Beleidsregels PT project- en exploitatiesubsidies 2010

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-03-2011 en zichtdatum 28-04-2011.
Geldend van 01-08-2010 t/m 31-12-2014

Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw, d.d. 6 juli 2010, inhoudende beleid betreffende het verstrekken van projectbijdragen en exploitatiesubsidies

HET BESTUUR

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad;

Besluit:

Inleiding

Met dit besluit legt het bestuur van het Productschap Tuinbouw zijn beleid en de subsidievoorwaarden vast met betrekking tot projectsubsidie en exploitatiesubsidies. Bij de behandeling van subsidieverzoeken houdt het productschap zich naast de hiervoor neergelegde uitgangspunten aan de bepalingen van de Wet op de bedrijfsorganisatie, de Algemene wet bestuursrecht - in het bijzonder hoofdstuk 4, titel 4.2 van de wet -, het Besluit beleidsregels bestuurskamer en de Verordening financiën bedrijfslichamen 1999 van de Sociaal-Economische Raad en de eigen Code Goed Bestuur van het productschap.

Indien het productschap een subsidieregeling vaststelt gelden naast de in dit besluit neergelegde regels de voorwaarden en uitgangspunten van die regeling.

Uitgangspunten

Het Productschap Tuinbouw heeft tot taak het algemeen belang te dienen en de bedrijfsuitoefening te bevorderen van de ondernemingen, waarvoor zij is ingesteld. Verder dient het productschap het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en de daarbij betrokken personen te behartigen.

Het productschap geeft hier invulling aan door bij te dragen aan een duurzame en concurrerende Nederlandse tuinbouw. Indien het productschap een activiteit niet zelf kan uitvoeren dan is de vraag aan de orde of (mede-) financiering door het productschap wenselijk is. In vele gevallen kiest het productschap er voor om de projecten door derden te laten uitvoeren. Het productschap financiert alleen projecten die herleidbaar zijn tot de taken van het productschap. Projecten moeten passen binnen de vastgestelde Toekomstagenda, sectorvisies, themavisies, meerjaren onderzoeksvisies (MJOV’s) en/of jaarplannen van het Productschap Tuinbouw.

De activiteiten van het productschap komen ten goede aan alle ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld. Het productschap draagt bij waar het bedrijfsleven, onderzoeksinstellingen of de wetenschappelijke organisaties dat financieel niet of bezwaarlijk kunnen. Indien het doel tevens te bereiken is door middel van financiering door private organisaties is financiering door het productschap niet aan de orde.

Alle ondernemers worden expliciet (o.a. via de website) uitgenodigd om onderzoekswensen en knelpunten aan te geven. Wensen vanuit het tuinbouwbedrijfsleven of voorstellen vanuit de onderzoekspraktijk worden beoordeeld op basis van relevantie, naargelang of op hetzelfde vlak eerder onderzoek is gedaan en naar de vraag of de wens voor een groter deel van de sector van belang is. Het productschap richt zich met name op het beoordelen van de projectaanvragen, toezicht houden op de uitvoering en het beoordelen van de evaluatie, doelmatigheid en doeltreffendheid van de financiële relatie.

Bijdragen van het productschap zijn gericht op projecten met het oog op innovatie, kostenbesparing, marktbehoud en marktvergroting, vermindering van regeldruk (onder meer door ondersteuning van convenanten tussen het bedrijfsleven en de overheid), imago, kwaliteitsverbetering, milieubelasting, duurzame ketens, het afleggen van maatschappelijke verantwoording en productie- en werkomstandigheden. Projecten moeten kunnen leiden tot strategische inzichten en basis- of achtergrondkennis voor toekomstige projecten, tot in de praktijk toepasbare kennis en inzichten of tot een tastbaar resultaat voor betere dagelijkse bedrijfsvoering. Alle resultaten zijn openbaar en toegankelijk voor alle bedrijfsgenoten. De (mede-)financiering door het productschap is kenbaar.

Bij de beslissing over de financiële bijdrage voor technisch onderzoek wordt het productschap door Programma Advies Commissies (PAC) geadviseerd. Er is een PAC voor de sector glasgroenten en bloemisterij, fruitgewassen, vollegrondsgroenten, boomkwekerijproducten (Commissie Onderzoek Boomkwekerij), bloembollen (Bestuur Stichting Bloembollen Onderzoek) en champignons. De PAC glasgroenten en bloemisterij adviseert ook over teelttechnische aangelegenheden op het gebied van energie. Via deze adviescommissies die grotendeels bestaan uit ondernemers, worden prioriteiten vastgesteld en worden projecten – voorzien van een advies – ter goedkeuring voorgelegd aan de desbetreffende sectorcommissie. Naast haar adviesrol bij projecten voor technisch onderzoek is een PAC een adviescommissie die richting geeft aan onder andere het technisch onderzoek dat door het productschap wordt gestimuleerd en daarmee voeding geeft aan de Meerjarenonderzoeksvisie.

