Beleidsregel verstrekking licentie Topsporttalentschool VO

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2015 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 23-12-2014 t/m heden

Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 november 2009, nr. VO/BVB/137582, houdende nadere regels voor de verstrekking van een Loot-licentie voor scholen in het voortgezet onderwijs (Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 25 en 29, zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a. school: een openbare of uit een openbare kas bekostigde dagschool voor voortgezet onderwijs met uitzondering van een school voor praktijkonderwijs ;

  • b. zeer zwakke school en zwakke school: is een school waar een aangepast toezichtarrangement geldt zoals beschreven in het Toezichtkader PO/VO 2009 als bedoeld in artikel 13, eerste lid van de Wet op het Onderwijstoezicht;

  • c. bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WVO;

  • d. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • e. WVO: de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • f. Eindexamenbesluit: het Eindexamenbesluit v.w.o-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.m.b.o.;

  • g. Inrichtingsbesluit: het Inrichtingsbesluit WVO.;

  • h. stichting LOOT: de stichting Landelijk Overleg Onderwijs en Topsport;

  • i. Olympisch netwerk: een door NOC*NSF erkend stedelijk of provinciaal samenwerkingsverband van sportorganisaties dat op basis van een alliantie-overeenkomst met NOC*NSF is gesloten;

  • j. NOC*NSF: het Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie;

  • k. Licentie Topsporttalentschool: een beschikking van de minister aan het bevoegd gezag van een school waarin een aanvraag als bedoeld in artikel 2 wordt ingewilligd;

  • l. Loot-leerling: een leerling waarvan is vastgesteld dat deze wordt beschouwd als topsporter op ten minste toptalentniveau door de NOC*NSF dan wel door het Olympisch Netwerk op basis van het statushandboek van de NOC*NSF.

Artikel 2. Procedure voor aanvraag van een licentie Topsporttalentschool

  • 1 De minister kan op grond van een aanvraag van het bevoegd gezag van een school een licentie Topsporttalentschool verstrekken.

  • 2 Een aanvraag voor een licentie Topsporttalentschool wordt ingediend bij de minister.

  • 3 Aanvragen voor een licentie Topsporttalentschool worden op volgorde van binnenkomst behandeld, met dien verstande, dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling door de minister is ontvangen, als datum van binnenkomst geldt.

  • 4 Zeer zwakke en zwakke scholen komen niet in aanmerking voor een licentie Topsporttalentschool.

  • 5 De aanvraag voor een licentie Topsporttalentschool dient uiterlijk 1 oktober van enig jaar te zijn ontvangen.

  • 6 Stichting LOOT adviseert de minister over de aanvraag, uiterlijk 1 december van het desbetreffende jaar.

  • 7 De minister besluit over het verstrekken van een licentie Topsporttalentschool uiterlijk 1 februari van het aansluitende jaar.

Artikel 3. De aanvraag van een licentie Topsporttalentschool

De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

  • 1. Een door het Olympisch Netwerk of het NOC*NSF goedgekeurde lijst met de namen, adressen en talentniveau van de Loot-leerlingen.

  • 2. Een beleidsnotitie waaruit blijkt op welke wijze de school zorg draagt voor flexibiliteit in de lesprogramma’s en voor flexibiliteit bij het afleggen van toetsen en examens, rekeninghoudend met de belangen van de betrokken Loot-leerling.

  • 3. Het schoolplan.

  • 4. Een schriftelijke steunverklaring van de Regionale Topsport Organisaties voor de aanvraag voor een licentie Topsporttalentschool.

Artikel 4. Voorwaarden voor het verstrekken van een licentie Topsporttalentschool

De school, waarvoor het bevoegd gezag een aanvraag, bedoeld in artikel 3, heeft ingediend dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:.

  • a. Op de school dienen tenminste 35 Loot-leerlingen ingeschreven te zijn, waarbij per sport maximaal 11 leerlingen meetellen. Hiervan kan worden afgeweken indien:

    • deze voorwaarde tot gevolg heeft dat in een bepaalde provincie geen enkele licentie Topsporttalentschool kan worden verstrekt. In dat geval kan een licentie Topsporttalentschool worden verleend aan een school die tenminste over 10 Loot-leerlingen beschikt in die provincie, waarbij maximaal één derde deel van de Loot-leerlingen beoefenaar is van dezelfde sport;

    • dan wel in het geval dat het een school betreft die beschikt over tenminste 20 Loot-leerlingen die onderwijs volgen in het VMBO, waarbij maximaal één derde van de Loot-leerlingen beoefenaar is van dezelfde sport;

  • b. Er is een samenwerkingsverband met tenminste 3 sportbonden of verenigingen en die op het hoogste landelijk niveau actief zijn;

  • c. Op de school met de licentie Topsporttalentschool is personeel aanwezig en aanspreekbaar op de afstemming van de werkzaamheden die verband houden met de licentie Topsporttalentschool en dat voorziet in de begeleiding van de Loot-leerlingen waarbij het uitgangspunt is het onderwijsniveau van deze leerlingen te behouden.

