, inclusief (tijd)plan en begroting

    □ ja

     

    e. deel 3e: een ingevuld format voor ondernemingsgrootte

    □ ja

    □ nvt

    f. (een) uittreksel(s) van de KvK waaruit de bevoegdheid van de ondertekenaar(s) blijkt

    □ ja

     

    g. een machtiging van de aanvrager aan de ondertekenaar

    □ ja

    □ nvt

    h. een exemplaar van de samenwerkingsovereenkomst

    □ ja

    □ nvt

    i. een machtiging van elk van de andere aanvragers van een samenwerkingsverband aan de penvoerder

    □ ja

    □ nvt

    j. een kopie van de aanvraag of subsidieverlening van een andere subsidieregeling van een ander bestuursorgaan of de Commissie van de Europese gemeenschappen

    □ ja

    □ nvt

    k. een kopie van het meest recente jaarverslag (van alle aanvragers)

    □ ja

    □ nvt

    i. indien grote onderneming bijlage als bedoeld in punt 6 of 9

       

Aldus naar waarheid ingevuld,

Naam ondertekenaar .....

Functie .....

Plaats .....

Datum .....

Handtekening .....

Als dit formulier wordt ondertekend door een ander dan de aanvrager moet een machtiging worden toegevoegd.

Deel 2 Projectbeschrijving

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Geef een beschrijving van het project en voeg deze aan het aanvraagformulier toe. Volg voor de projectbeschrijving onderstaande elementen van het project.

De door u op te stellen projectbeschrijving moet de volgende elementen bevatten:

  • A. Algemeen

    • 1. type project

    • 2. de titel van het project

    • 3. een samenvatting van het project

  • B. Inhoud van het project

    • 4. de achtergrond, aanleiding en doelstelling van het project

    • 5. de wijze van uitvoering van het project (inclusief een activiteitenplan gekoppeld aan een tijdplan en een begroting per jaar van het project). Bij een samenwerkingsverband dient duidelijk te zijn welke aanvrager van het samenwerkingsverband welk deel van de begroting voor zijn rekening neemt.

    • 6. de resultaten van het project

    • 7. de projectorganisatie en samenwerking

    • 8. de financiering van de projectkosten

  • C. Kwaliteit van het project

    • 9. in geval van een eerste toepassingsproject, ook als dat deel uitmaakt van een combinatieproject: de referentiesituatie én de door het project te bereiken nieuwe situatie;

    • 10. de slaagkans door middel van een beschrijving van de technische, organisatorische en financiële risico’s;

    • 11. de volgende kwaliteitsaspecten van het project (de rangschikkingscriteria uit het subsidieprogramma):

      • de mate waarin het project bijdraagt aan publieke kennis en publieke inzichten met betrekking tot de aspecten die van belang zijn voor de toepassing van plug-in hybride of elektrisch rijden;

      • de mate waarin de samenhang tussen technologie, infrastructuur van hardware en software en organisatie van mobiliteit integraal onderdeel uitmaakt van de projectopzet, zowel ten aanzien van de inhoudelijke projectaanpak als de samenwerking tussen relevante partijen;

      • de potentiële spin-off van het project voor de toepassing van plug-in hybride of elektrisch rijden;

      • de mate waarin het project een positieve bijdrage levert aan de acceptatiegraad van plug-in hybride of elektrisch rijden;

  • D. Bijlagen

    De in het aanvraagformulier genoemde bijlagen dienen bijgevoegd te worden.

Opmerkingen bij de projectbeschrijving

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

In de projectbeschrijving dient expliciet aangegeven te zijn:

  • dat het project betrekking heeft op minimaal drie voertuigen,

  • dat het project wordt afgerond voor 1 januari 2013,

  • dat het project tevens betrekking heeft op voldoende elektrische oplaadpunten voor aflevering van duurzaam opgewekte elektriciteit,

  • de wijze waarop wordt voorzien – indien van toepassing – in de gewenste of noodzakelijke betrokkenheid van elektriciteitsleverancier of lagere overheid, anders dan als subsidieontvanger in een samenwerkingsverband.

Bij het aanduiden van de referentiesituatie dient duidelijk te worden gemaakt wat de praktijksituatie zou zijn indien u niet de elektrische voertuigen of plug-in hybride elektrische voertuigen zou gebruiken maar b.v. voertuigen met een conventionele aandrijving. De nieuwe praktijksituatie moet worden vergeleken met de referentiesituatie.

