Regeling voorzieningen hondengeleiders politie

Geraadpleegd op 28-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-01-2014 en zichtdatum 27-12-2024.
Geldend van 18-09-2013 t/m 30-06-2014

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 mei 2010, nr. DCB/CZW/WVOB 2010-0000225178, houdende bepalingen betreffende voorzieningen voor hondengeleiders bij de politie (Regeling voorzieningen hondengeleiders politie)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 21 en 48 van het Besluit bezoldiging politie;

Besluit:

Paragraaf 1. Definitiebepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Tegemoetkomingen en vergoedingen

Artikel 2

Voor de kosten ten behoeve van het verzorgen van een diensthond heeft de geleider aanspraak op een maandelijkse tegemoetkoming van € 106,38 per diensthond.

Artikel 3

  • 1 Voor de permanente verantwoordelijkheid voor de diensthond heeft de geleider aanspraak op een compensatie in tijd of in geld.

  • 2 Het bevoegd gezag bepaalt of een geleider aanspraak heeft op een compensatie in tijd of in geld.

  • 3 De compensatie in tijd bedraagt achttien uren per maand. De uren worden door het bevoegd gezag ingeroosterd.

  • 4 De compensatie in geld bedraagt € 255,30 per maand.

  • 5 De compensatie heeft geen betrekking op de noodzakelijke verzorging van de diensthond binnen werktijd.

Artikel 4

De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, en de compensatie, bedoeld in artikel 3, vierde lid, worden jaarlijks gewijzigd overeenkomstig de door het Centraal Planbureau in het Centraal Economisch Plan gepubliceerde geschoonde consumentenprijsindex.

Artikel 5

De geleider heeft aanspraak op volledige vergoeding van:

  • a. dierenartskosten en door een dierenarts voorgeschreven medicatie en voeding;

  • b. hondenbelasting, voor zover diensthonden daarvoor niet zijn vrijgesteld in de gemeente waar de geleider woonachtig is;

  • c. de kosten voor keuring en herkeuring als bedoeld in de Regeling politiehonden;

  • d. de kosten voor het onderbrengen van een diensthond bij een dierenpension;

  • e. andere kosten waar naar oordeel van het bevoegd gezag deze regeling niet naar redelijkheid en billijkheid in voorziet.

Artikel 6

Indien een diensthond na verstrijking van de periode dat deze voor inzet in de politiedienst geschikt is, met instemming van het bevoegd gezag, door de geleider als huisdier wordt overgenomen heeft de geleider aanspraak op een afbouwvoorziening. De afbouwvoorziening bestaat uit vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 6, onder a, voor een periode van ten hoogste drie maanden.

Artikel 7

  • 2 De aanspraak op de afbouwvoorziening, bedoeld in artikel 6, vervalt indien de geleider de diensthond niet meer verzorgt.

Paragraaf 3. Vervoer van de geleider en de diensthond

Artikel 8

De reizen van de geleider en de diensthond tussen het woonadres van de geleider en zijn plaats van tewerkstelling of oefenterrein, worden per auto afgelegd.

Artikel 9

  • 1 De diensthond wordt tijdens het transport vervoerd in een deugdelijke transportkooi of aanhangwagen.

  • 2 Het bevoegd gezag stelt voor het transporteren van de diensthond een deugdelijke transportkooi, een aanhangwagen en aanverwante noodzakelijke vervoersvoorzieningen ter beschikking aan de geleider.

  • 3 Indien de geleider een deugdelijke transportkooi, een aanhangwagen en aanverwante vervoersvoorzieningen zelf aanschaft, dan worden de kosten vergoed door het bevoegd gezag, tenzij deze kosten niet in redelijke verhouding staan tot voor een transportkooi, een aanhangwagen of aanverwante vervoersvoorzieningen gebruikelijke kosten.

Paragraaf 4. Uitrusting

Artikel 10

Het bevoegd gezag verstrekt aan de geleider de uitrusting die noodzakelijk is voor de dienstuitoefening, opleiding en training in combinatie met een diensthond.

Artikel 11

Het bevoegd gezag voorziet in een geschikte kennel voor de diensthond op het woonadres van de geleider.

Artikel 12

De uitrusting, bedoeld in de artikelen 9, derde lid en 10, en de kennel, bedoeld in artikel 11, blijven eigendom van de politie, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Politiewet 2012. Indien de geleider zijn functie niet meer vervult, kan het bevoegd gezag bepalen dat de kennel niet wordt teruggevorderd.

Paragraaf 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13

Deze regeling is niet van toepassing op de geleider die het bevoegd gezag voor 1 juli 2010 schriftelijk heeft verzocht de aanspraak op tegemoetkomingen zoals die voor hem gold op 31 december 2009 op hem van toepassing te verklaren. De wijze van tegemoetkoming, zoals deze gold op 31 december 2009 blijft in dat geval van toepassing voor de duur van ten hoogste zes jaar.

Artikel 14

  • 1 Aan de geleider, die als zodanig in dienst was in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009, of in een deel van deze periode, wordt een eenmalige tegemoetkoming toegekend op grond van dit artikel.

  • 2 De tegemoetkoming wordt berekend naar rato van de hoogte van de maandelijkse aanspraak voor geleiders op 31 december 2009 volgens de onderstaande tabel.

    Totale hoogte tegemoetkomingen bij korpsen

    Hoogte tegemoetkoming in €

    t/m € 100 per maand

    € 4.954

    > € 100 t/m € 150 per maand

    € 3.468

    > € 150 t/m € 200 per maand

    € 1.486

    meer dan € 200 per maand

    Geen vergoeding

  • 3 Indien de ambtenaar in een gedeelte van de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 geleider was, wordt de tegemoetkoming naar evenredigheid vastgesteld.

  • 4 Indien de geleider een verzoek heeft gedaan, als bedoeld in artikel 13, bestaat geen aanspraak op de tegemoetkoming, bedoeld in dit artikel.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorzieningen hondengeleiders politie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E.M.H. Hirsch Ballin