Artikel 5. Periodieke visitatie door stichting LOOT

  • 1 Stichting LOOT visiteert een school:

    • met een licentie Topsporttalentschool verstrekt op grond van deze beleidsregel, iedere keer na een periode van twee jaar te beginnen in het eerste kwartaal van het derde jaar na de datum waarop de licentie Topsporttalentschool is verstrekt;

    • die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel al beschikt over een licentie Topsporttalentschool, iedere keer na een periode van twee jaar te beginnen in het eerste kwartaal van het derde jaar na de datum waarop op grond van deze beleidsregel een licentie Topsporttalentschool, als bedoeld in artikel 15, is verlengd.

  • 2 Op basis van de visitaties adviseert stichting LOOT de minister of een school met een licentie Topsporttalentschool nog steeds voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 4.

Artikel 6. Intrekken van de licentie Topsporttalentschool

De minister kan op basis van het advies van stichting LOOT bedoeld in artikel 5 besluiten tot intrekking van de licentie Topsporttalentschool. De minister kan besluiten om een Topsporttalentschool die niet voldoet eenmalig twee jaar de tijd te geven om zich te verbeteren.

Artikel 7. Consequentie van de intrekking van de aanwijzing van een Loot-leerling

Indien het Olympisch netwerk of het NOC*NSF oordeelt dat een betrokken leerling niet langer kan worden beschouwd als een Loot-leerling, dient de desbetreffende leerling vanaf dat moment aan het reguliere onderwijsprogramma deel te nemen. Een reeds geëffectueerde ontheffing op grond van artikel 9 tot en met 13 blijft van kracht, evenals een reeds lopende spreiding van het examen op grond van artikel 14.

Artikel 8. Consequentie voor de Loot-leerlingen bij het intrekken van de licentie Topsporttalentschool

Indien met toepassing van artikel 6 de licentie Topsporttalentschool wordt ingetrokken, behouden de betrokken leerlingen de onder de oorspronkelijke licentie Topsporttalentschool verkregen mogelijkheden aan die oorspronkelijke Topsporttalentschool.

Artikel 9. Afwijkingen van voorschriften met betrekking tot onderwijstijd

  • 2 Het bevoegd gezag als bedoeld in het eerste lid richt een onderwijsprogramma per schoolsoort in dat tenminste 80% van de wettelijk vastgestelde onderwijstijd omvat.

Artikel 10. Afwijking onderbouw

Het bevoegd gezag dat beschikt over een licentie Topsporttalentschool kan in afwijking van artikel 11c, eerste lid, onder a van de WVO de Loot-leerling in de eerste twee leerjaren, ontheffing verlenen van de onderdelen van het onderwijsprogramma die betrekking hebben op de kerndoelen bewegen en sport bedoeld in bijlage 1, onderdeel G, bij het Besluit kerndoelen onderbouw VO.

Artikel 11. Afwijking van de vakken in de bovenbouw vmbo

Het bevoegd gezag dat beschikt over een licentie Topsporttalentschool kan afwijken van de bepalingen in de artikelen 10, vijfde en zevende lid, 10b, vijfde en zevende lid, en 10d, vijfde en zevende lid, van de WVO en van de bepalingen in de artikelen 22, eerste lid, 23, eerste lid, onder a en c, 24, eerste lid, onder a en c en 25, eerste lid, onder a en c van het Eindexamenbesluit door een Loot-leerling in het vmbo ontheffing te verlenen voor:

  • maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama;

  • één of meer vakken of programmaonderdelen uit het vrije deel.

Artikel 12. Afwijking van de vakken in de bovenbouw vwo

Het bevoegd gezag dat beschikt over een licentie Topsporttalentschool kan, in afwijking van artikel 13 en artikel 6d van de WVO, artikel 26b van het Inrichtingsbesluit en artikel 11, lid 1 dan wel artikel 12, lid 1 van het Eindexamenbesluit een Loot-leerling in het vwo ontheffing verlenen voor:

Artikel 13. Afwijking van de vakken in de bovenbouw havo

Het bevoegd gezag dat beschikt over een licentie Topsporttalentschool kan, in afwijking van artikel 14 en artikel 6d van de WVO, artikel 26c van het Inrichtingsbesluit en artikel 13, lid 1 van het Eindexamenbesluit een Loot-leerling in het havo ontheffing verlenen voor:

Artikel 14. Gespreid examen

In uitzonderlijke gevallen kan het bevoegd gezag, dat beschikt over een Topsporttalentschool, voor een Loot-leerling beroep doen op artikel 59 van het Eindexamenbesluit.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 18. Evaluatiemoment

De beleidsregel wordt voor 1 januari 2019 geëvalueerd.

Artikel 19. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel verstrekking licentie Topsporttalentschool VO.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en bekend worden gemaakt op de internetsite (www.cfi.nl) van de Centrale Financiën Instellingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart