Wijzigingswet Successiewet 1956, enz. (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling [...] van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen)

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2011 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Wet van 17 december 2009 tot wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen in de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de Successiewet 1956 de tarieven te verlagen, het stelsel van vrijstellingen te vereenvoudigen, daar waar nodig de wet aan te passen om ontgaansmogelijkheden te pareren, de bedrijfsopvolgingsregeling opnieuw vorm te geven en in de Wet inkomstenbelasting 2001 een regeling voor afgezonderd particulier vermogen te introduceren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel VIIIB

  • 1 De accijns op rooktabak wordt met ingang van 1 maart 2010 zodanig verhoogd dat de totale accijns voor de meest gevraagde prijsklasse rooktabak € 0,49 per kilogram hoger zal liggen dan het accijnsbedrag voor deze prijsklasse op 28 februari 2010.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden met ingang van 1 maart 2010 de tarieven van de accijns, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de accijns aangepast. De aanpassing geschiedt zodanig dat voor rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse het specifieke gedeelte van de accijns 50% bedraagt van de som van de totale accijns en de omzetbelasting. Daarbij dient het bedrag van de totale accijns gelijk te blijven aan het bedrag van de totale accijns dat na de verhoging van de accijns verschuldigd zou zijn zonder de aanpassing. De aanpassing van het bedrag dat in artikel 35, eerste lid, onderdeel c, is opgenomen als de ten minste te betalen accijns voor 1 kilogram rooktabak, geschiedt zodanig dat deze accijns na de aanpassing van de tarieven het totale bedrag van de accijns voor 1 kilogram rooktabak van de meest gevraagde prijsklasse bedraagt. Bij de aanpassing vindt afronding plaats van het procentuele gedeelte van de accijns op honderdsten van een percent.

Artikel XA

  • 2 De vermindering wordt verleend op een verzoek dat geschiedt door het doen van aangifte. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel XI

In afwijking in zoverre van artikel 6.33, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt een kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instelling die is aangemerkt als een instelling in de zin van artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat onderdeel luidde op 31 december 2009, met ingang van 1 januari 2010 niet meer als een instelling in de zin van artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 aangemerkt. In afwijking in zoverre van de eerste volzin en van artikel 6.33, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt de instelling, bedoeld in de eerste volzin, met ingang van 1 januari 2010 aangemerkt als een instelling in de zin van artikel 6.33, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dit onderdeel met ingang van 1 januari 2010 luidt, indien de instelling voor 7 december 2009 tegenover de inspecteur heeft verklaard aan de in dat onderdeel genoemde voorwaarden te voldoen.

Artikel XII

  • 2 De Successiewet 1956 zoals die luidde op 31 december 2009 blijft van toepassing op belastbare feiten in de zin van die wet zoals die op die datum luidde, die zich hebben voorgedaan vóór 1 januari 2010. Het in de artikelen 53a, 53b en 53c van die wet, zoals die artikelen op 31 december 2009 luidden, bepaalde blijft van toepassing indien het een schenking of overlijden betreft van vóór 1 januari 2010.

  • 5 Indien ter zake van een schuldigerkenning uit vrijgevigheid die is gedaan vóór de inwerkingtreding van deze wet, een rente is afgesproken waarvan de betrokkenen in redelijkheid mochten aannemen dat deze zakelijk was en deze rente lager is dan de rente, bedoeld in het ingevolge artikel I, onderdeel I, ingevoerde artikel 10, derde lid, van de Successiewet 1956, treedt voor de toepassing van artikel 10, derde lid, van de Successiewet 1956 de hiervoor bedoelde overeengekomen rente, voorzover deze is afgesproken vóór de inwerkingtreding van deze wet, in plaats van de in artikel 10, derde lid, van de Successiewet 1956 bedoelde rente.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 17 december 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën

,

J. C. de Jager

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2009

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin