Heffing van omzetbelasting ten aanzien van veerdiensten

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m heden

Heffing van omzetbelasting ten aanzien van veerdiensten

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Inleiding

In het Besluit van 14 september 1972, nr. B72/4253, is aangegeven dat veerdiensten die door provincies en gemeenten worden geëxploiteerd, in een aantal gevallen niet in de heffing van omzetbelasting worden betrokken op grond van de gedachte dat hierbij mogelijk sprake zou kunnen zijn van het uitvoeren van een overheidstaak. In verband hiermee is in vorenbedoeld Besluit goedgekeurd, dat alle exploitanten van veerdiensten vanaf 1 oktober 1972 voor de door hen geëxploiteerde veerdiensten buiten de heffing van omzetbelasting blijven, onder voorwaarde dat zij terzake afzien van het recht op aftrek of teruggaaf van omzetbelasting.

De gedachte dat provincies en gemeenten ter zake van de exploitatie van veerdiensten optreden als overheid, is gelet op de inmiddels door het Hof van Justitie van de EG gewezen jurisprudentie 1 achterhaald. Provincies en gemeenten treden bij het tegen vergoeding exploiteren van veerdiensten onder dezelfde juridische voorwaarden op als reguliere ondernemers, zodat zij voor deze activiteit buiten het overheidshandelen vallen. Bovendien is in nr. 5 van Bijlage D bij de zesde BTW-Richtlijn personenvervoer (één van de vormen van vervoer die door exploitanten van veerdiensten worden aangeboden) aangewezen als een activiteit waarvoor publiekrechtelijke lichamen als ondernemer zijn aan te merken. In verband met het vorenstaande dienen de in het hiervoor genoemde Besluit gegeven richtlijnen met betrekking tot de heffing van omzetbelasting bij veerdiensten te worden aangepast.

Richtlijnen vanaf 1 januari 2003

Met ingang van 1 januari 2003 geldt voor de heffing van omzetbelasting ten aanzien van de op 31 december 2002 geëxploiteerde veerdiensten het volgende.

Tot nader order wordt goedgekeurd dat ondernemers die op 31 december 2002 één of meer veerdiensten exploiteren en die ter zake van één of meer van die veerdiensten de in het Besluit van 14 september 1972, nr. B72/4253, opgenomen goedkeuring toepassen, deze handelwijze continueren. Hieraan is de voorwaarde verbonden dat de ondernemers ter zake van de exploitatie van de desbetreffende veerdiensten afzien van het recht op aftrek van of teruggaaf van omzetbelasting op de voet van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). De term "ondernemers" omvat zowel particuliere (rechts)personen als publiekrechtelijke lichamen (met name gemeenten en provincies).

Exploitanten van veerdiensten die niet (langer) gebruik willen maken van de in het onderhavige besluit opgenomen goedkeuring, worden op de voet van de Wet in de heffing van omzetbelasting betrokken. Als de betrokken ondernemers meerdere veerdiensten exploiteren, is het niet mogelijk om per veerdienst een afzonderlijke keuze te maken voor heffing van omzetbelasting. De ondernemers dienen alsdan voor alle door hen geëxploiteerde veerdiensten aan de heffing van omzetbelasting te worden onderworpen. De onderhavige ondernemers hebben vervolgens niet meer de mogelijkheid om de in de vorige alinea van dit besluit neergelegde goedkeuring opnieuw toe te passen.

Lichamen waarop de Wet op het BTW-compensatiefonds (Stb. 2002, 399) van toepassing is, en die voor de exploitatie van veerdiensten gebruik maken van de in dit besluit opgenomen goedkeuring, hebben terzake geen recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds. Dit omdat de betrokken lichamen voor het tegen vergoeding exploiteren van veerdiensten als ondernemer zijn aan te merken.

Bij veerdiensten die om niet worden geëxploiteerd (in de praktijk gaat het vooral om gemeentelijke en provinciale veerdiensten) is in het algemeen 2 geen sprake van ondernemerschap; als zodanig kunnen de exploitanten van deze veerdiensten geen beroep doen op de in dit besluit opgenomen goedkeuring. Overigens hebben lichamen die onder de Wet op het BTW-compensatiefonds vallen met betrekking tot de exploitatie van veerdiensten waarvoor zij niet als ondernemer zijn aan te merken, recht op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds, indien zij voldoen aan de daartoe in de Wet op het BTW-compensatiefonds en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen gestelde voorwaarden.

Slot

In verband met het voorgaande heeft het Besluit van 14 september 1972, nr. B72/4253, zijn belang verloren. Het desbetreffende Besluit wordt met ingang van 1 januari 2003 ingetrokken.

  1. http://kluwerportal.rijksweb.nl/cl2/sf7_rss_doc.jsp?&listSLOT.offset=0&gc=WKNL-KL-PNP-10069749&scenario=zoeken_SF7&resultSessionName=SF7_resultSession_WKNL-KL-PNP-10069749_cl2#VNUITLEG-N129#VNUITLEG-N129 ^ [1]
  2. http://kluwerportal.rijksweb.nl/cl2/sf7_rss_doc.jsp?&listSLOT.offset=0&gc=WKNL-KL-PNP-10069749&scenario=zoeken_SF7&resultSessionName=SF7_resultSession_WKNL-KL-PNP-10069749_cl2#VNUITLEG-N154#VNUITLEG-N154 ^ [2]