Deel 3 Financiële gegevens

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Financiële gegevens bestaan uit:

Deel 3a: berekening subsidiabele projectkosten en subsidiebedrag voor een haalbaarheidsproject

Deel 3b: berekening subsidiabele projectkosten en subsidiebedrag voor een eerste toepassingsproject;

Deel 3c: berekening extra besparingen/opbrengsten en extra kosten in de eerste drie, vier of vijf jaar van de exploitatie voor een eerste toepassingsproject

Deel 3d: onderbouwing van de projectkosten en een onderbouwing van de kosten van de referentiesituatie voor een eerste toepassingsproject

Deel 3e: de toets voor ondernemingsgrootte (door elke deelnemer in het project afzonderlijk in te vullen).

Voor het invullen van de delen 3a , 3b, 3c en 3d is een Excelbestand beschikbaar. Het Excelbestand vindt u onder ‘Formulieren’ op de webpagina van www.senternovem.nl/proeftuinen.

In de tekst van het subsidieprogramma treft u aan welk percentage subsidie per type project en per categorie onderneming maximaal aangevraagd kan worden. Welk percentage voor u van toepassing is, kunt u invullen en onderbouwen in deel 3a en deel 3b.

Bijlage 245204.png
Bijlage 245205.png
Bijlage 245206.png

Deel 3d: Onderbouwing van de projectkosten

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De onderbouwing van de projectkosten moet aansluiten op de informatie die u invult in deel 3a (haalbaarheidsproject), 3b en 3c (eerste toepassingsproject) en op de projectbeschrijving zoals u die heeft gegeven in deel 2. Geef een toelichting op deel 3a, respectievelijk op 3b en 3c waarbij de onderstaande onderwerpen aan de orde moeten komen. Uit de informatie moet duidelijk naar voren komen waarop de financiële waarden en uitgangspunten binnen uw projectvoorstel zijn gebaseerd.

Let op: in geval van een samenwerkingsverband moet uit de financiële onderbouwingen duidelijk blijken welke aanvrager welke kosten maakt én betaalt.

  • 1. De liquiditeitsbegroting: hieruit moet duidelijk zijn op welk moment door welke aanvragers welke kosten worden gemaakt én betaald.

  • 2. Een onderbouwing van de projectkosten die u in deel 3a, respectievelijk deel 3b heeft opgenomen, waarbij de volgende kosten worden onderscheiden:

    • Investeringskosten (deel 3b):

    • Omschrijving van de items, prijs en leverancier (indien beschikbaar, overleg een offerte/prijsopgaaf; tevens dient van deze investeringskosten de prijs in de referentiesituatie onderbouwd worden).

    • Loonkosten (deel 3a en deel 3b):

      Hoe heeft u de loonkosten berekend? Vermeld het aantal uren en het door u gehanteerde tarief voor loonkosten in de nieuwe situatie én vermeld het aantal uren en het loonkostentarief per uur in de referentiesituatie (indien van toepassing: van alle aanvragers van het samenwerkingsverband). Onderbouw hoe u het door u gehanteerde tarief hebt berekend.

    • Kosten voor materialen en hulpmiddelen (deel 3a en deel 3b):

      Welke materialen en hulpmiddelen zijn gebruikt en hoe zijn de kosten daarvoor berekend en (in geval van een eerste toepassingsproject) op welke wijze heeft u deze kosten hiervoor bepaald ten opzichte van de referentiesituatie.

    • Kosten derden (deel 3a en deel 3b):

    • Kosten van activiteiten ten behoeve van het project uitgevoerd door derden in opdracht van de aanvrager.

    • Welke overige operationele kosten (deel 3a en deel 3b) kent uw project en hoe zijn de kosten hiervan vastgesteld.

  • 3. In geval van een eerste toepassingsproject: een onderbouwing van de gegevens die u in deel 3c heeft ingevuld: besparingen/opbrengsten en extra kosten die rechtreeks aan het project zijn toe te rekenen bij de exploitatie in de komende jaren:

    • Op welke wijze zijn de besparingen en de kosten in deel 3c berekend.

      Geef aan hoe u tot de opgegeven bedragen bent gekomen en motiveer bedragen die afwijken van de in uw branche gangbare tarieven of kosten. Tevens dient hier duidelijk te zijn op welke wijze u kosten in de referentiesituatie heeft verwerkt.

  • 4. Bedrag andere toegezegde subsidiebijdragen:

    Geef aan voor welke subsidieregeling(en) u een toezegging heeft ontvangen, voeg een kopie van de toezegging bij.

  • 5. Financiering: geef aan hoe u het project gaat financieren; hieruit dient ook te blijken welke aanvrager welke kosten maakt en betaalt.

Deel 3e: Toets voor ondernemingsgrootte

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Pdf-bestand invoegen.

Op de website www.senternovem.nl/proeftuinen vindt u een hulpmiddel om de categorie ondernemingsgrootte te bepalen.

Voor de toets voor de ondernemingsgrootte wordt gebruik gemaakt van de criteria zoals deze zijn vastgelegd in de Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard. (Pb EU 2008, L 214).

Bijlage B

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Controleprotocol aangaande het geven van aanwijzingen over de reikwijdte en intensiteit van de accountantscontrole van subsidies waarop de Kaderregeling subsidies duurzaamheid Verkeer en Waterstaat van toepassing is.

behorende bij

Accountantsverklaring

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Betreffende het verzoek tot vaststelling van een subsidie uit hoofde van het Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch rijden

1. Uitgangspunten

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

1.1. Doelstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de controle aan de accountant, die is belast met de controle van de, door de subsidieontvanger, bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (hierna te noemen VenW) in te dienen aanvraag om subsidievaststelling.

De controle kan worden uitgevoerd door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

1.2. Procedures

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Reviewbeleid Ministerie van Verkeer en Waterstaat

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De Departementale Auditdienst van het Ministerie van Verkeer van Waterstaat of een andere door deze dienst aangewezen accountant(s)dienst) kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de Auditdienst desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden10 . De eventuele extra kosten van deze accountant in verband met de review zijn niet voor rekening van het ministerie.

1.3. Wet- en regelgeving

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Voor de controle van de rechtmatigheid volgens dit protocolis de volgende wet- en regelgeving (incl. eventuele wijzigingen) van toepassing:

Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat en daarbinnen met name de artikelen 11 tot en met 24;

Het subsidieprogramma op basis waarvan de subsidie verleend is;

Eventuele specifieke subsidievoorwaarden volgens de beschikking tot subsidieverlening met directe financiële gevolgen voor de subsidieverantwoording;

2. Controleaanpak

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

2.1. Eisen voor de controleaanpak

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De controle dient te voldoen aan de zogenaamde nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die daarvoor door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) zijn vastgesteld.

Zonder de in voorgaande alinea geformuleerde voorschriften in te perken zijn voor de controle van specifieke financiële verantwoordingen ten behoeve van de vaststelling van bijdragen vanuit het Ministerie van VenW met name de volgende voorgeschreven controlewerkzaamheden van toepassing:

De accountant stelt een risicoanalyse op inzake het risico dat de specifieke financiële verantwoording een materiële fout bevat. Deze risicoanalyse wordt specifiek gemaakt voor deze controle; niet volstaan kan worden met een standaard analyse. In de risicoanalyse maakt de accountant zichtbaar welke (eventuele aanvullende) controles gericht op deze risico’s zullen worden uitgevoerd.

De accountant ontwikkelt op grond van de risicoanalyse een controleplan waarin zijn vastgelegd: de aard, de tijdsfasering en de omvang van de controlewerkzaamheden die door leden van het opdrachtteam moeten worden uitgevoerd om toereikende controle-informatie te verkrijgen om het controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau te reduceren.

In het controleplan worden de feitelijk gebruikte controletolerantie (in relatie tot de financiële verantwoording) in euro’s vastgelegd. Hierbij wordt de goedkeuringstolerantie (zie paragraaf 2.2) vertaald naar toegepaste controletolerantie, waarbij de goedkeuringstolerantie het maximum is.

Bij de controle wordt vastgesteld of de in de financiële verantwoording opgenomen posten, met in achtneming van de gestelde marges (zie 2.2), rechtmatig (zie definitie 2.3) zijn besteed.

De accountant controleert of de financiële verantwoording voldoet aan de daarvoor gestelde eisen in de onder 1.3 genoemde wet- en regelgeving.

De accountant controleert de bij de aanvraag om subsidievaststelling verstrekte informatie op de volgende punten:

de juiste en volledige weergave van de door andere bestuursorganen of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekte subsidies (en indien van toepassing bijdragen van andere derden) ter zake van de kosten van de gesubsidieerde activiteiten.

de juistheid van de verstrekte informatie over het al dan niet in aftrek kunnen brengen van de BTW.

De mededeling of de subsidieontvanger ten tijde van de beschikking tot subsidieverlening als een kleine of middelgrote onderneming moet worden aangemerkt in de zin van de bijlage 1 van de Verordening (EG) 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (Pb EU 2008, L 214).

De accountant kan bij zijn controle gebruik maken van controlewerkzaamheden die zijn uitgevoerd bij de controle van de jaarrekening. Een enkele verwijzing hiernaar is onvoldoende documentatie. In het controledossier voor de specifieke verklaring dienen deze werkzaamheden te worden beschreven evenals de belangrijkste relevante conclusies. Het controledossier voor de specifieke verklaring moet zelfstandig bruikbaar zijn. Dit betekent dat de relevante stukken in dat dossier zelf opgenomen moeten worden en dat de informatie uit het jaarrekeningdossier voor dit doel gekopieerd en indien nodig bewerkt moet worden.

De accountant zorgt voor adequate controledocumentatie waaruit blijkt, dat de werkzaamheden conform het controleplan zijn uitgevoerd, wat de uitkomsten van de controle zijn alsmede dat deze zijn beoordeeld door de eindverantwoordelijke partner. Deze documentatie omvat in ieder geval stukken waaruit blijkt:

dat de cijfermatige juistheid van de verantwoording is nagegaan;

dat de verantwoording aansluit met de financiële administratie;

welke de aard en de omvang is van verrichte deelwaarnemingen op in de verantwoording opgevoerde kosten;

dat een cijferbeoordeling is uitgevoerd van de werkelijk verantwoorde kosten ten opzichte van de begrote kosten;

dat de accountant heeft gecontroleerd of de Europese aanbestedingsrichtlijnen door de instelling – indien van toepassing11 – zijn nageleefd;

2.2. Goedkeuringstoleranties en gewenste zekerheid

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidievoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.

Een accountantsverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de meest waarschijnlijke fout in de financiële verantwoording niet groter is dan één procent van het totaal financieel belang van die verantwoording. De hierna vermelde tabel van toepassing.

Soort verklaring

Goedkeurend

Met beperking

Oordeelonthouding

Afkeurend

Fouten in de verantwoording

≤1%

> 1% en ≤ 3%

N.v.t.

> 3%

Onzekerheden in de controle

≤3%

> 3% en ≤ 10%

> 10%

N.v.t.

Genoemde percentages zijn ontleend aan het Handboek Auditing Rijksoverheid (HARo) van het Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten (IODAD).

2.3. Definitie rechtmatigheidsfouten en -onzekerheden

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Van een rechtmatigheidsfout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving (zie ook paragraaf 1.3).

Rechtmatigheidsfouten worden in absolute zin opgevat; saldering van fouten isdaarom niet toegestaan.

Van een rechtmatigheidsonzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende controle-informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Kortom als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de eisen.

Bij fouten in de verantwoording kan onderscheid gemaakt worden in incidentele en structurele fouten.

Van een incidentele fout is sprake als het een toevallige fout betreft. Kenmerkend voor incidentele fouten is dat in principe geen herhaling optreedt van de geconstateerde fout.

Van een structurele fout is sprake als de oorzaak van de fout is gelegen in (onderdelen van) het systeem van uitvoering, waardoor fouten met een (zeker) herhalingskarakter (kunnen) optreden. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op onzekerheden in de controles.

Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.

Omgaan met geconstateerde fouten en onzekerheden

Onderscheid moet gemaakt worden tussen materiële en niet-materiële fouten.

Materiële fouten, die niet worden gecorrigeerd, leiden tot een andere dan een goedkeurende strekking van de accountantsverklaring (cf. tabel par. 2.2).

Voor niet-materiële fouten, die bij de accountantscontrole blijken, is het uitgangspunt dat gevonden fouten in eerste instantie worden gecorrigeerd. Voor zover dat niet gebeurt, worden individuele fouten boven een belang van 0,1% van het absolute financieel belang (dus geen saldering van uitgaven en inkomsten) van de financiële verantwoording door de accountant in zijn bevindingen rapport gerapporteerd. Het ministerie van VenW beoordeelt in hoeverre deze fouten tot correcties leiden.

3. Verslaglegging

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een accountantsverslag, dat bestaat uit de volgende onderdelen:

accountantsverklaring: het format van deze verklaring is hieronder opgenomen en is afgeleid van de ‘Voorbeeldtekst HRA 3 sectie II hoofdstuk 10.3: accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie in de publieke sector’ gehanteerd.

verslag van niet gecorrigeerde fouten: hierin rapporteert de accountant de gebleken niet-materiële fouten bij de controle, welke niet zijn gecorrigeerd, voor zover deze (per fout) de omvang van 0,1% van het financieel belang van de financiële verantwoording overschrijden. Dit rapport heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. De aard en omvang van deze fouten worden vermeld. Deze rapportage kan (uitsluitend) achterwege blijven indien dergelijke fouten niet zijn gebleken.