De uiteindelijke beslissing omtrent de financiële bijdrage wordt genomen door de betreffende sectorcommissie of door het bestuur. Arbeidgerelateerde onderwerpen kunnen aan de Sociaal-Economische Commissie worden overgedragen.

Onderscheid in subsidies

Het productschap onderscheidt projectsubsidies en exploitatiesubsidies.

Kenmerkend voor projectsubsidies is het incidentele karakter en de tot maximaal vier jaren beperkte duur. De behandeling van verzoeken om projectsubsidies is gemandateerd aan de sectorcommissies (Besluit PT verlening mandaat 88a-commissies 2009) en aan de Sociaal-Economische Commissie (hierna: SEC; Besluit PT Sociaal- Economische Commissie (PBO-blad 2008, nr.93)); het bestuur behoudt de bevoegdheid in deze gevallen zelf een besluit te nemen.

Exploitatiesubsidies zijn per boekjaar aan een rechtspersoon verstrekte subsidies; op deze subsidies is afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De afhandeling van verzoeken om exploitatiesubsidies is in handen van het bestuur dat zich doet adviseren door de betrokken sectorcommissie.

De aanvraag van een subsidie

  • 1. Subsidie wordt slechts op aanvraag verleend.

  • 2. De aanvraag voor een projectsubsidie geschiedt door invulling, ondertekening en verzending aan het productschap van het projectaanvraagformulier (bijlage A) en de daarbij behorende begroting en hierbij gegeven richtlijnen (bijlage B) en overige voor de behandeling noodzakelijke documenten. Het formulier en de begroting dienen van de website van het productschap te worden gedownload of kunnen schriftelijk worden opgevraagd. In het geval de hoofdfinancier een andere organisatie is dan het productschap kan worden volstaan met de toezending van het formulier van deze hoofdfinancier.

  • 3. De aanvraag van een exploitatiesubsidie geschiedt door toezending van een schriftelijke aanvraag, waarbij tenminste is gevoegd een jaarplan en een begroting.

  • 4. Bij de aanvraag moeten de gegevens beschikbaar zijn die nodig zijn voor een beslissing. Voorwaarde voor de behandeling van de aanvraag is de aanwezigheid van alle benodigde informatie, ook indien gebruik is gemaakt van een bij een andere hoofdfinancier ingediende aanvraag.

  • 5. De aanvraag vermeldt te allen tijde andere financiële bijdragen welke de aanvrager met betrekking tot het project heeft aangevraagd of ontvangen of zal aanvragen of ontvangen.

Ontvangstbevestiging

  • 1. Het productschap bevestigt schriftelijk de ontvangst van de aanvraag en geeft daarbij aan onder welke referentie de aanvraag bij het productschap is geregistreerd, welke medewerker van het productschap voor de aanvraag de PTcontactpersoon is en welke de termijn is waarbinnen naar verwachting op de aanvraag zal worden beslist. Deze termijn wordt mede bepaald door de data waarop de sectorcommissie, de SEC, de Programma-adviescommissie (PAC) en in voorkomend geval het bestuur, vergadert.

  • 2. Projectaanvragen, welke op een kortere termijn dan vier weken voor een vergadering van de betreffende sectorcommissie, de SEC of, in het geval van een project inhoudende technisch onderzoek de PAC, worden ontvangen, worden in beginsel pas behandeld in de eerste daaropvolgende vergadering.

Aanvulling van de aanvraag en wijziging van omstandigheden

  • 1. Als de aangeleverde informatie tekort schiet, ook na de daarvoor gegeven termijn, kan het productschap besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen (4.5 Awb). Hetzelfde geldt als een vertaling moet komen of van een heel uitgebreide documentatie een samenvatting. Een besluit om niet te behandelen wordt genomen binnen vier weken na de datum waarop de termijn voor aanvulling (of vertaling of samenvatting) is verstreken en er onvoldoende of niet is aangevuld.

  • 2. Het productschap kan de aanvrager om nadere schriftelijke informatie vragen omtrent zijn rechtsvorm en de geldende vertegenwoordigingsbevoegdheid.

  • 3. De aanvrager doet onverwijld mededeling aan het productschap van omstandigheden en gebeurtenissen die van invloed kunnen zijn op de beslissing omtrent (de hoogte van) de subsidie, de verwachte voortgang van de activiteiten of het verwachte te bereiken resultaat.

Voorbereiding van de behandeling van de aanvraag

  • 1. In de fase voorafgaand aan - indien van toepassing - de advisering door de PAC en de beslissing op de aanvraag beoordeelt de PT-contactpersoon de aanvraag. Als de subsidieaanvraag onvolledig of onduidelijk is, deelt de PT-contactpersoon dit de aanvrager mede en stelt hij hem in de gelegenheid de aanvraag aan te vullen.

  • 2. In voorkomende gevallen kan de PT-contactpersoon in overleg treden met de aanvrager omtrent de doorgang van de aanvraag en omtrent mogelijke alternatieven voor de uitvoering of financiering van het project of de activiteiten.

  • 3. De PT-contactpersoon beoordeelt de aanvraag op volledigheid en de beschikbaarheid van voldoende budget, toetst de aanvraag aan deze beleidsregels en onderzoekt of doet onderzoek verrichten naar fiscale (met name omzetbelasting) en juridische (met name staatssteun) aspecten van de aanvraag en het project. De PT-contactpersoon kan de projectaanvraag afstemmen met betrokken organisaties in de sector (zoals gewasgroepen). De uitkomsten van het onderzoek zijn mede bepalend voor de besluitvoorbereidende advisering. Indien de contactpersoon op basis van zijn beoordeling verwacht negatief te adviseren, brengt hij dit ter kennis van de aanvrager en overlegt hij desgewenst over de negatieve aspecten van de beoordeling.

Programma Advies Commissie

  • 1. Behoudens indien dit voor een adequate behandeling van de aanvraag redelijkerwijs niet is vereist worden aanvragen voor de subsidie van technisch onderzoek voorafgaand aan de beslissing omtrent de aanvraag beoordeeld door een Programma-adviescommissie (PAC). Indien projectvoorstellen anders dan voor technisch onderzoek in een PAC worden behandeld, wordt de aanvrager daarover geïnformeerd.

  • 2. De PAC adviseert de sectorcommissie omtrent de haalbaarheid en het nut van het voorgestelde project en betrekt daarin de uitgangspunten zoals deze in dit besluit zijn verwoord.

  • 3. De leden van de PAC beoordelen de aanvraag aan de hand van het aanvraagformulier en de daarbij behorende en aangeleverde documenten en op basis van de eigen kennis en ervaring op het terrein waar het project betrekking op heeft. In de vergadering van de PAC stelt deze een advies vast.

  • 4. Indien de PAC met betrekking tot de aanvraag negatief adviseert wordt dit door de PT-contactpersoon aan de aanvrager medegedeeld. De aanvrager kan bij deze gelegenheid zijn aanvraag terugnemen.

  • 5. Indien de PAC adviseert de aanvraag aan te houden wordt de aanvrager hiervan door de PT-contactpersoon op de hoogte gesteld en wordt hij in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen of te verbeteren. De aanvraag zal worden geplaatst op de agenda van de daaropvolgende vergadering van de PAC.

  • 6. De aanvraag wordt met het advies van de PAC voorgelegd aan de sectorcommissie welke in haar eerstvolgende vergadering besluit op de aanvraag.

Behandeling van een aanvraag voor een projectsubsidie

  • 1. Het secretariaat van het productschap zendt het bestuur, of de sectorcommissie, of de SEC een omslagnotitie waarin de voor de te nemen beslissing relevante zaken zijn opgenomen en welke vergezeld gaat van het advies van het secretariaat van het productschap en in voorkomend geval het advies van de PAC.

  • 2. Het productschap beoordeelt subsidieaanvragen zorgvuldig en volledig. Indien hierdoor de wettelijke, redelijke of aangekondigde termijn waarbinnen het besluit wordt genomen wordt overschreden, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld.

  • 3. De sectorcommissie beslist op de aanvraag met inachtneming van het bepaalde in het Besluit PT verlening mandaat 88a-commissies 2009 en indien het project een technisch onderzoek betreft met inachtneming van het advies van de PAC. De SEC beslist op de aanvraag met inachtneming van het bepaalde in het Besluit PT Sociaal-Economische Commissie.

    Het bestuur kan, indien door de sectorcommissie of door de SEC nog niet is beslist, een aanvraag in behandeling nemen en daarop besluiten. De sectorcommissie of de SEC kan de aanvraag ter beslissing doorzenden aan het bestuur van het productschap.

  • 4. De sectorcommissie of de SEC neemt een besluit als bedoeld in artikel 1.3 Algemene wet bestuursrecht en vermeldt in het besluit de mogelijkheid van bezwaar tegen dat besluit.

  • 5. Het besluit bevat indien de aanvraag wordt afgewezen of indien van de aanvraag wordt afgeweken de gronden van de afwijzing of de afwijking en indien de aanvraag geheel, gedeeltelijk of gewijzigd wordt toegewezen, de verwijzing naar de toepasselijkheid van de Algemene Voorschriften Productschap Tuinbouw (bijlage C) alsmede de overige voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend.

  • 6. De subsidie kan, indien de daartoe door de aanvrager aangevoerde redenen zulks naar het oordeel van de sectorcommissie, de SEC of het bestuur rechtvaardigen, in bijzondere gevallen met terugwerkende kracht worden verleend.

  • 7. Indien aan alle formaliteiten door de aanvrager is voldaan, wordt het besluit zo spoedig mogelijk na de besluitvorming ter vergadering aan de aanvrager medegedeeld, doch uiterlijk binnen twintig werkdagen.

Beoordelingscriteria voor projectsubsidies

Bij de beoordeling van een aanvraag voor een projectsubsidie beoordeelt het bestuur of de sectorcommissie of de SEC deze onder meer op de volgende criteria:

A. Beleidscriteria

  • 1. het project en het resultaat komt in beginsel ten goede aan alle ondernemingen, dan wel de sector of deelsector en de daarin werkzame personen waarvoor het Productschap Tuinbouw is ingesteld;

  • 2. het project en het beoogde resultaat sluit aan bij de taken en prioriteiten van het productschap, zoals vastgelegd in het artikel 71 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, het Instellingsbesluit en het jaarplan en past binnen de vastgestelde visies van de sectorcommissies en het bestuur, waarin de prioriteiten nader zijn aangegeven;

  • 3. het beoogde resultaat is niet of niet goed te bereiken met financiering door privaatrechtelijke organisaties;

  • 4. het productschap kan de projectactiviteiten niet of niet goed zelf uitvoeren;

  • 5. in het project is voorzien in een tijdige evaluatie van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de subsidie;

  • 6. het project heeft aantoonbaar en voldoende draagvlak bij (georganiseerde en niet-georganiseerde) ondernemingen en bij de dragende organisaties;

  • 7. het beschikbare budget van de betreffende financieringsrubriek is toereikend;

  • 8. het project heeft een landelijke betekenis of landelijke uitstraling;

  • 9. het project heeft geen nadelige consequenties voor de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden.

B. Inhoudelijke criteria

  • 10. de aanvraag voldoet inhoudelijk aan de daarvan te verwachten mate van kwaliteit en volledigheid;

  • 11. de aanvraag bevat een voldoende gespecificeerde begroting;

  • 12. de doelstelling van het project en de aard, wijze van uitvoering en omvang van de activiteiten zijn duidelijk beschreven en realistisch;

  • 13. de aanvraag houdt rekening met andere projecten of initiatieven in de vorm van synergie of samenwerking;

  • 14. de aanvrager heeft de mogelijkheid van – gedeeltelijke - eigen financiering of financiering door derden onderzocht en indien van toepassing daartoe initiatieven genomen;

  • 15. de aanvrager is in staat om de beoogde doelen te realiseren;

  • 16. de aanvraag voorziet in een adequate en voldoende deskundige projectorganisatie;

  • 17. de aanvraag heeft betrekking op een projectduur van niet meer dan vier jaren;

  • 18. het productschap wordt de mogelijkheid geboden te participeren op bestuurlijk dan wel uitvoerend vlak, dan wel op enigerlei andere wijze sturing te geven in verband met de financiering met collectief opgebrachte middelen, het sectoroverstijgende belang en de noodzakelijke coördinatie met vergelijkbare projecten;

Bijzondere criteria en voorwaarden voor subsidies aan dragende organisaties

Onderstaande criteria zijn naast de algemeen geldende criteria van toepassing op dragende organisaties, de daaraan gelieerde werkorganisaties en de organisaties waarin zij overheersende zeggenschap hebben. Dragende organisaties zijn de door de SER representatief geachte organisaties die leden van bestuur en sectorcommissies kunnen benoemen.

  • 1. De begroting van het project bevat voor personeelskosten uitsluitend de directe en werkelijk aan het project bestede en toe te schrijven eigen personeelskosten; ondersteunend personeel welke een indirecte bijdrage levert aan het project wordt vergoed vanuit de opslag voor overhead; onder ondersteunend personeel wordt onder meer begrepen back office als personeelszaken, financiële administratie, secretariële ondersteuning, gebouwbeheer en onderhoud en dergelijke.

  • 2. De, uitsluitend direct aan het project gerelateerde, personeelskosten worden berekend óf met toepassing van een forfaitair bedrag, óf met de hierna volgende berekeningssystematiek waarbij het uurtarief wordt bepaald door de som van het brutoloon, een opslag in procenten voor werkgeverslasten en een opslag in Euro voor overhead.

    Het forfaitaire bedrag is € 95,00 per 1 augustus 2010 en wordt jaarlijks per 1 augustus voor nadien nieuw ingediende aanvragen voor bijdragen geïndexeerd op basis van het laatste CBS-indexcijfer consumentenprijzen van de maand mei. Voor eenmaal ingediende aanvragen geldt het op het moment van indiening vaststaande forfaitaire bedrag.

    De berekeningssystematiek is als volgt:

    Kosten

    Component

    Het brutojaarsalaris, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en andere vaste toeslagen, alles bij voltijdsaanstelling, van de direct bij de uitvoering van het project betrokken medewerker gedeeld door het getal 1600 *

    A = Uurloon

    Een opslag voor het werkelijke werkgeversdeel voor pensioenlasten en sociale lasten tot een gezamenlijk maximum van 30% van het uurloon

    B = Opslag werkgeverslasten

    Een opslag ter dekking van de werkelijke directe overhead** tot een maximum van € 30,00

    C = Opslag voor directe overhead

    Te hanteren uurtarief in de begroting

    overhead Te hanteren uurtarief in de begroting A + B + C

    * bij parttime dienstverbanden wordt het salaris berekend tot voltijdssalaris

    ** onder ‘directe overhead’ wordt verstaan indirect (ondersteunend) personeel, begeleiding, de algemene diensten, huisvestingslasten, verzekering, kantoormaterialen, repro- en communicatiekosten, automatisering en ICT en representatie.

  • 3. Voor de vergoeding geldt een maximum van 173 uur per maand en een maximum van 1.600 uur per jaar.

  • 4. Opslag in verband met overwerk komt niet voor een subsidie in aanmerking.

  • 5. Wijziging in de personeelskosten zal nimmer leiden tot een overschrijding of verhoging van de begroting. Indien salariskosten als gevolg van loonrondes of (voorgenomen) individuele verhogingen stijgen, wordt dit in de begroting verwerkt.

  • 6. Voor de vergoeding van binnen- en buitenlandse reis- en verblijfkosten gelden voor medewerkers van dragende organisaties de ter zake geldende Reisbesluiten van de rijksoverheid.

  • 7. Indien de organisatie diensten van derden inhuurt komen voor subsidie in aanmerking de voor een bepaalde kwaliteit actueel laagst mogelijke kosten. Onder derden wordt niet verstaan een bedrijf, persoon of organisatie waarin de dragende organisatie deelneemt of waarbij hij belangen heeft.

  • 8. De dragende organisatie waarborgt aantoonbaar dat het project, de activiteiten en de resultaten volledig toegankelijk zijn voor alle ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld, derhalve zijnde leden en aangeslotenen en niet-leden en niet-aangeslotenen van die organisatie.

  • 9. De dragende organisatie is te allen tijde door het productschap aanspreekbaar op verloop van het project, ook indien de uitvoering van het project wordt overgelaten aan een derde.

Behandeling van een aanvraag voor een exploitatiesubsidie

  • 1. Tenzij bij of krachtens dit besluit daarvan wordt afgeweken is Titel 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht(Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen) van toepassing.

  • 2. Een exploitatiesubsidie kan uitsluitend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid worden toegekend.

  • 3. Aanvragen voor een exploitatie- of boekjaarsubsidie worden gericht aan het bestuur van het productschap en door deze behandeld.

  • 4. Aanvragen voor een exploitatiesubsidie dienen door het productschap in beginsel te zijn ontvangen vóór 1 september voorafgaand aan het boekjaar.

  • 5. De aanvraag omvat een jaarplan en een begroting.

  • 6. Het productschap beoordeelt subsidieaanvragen zorgvuldig en volledig. Indien hierdoor de wettelijke, redelijke of aangekondigde termijn waarbinnen het besluit wordt genomen wordt overschreden, wordt dit aan de aanvrager medegedeeld.

  • 7. Het secretariaat van het productschap zendt het jaarplan en de begroting en indien aanwezig, de aanbiedingsbrief van de aanvrager aan de betrokken sectorcommissie of -commissies ter advisering van het bestuur.

  • 8. Het bestuur neemt met inachtneming van het advies van de sectorcommissie of de SEC een besluit als bedoeld in artikel 1.3 Algemene wet bestuursrecht en vermeldt in het besluit de mogelijkheid van bezwaar tegen dat besluit.

  • 9. Het besluit bevat indien de aanvraag wordt afgewezen of indien van de aanvraag wordt afgeweken de gronden van de afwijzing of de afwijking en indien de aanvraag geheel, gedeeltelijk of gewijzigd wordt toegewezen, de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend.

  • 10. Aan de exploitatiesubsidie wordt een toezichtarrangement verbonden.

  • 11. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk na de besluitvorming ter vergadering aan de aanvrager medegedeeld, doch uiterlijk binnen twintig werkdagen.

  • 12. De subsidie bedraagt niet meer dan de ingediende en door het productschap goedgekeurde begroting. Indien aanvullende financiering is gewenst of vereist dient daartoe een separate aanvraag te worden ingediend.

  • 13. Geen subsidie wordt verleend indien deze is te beschouwen als een deelneming in de zin van artikel 138 Wet op de bedrijfsorganisatie en de daarin genoemde toestemming niet is verkregen.

Beoordelingscriteria voor exploitatiesubsidies

Bij de beoordeling van een aanvraag voor een exploitatiesubsidie beoordeelt het bestuur of de sectorcommissie deze onder meer op de volgende criteria:

A. Beleidscriteria

  • 1. het resultaat van de activiteiten van de aanvrager komt in beginsel ten goede aan alle ondernemingen, dan wel de sector of deelsector en de daarin werkzame personen waarvoor het Productschap Tuinbouw is ingesteld;

  • 2. de activiteiten sluiten aan bij de taken en prioriteiten van het productschap, zoals vastgelegd in het artikel 71 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, het Instellingsbesluit, de Toekomstagenda en het jaarplan en passen binnen de vastgestelde visies van de sectorcommissies en het bestuur, waarin de prioriteiten nader zijn aangegeven;

  • 3. de activiteiten zijn niet of niet goed te bereiken met financiering door privaatrechtelijke organisaties;

  • 4. het productschap kan de activiteiten niet of niet goed zelf uitvoeren;

  • 5. in het jaarplan is voorzien in een tijdige evaluatie van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de subsidie;

  • 6. de activiteiten hebben aantoonbaar en voldoende draagvlak bij (georganiseerde en niet-georganiseerde) ondernemingen en bij de dragende organisaties;

  • 7. het beschikbare budget van de betreffende financieringsrubriek is toereikend;

  • 8. de activiteiten hebben een landelijke betekenis of landelijke uitstraling;

  • 9. de activiteiten hebben geen nadelige consequenties voor de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden.

B. Inhoudelijke criteria

  • 10. de aanvraag voldoet inhoudelijk aan de daarvan te verwachten mate van kwaliteit en volledigheid;

  • 11. de aanvraag bevat een voldoende gespecificeerde begroting;

  • 12. de doelstelling, de aard, de wijze van uitvoering en de omvang van de activiteiten zijn duidelijk beschreven en realistisch;

  • 13. de aanvraag houdt rekening met andere projecten of initiatieven in de vorm van synergie of samenwerking;

  • 14. de aanvraag geeft blijk van onderzoek en initiatieven naar de mogelijkheid van - gedeeltelijke - eigen financiering of financiering door derden;

  • 15. de aanvrager is in staat is om de beoogde doeleinden te realiseren;

  • 16. de aanvraag voorziet in een adequate en voldoende deskundige project- en uitvoeringsorganisatie;

  • 17. de aanvrager kan voldoen aan de bijzondere eisen welke samenhangen met een exploitatiesubsidie, in het bijzonder de verplichtingen ten aanzien van aanbesteden.

Betaalbaarstelling en bevoorschotting van de subsidie

Subsidies worden betaalbaar gesteld aan de aanvrager van de subsidie of indien dit bij de aanvraag is aangegeven of bij de verlening van de subsidie is bepaald aan een ander dan de aanvrager.

Indien betaling van de subsidie aan een ander dan de aanvrager plaatsvindt, richt het besluit zich zowel tot de aanvrager als de ontvanger van de subsidie.

Subsidies worden schriftelijk opgevraagd bij het productschap met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier. Facturen worden voor de betaling van subsidie niet in behandeling genomen.

In het subsidiebesluit wordt bepaald of de subsidie integraal, in gedeelten of in een voorschot en een restbedrag wordt betaald. In afwijking van het hierna bepaalde wordt bij projecten met go / no-go momenten in het subsidiebesluit de cyclus van termijnbetalingen vastgesteld.

Betaling van projectsubsidies vindt als volgt plaats:

  • 1. Voor subsidies tot € 20.000,00 kan integrale betaling van het subsidiebedrag plaatsvinden nadat deze is opgevraagd.

  • 2. Voor subsidies tot € 100.000,00 kan na aanvraag betaling plaatsvinden door een voorschot van 80% bij aanvang van het subsidiebedrag. Indien de subsidie zich over meerdere jaren uitstrekt vindt de betaling van het voorschot ten hoogste plaats over 80% van het voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde subsidiebedrag.

    Betaling van het restbedrag van 20% van het gehele subsidiebedrag vindt plaats na acceptatie van de eindrapportage.

  • 3. Voor subsidies van meer dan € 100.000,00 en overigens indien het productschap dit wenselijk of noodzakelijk acht worden op aanvraag voorschotten verstrekt in delen tot 80% van de subsidie.

    Indien de subsidie zich over meerdere jaren uitstrekt vindt de betalingen van het voorschot ten hoogste plaats over 80% van het voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde subsidiebedrag.

    Betaling van het restbedrag van 20% van het gehele subsidiebedrag vindt plaats na acceptatie van de eindrapportage.

Indien het productschap dit wenselijk of noodzakelijk acht kan bij de subsidieverlening een afwijkend betaalregime worden vastgesteld.

Verantwoording van projectsubsidies

De subsidieaanvrager -en indien dit een ander is, tevens de ontvanger van de subsidie- legt met betrekking tot de uitvoering van het project, de daarmee beoogde en behaalde resultaten, de naleving van de subsidievoorwaarden en de financiën verantwoording af aan het productschap.

De inhoudelijke en financiële eindrapportage met betrekking tot projectsubsidies dient op de in het subsidiebesluit aangegeven datum door het productschap te zijn ontvangen; in beginsel wordt de rapportage geleverd binnen twee maanden na afloop van de activiteiten indien het project een looptijd heeft van twaalf maanden of korter en binnen vier maanden bij projecten van langere duur.

Indien de rapportage niet wordt geaccepteerd, wordt door het productschap een termijn gesteld waarbinnen de tekortkomingen worden hersteld.

Indien de rapportage niet voor de vastgestelde datum is ontvangen of is hersteld kan het bedrag van de subsidie worden vastgesteld op een lager bedrag, of bij het uitblijven van de rapportage op nihil worden gesteld of worden ingetrokken en wordt deze teruggevorderd.

Indien het productschap hiertoe bij de subsidieverlening besluit worden subsidies verantwoord met een accountantsverklaring conform de meest actuele Basis goedkeurende accountantsverklaring bij een subsidiedeclaratie in de publieke sector van de Handleiding Regelgeving Accountancy, waarin mede de naleving van de subsidievoorwaarden is betrokken.

Het productschap kan op zijn kosten steekproefsgewijs controle uitoefenen of doen uitoefenen op de juiste naleving van de subsidievoorwaarden, aan welke controle de aanvrager en de ontvanger van de subsidie volledige medewerking verleent.

Verantwoording van exploitatiesubsidies

De inhoudelijke en financiële rapportage van een exploitatiesubsidie wordt verstrekt conform hetgeen bij de subsidieverlening, en indien van toepassing in het toezichtarrangement, is bepaald.

Exploitatiesubsidies mogen niet worden aangewend voor de vorming van een reserve of het vormen van of opnemen in eigen vermogen.

Slotbepalingen

Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2010 en wordt gepubliceerd in het Verordeninenblad bedrijfsorganisatie. Dit besluit kan worden aangehaald als Beleidsregels PT project- en exploitatiesubsidies 2010.

Het Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw, d.d. 13 november 2007, inhoudende afspraken betreffende het verstrekken van projectbijdrage en exploitatiesubsidies blijft van kracht op subsidies welke zijn aangevraagd vóór 1 augustus 2010.

Zoetermeer, 6 juli 2010

Voor het bestuur,

T.H.J. Joustra

voorzitter

Aanvraag projectbijdrage

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De van toepassing zijnde versie van de toelichting op het formulier Aanvraag Projectbijdrage vindt u op de website van het Productschap Tuinbouw.

