Ingevolge artikel 32, eerste lid, wordt de vrijstelling voorwaardelijk verleend. Indien de goederen worden geschonken,
uitgeleend, verhuurd of verkocht, of anderszins voor commerciële doeleinden worden
gebruikt, vervalt de vrijstelling ingevolge het tweede lid van artikel 32. Dit geldt
ook wanneer de goederen worden gebruikt voor samenvoeging tot een van de vrijstelling
uitgesloten goed. Ten aanzien van diensten vervalt de vrijstelling, wanneer de dienst
ten goede komt aan een ander dan de betrokken vertegenwoordiging, of wanneer de dienst
wordt verricht in het kader van als niet-officieel aan te merken activiteiten van
de vertegenwoordiging. (zie ook paragraaf 5.1.)
Wanneer de vrijstelling vervalt dient de betrokken vrijgestelde vooraf contact op
te nemen met de bevoegde eenheid van de belastingdienst. Deze eenheid stelt vervolgens
vast in hoeverre ter zake belasting is verschuldigd. Hierbij kunnen de volgende regels
worden gehanteerd.
Indien geen sprake is van oneigenlijk gebruik van de vrijstelling, kan worden volstaan
met heffing naar het tarief en over de waarde van het goed of de dienst op het moment
waarop de vrijstelling vervalt, tot ten hoogste het bedrag waarvan vrijstelling werd
verleend. Indien sprake is van oneigenlijk gebruik van de vrijstelling wordt, ingevolge
artikel 32, derde lid, laatste volzin, de verschuldigde belasting vastgesteld op ten minste het bedrag
waarvan vrijstelling werd verleend.
In afwijking van het voorgaande is bij het vervallen van de vrijstelling geen belasting
verschuldigd, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
- het betreft een goed of dienst met een aanschafprijs van ten hoogste € 2.250 (inclusief
omzetbelasting);
-
- het goed of de dienst is gedurende ten minste vijf jaar ten goede gekomen aan het
doel waarvoor de vrijstelling werd verleend;
-
- het betreft geen motorrijtuig of dienst met betrekking tot een motorrijtuig.
Wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan behoeft de betrokken vrijgestelde bij het
vervallen van de vrijstelling geen contact op te nemen met de belastingdienst.
Bij misbruik van de vrijstelling kan te allen tijden de belasting waarvan vrijstelling
werd verleend volledig worden teruggevorderd.
Bij vervreemding van een met vrijstelling aangeschaft motorrijtuig worden de voorwaarden
en procedures van de vrijstelling van omzetbelasting bij invoer van een motorrijtuig
overeenkomstig toegepast. Voor het vaststellen van een eventuele termijn waarbinnen
vervreemding van het voertuig leidt tot het vervallen van de vrijstelling, dient daarbij
te worden uitgegaan van het moment waarop de vrijstelling is verleend.