Voorbeeldtekst basis goedkeurende accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie waarop de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat van toepassing is.

Aan: Opdrachtgever

Accountantsverklaring bij een aanvraag tot subsidievaststelling ingevolge het Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch rijden waarop de Kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat van toepassing is.

Afgegeven ten behoeve van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Opdracht

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Wij hebben bijgevoegde en door ons gewaarmerkte aanvraag tot subsidievaststelling ingevolge het Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch rijden van ... (naam entiteit) te ... (statutaire vestigingsplaats) over de periode dd/mm/jj12 tot en met dd/mm/jj13 gecontroleerd. De aanvraag tot subsidievaststelling is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de entiteit14 . Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de declaratie te verstrekken.

Werkzaamheden

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, en het controleprotocol voor subsidies waarop de Kaderregeling subsidies duurzaamheid Ven W van toepassing is. Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de subsidiedeclaratie geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Naar ons oordeel geeft de aanvraag tot subsidievaststelling de financiële verantwoording ten bedrage van EUR...............15 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist en volledig weer, in overeenstemming met het controleprotocol van het Ministerie van VenW van toepassing op subsidieprogramma’s gepubliceerd onder de kaderregeling subsidies duurzaamheid verkeer en waterstaat en de relevante wet- en regelgeving genoemd in dit controleprotocol.

Indien sprake is van een investeringssubsidie dient in het oordeel aangegeven worden dat de gesubsidieerde voorzieningen in Nederland in gebruik zijn genomen.

Overige aspecten- beperking in het gebruik (en verspreidingskring)16

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

De subsidiedeclaratie van ... (naam entiteit) en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor ... (naam entiteit) ter verantwoording aan ... (naam subsidiegever) en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

Naam externe accountant en ondertekening met die naam

  1. Voor thema en doel van dit subsidieprogramma en voor de gekozen vorm van subsidie wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit houdende vaststelling Subsidieprogramma Proeftuinen duurzame mobiliteit: hybride en elektrisch. ^ [1]
  2. bij meerdere aanvragers: vermeld hier het totaal van alle aanvragers ^ [2]
  3. bij meerdere aanvragers: vermeld hier het totaal van alle aanvragers ^ [3]
  4. bij meerdere aanvragers: vermeld hier het totaal van alle aanvragers ^ [4]
  5. bij meerdere aanvragers: vermeld hier het totaal van alle aanvragers ^ [5]
  6. bij meerdere aanvragers: vermeld hier het totaal van alle aanvragers ^ [6]
  7. Een onderneming is iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, die een economische activiteit uitoefent. Onder omstandigheden kan bijvoorbeeld een stichting of een lagere overheid dus ook een onderneming zijn. ^ [7]
  8. Een onderneming is iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, die een economische activiteit uitoefent. Onder omstandigheden kan bijvoorbeeld een stichting of een lagere overheid dus ook een onderneming zijn. ^ [8]
  9. Een bestuursorgaan is een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiek recht is ingesteld of een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed. Bekendste voorbeelden zijn de Staat(ministeries), provincies, gemeenten enwaterschappen. Maar organen van overheidsstichtingen bijvoorbeeld kunnen ook als bestuursorgaan worden aangemerkt, als zij met enig openbaar gezag zijn bekleed. ^ [9]
  10. Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft de Minister bij – commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt – het recht nadere inlichtingen in te winnen n.a.v. terzake ontvangen bescheiden.Ook zijn onze Ministers bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. Onze Ministers zijn bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken. ^ [10]
  11. Bedrijven/instellingen die in totaal voor meer dan 50% gesubsidieerd worden door aanbestedende diensten zijn daarmee zelf ook aanbestedende dienst geworden. ^ [11]
  12. Aanvangsdatum activiteiten. ^ [12]
  13. Einddatum van het project waarvoor subsidie is verleend (zie hiervoor de beschikking tot subsidieverlening). ^ [13]
  14. Afhankelijk van de aard van de entiteit te vervangen door een meer passende aanduiding zoals ‘het bestuur van de vennootschap’ (B.V./N.V.), ‘vereniging’, ‘stichting’ enz. ^ [14]
  15. Het bedrag van de totale subsidiabele projectkosten waarover subsidie wordt aangevraagd conform het formulier ‘aanvraag tot subsidievaststelling’. ^ [15]
  16. Deze paragraaf kan, vooruitlopend op de implementatie van ISA 800 (revised) optioneel worden toegepast. ^ [16]