Het van toepassing zijn van de WAO heeft tot gevolg dat de totale uitkering die de (ex) beroepsmilitair of de overige
(ex) overheidswerknemer vanaf 1 januari 1998 ontvangt van de Stichting Uitvoeringsinstelling
Sociale Zekerheid voor Overheids- en onderwijspersoneel (USZO) of het ABP of zijn/haar
(voormalige) werkgever is opgebouwd uit een WAO-uitkering en een bovenwettelijke uitkering
(die afhankelijk van de situatie van betrokkene kan bestaan uit een arbeidsongeschiktheidspensioen,
een verhoogd arbeidsongeschiktheidspensioen, een invaliditeitspensioen, een bijzondere
invaliditeitsverhoging (smartengeld), en een herplaatsingstoelage of een suppletieuitkering).
De WAO-uitkering berust op de WAO (werknemersverzekeringswet) en de bovenwettelijke uitkering berust op de ambtelijke/militaire
rechtspositieregeling (zoals het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), het Algemeen militair ambtenarenreglement (Amar), het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, het Reglement Dienst-Buitenlandse Zaken, de Algemene militaire pensioenwet (Amp-wet), het pensioenreglement Stichting Pensioenfonds
ABP, het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Rijk, de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten sector Defensie, de Uitkeringsregeling 1966, het Inkomstenbesluit militairen).
Voor de toepassing van de BRK en de belastingverdragen valt de bovenwettelijke uitkering onder de werking van het
overheidspensioenartikel. Hoewel de WAO-uitkeringen worden toegekend ter zake van
een vroegere dienstbetrekking vallen zij in verband met het arrest van de Hoge Raad
van 4 juli 1989, BNB 1989/274, niet onder het particuliere pensioenartikel maar onder
het restartikel. Kent het desbetreffende belastingverdrag evenwel een aparte verdragsbepaling
voor sociale verzekeringsuitkeringen c.q. sociale zekerheidsuitkeringen, dan hangt
het van de formulering van die bepaling af of op de WAO-uitkeringen die bepaling van
toepassing is. Indien het sociale zekerheidsartikel toepassing mist en het desbetreffende
verdrag geen restartikel kent, dan blijft de nationale wetgeving in stand; in Nederland
zal dan ook over het WAO-deel loon- en (eventueel) inkomstenbelasting worden geheven.
De uitkering die de gewezen overheidswerknemer/beroepsmilitair op grond van bijvoorbeeld
het IP-Aanvullingsplan (IPAP) of een andere soortgelijke particuliere verzekering
inzake invaliditeit ontvangt valt naar mijn oordeel onder het restartikel. Kent het
desbetreffende belastingverdrag evenwel een aparte verdragsbepaling voor lijfrenteuitkeringen,
dan is op de vorenbedoelde uitkeringen die bepaling van toepassing. Indien het desbetreffende
verdrag geen lijfrenteartikel en evenmin een restartikel kent, dan blijft de nationale
wetgeving in stand; in Nederland zal dan ook over de IPAP-uitkering of soortgelijke
uitkering loon- en (eventueel) inkomstenbelasting worden geheven.
Voor de toepassing van de BRK vallen de WAO-uitkeringen onder de werking van artikel 17, eerste lid, waardoor die uitkeringen betaald aan inwoners van de Nederlandse Antillen of Aruba
belastbaar zijn in Nederland. Daarentegen zijn IPAP-uitkeringen of soortgelijke uitkeringen
genoten door inwoners van de Nederlandse Antillen of Aruba op grond van artikel 20 (restartikel) belastbaar in die landen.
Indien aan de (ex) overheidswerknemers en de (ex) beroepsmilitairen op grond van de
Toeslagenwet een toeslag wordt verleend op hun WAO-uitkering, dan dient die toeslag voor de toepassing
van de BRK en de belastingverdragen het regime te volgen van de WAO-uitkering.