Algemene projectgegevens

  • 1. Datum:

  • 2. Projecttitel (maximaal 40 tekens):

  • 3a. Aanvrager:

    Naam aanvrager

     

    Contactpersoon

     

    Adres

     

    Tel.nr.

     

    E-mailadres

     
  • 3b. Ontvanger van de bijdrage (indien deze een andere is dan de aanvrager):

    Naam aanvrager

     

    Contactpersoon

     

    Adres

     

    Tel.nr.

     

    E-mailadres

     
  • 3c. Uitvoerder(s)

    Naam hoofduitvoerder

     

    Contactpersoon/ projectleider

     

    Adres

     

    Tel.nr.

     

    E-mailadres

     

    Naam onderuitvoerder

     

    Contactpersoon

     

    Adres

     

    Tel.nr.

     

    E-mailadres

     
  • 4. Beoogde begeleidingscommissie:

    Frequentie overleg:

    Samenstelling:

  • 5. Looptijd inclusief tussenrapportages en eindrapportage

    Fase

    Begindatum

    Einddatum

    Datums rapportage

               
               
               
               
               

Inhoudelijke projectgegevens

  • 6. Gewassen:

  • 7. Probleemstelling:

  • 8. Doelstelling(en) en afbakening:

  • 9. Verwachte rendementscategorie:

    Categorie

    Omschrijving

    1

    Project beoogt strategisch inzicht, basis- en/of achtergrondkennis om in toekomstige (onderzoeks-) projecten gericht verder te kunnen werken aan oplossingen voor knelpunten van ondernemers en/of sectoren; kennis voor de langere termijn, er wordt na afloop dus (nog) geen praktijktoepassing voorzien

    2

    Project beoogt praktisch bruikbare kennis en inzichten; onderzoek naar of demonstratie van effecten op de bedrijfsvoering en/of op sectorniveau die in de praktijk kunnen worden toegepast

    3

    Project beoogt een tastbaar door ondernemers en/of sector toe te passen product zoals een machine of robot, een bemestingsadvies, een certificeringsysteem, nieuw uitgangsmateriaal, e.d.

  • 10. Bestaande kennis, zowel binnen als buiten de eigen organisatie:

  • 11. Plan van aanpak gespecificeerd per fase:

  • 12. Risico’s:

  • 13. Beoordelingscriteria go/no-go beslismoment (begrensd door fasen):

  • 14. Te bereiken resultaten:

  • 15. Kennisoverdracht

    Uitvoerder

    Activiteit

    Specificatie

    Doelgroep

    Datum of fase realisatie

             
             
             
  • 16. Projectevaluatie:

Financiering

  • 17. Projectkosten:

     

    Projectkosten excl. BTW

    Niet verrekenbare BTW

    Totaal

    Een gespecificeerde begroting is bijgesloten (bijlage A)

    Indien van toepassing: motiveer waarom u geen recht heeft op verrekening van BTW voor de in de begroting opgenomen kostenposten.

  • 18. Financiering:

     

    A

    T

    2010

    2011

    2012

    2013

    Totaal

    Gevraagde PT-bijdrage

    A

    /

             

    Bijdrage andere financiers

                 

    Bijdrage in natura

                 

    Totaal

    /

    /

             

    Indien van toepassing: bij welke andere organen of organisaties heeft de projectaanvrager voor dezelfde begrote uitgaven subsidie of een andere financiële bijdrage aangevraagd en wat is daarvan de stand van zaken?:

Motivatie projectbijdrage

  • 19. Sectoraal belang:

  • 20. Thema’s Productschap Tuinbouw

    Marktmonitoring

    Standaardisatie informatielogistiek

    Gezondheid en Welbevinden

    Plantgezondheid en Fytosanitaire zaken

    Energie

    Water, bodem en bemesting

    Werken in de tuinbouw

    Promotie

  • 21. Betekenis voor arbeid:

  • 22. Draagvlak:

  • 23. Reden publieke financiering:

  • 24. Verklaring

    Aanvrager en ontvanger verklaart bekend te zijn met de Beleidsregels PT projectbijdrage en exploitatiesubsidies en met de Algemene Voorschriften Productschap Tuinbouw (of een daarmee overeenkomstige en schriftelijke overeenkomst).

    Ondertekening voor aanvrager:

    Ondertekening voor bijdrageontvanger:

    Naam:

    Naam:

    Functie:

    Functie:

    Dagtekening:

    Dagtekening:

    Ondertekening:

    Ondertekening:

TOELICHTING FORMULIER AANVRAAG PROJECTBIJDRAGE

Het Productschap Tuinbouw (PT) beoordeelt jaarlijks vele tientallen aanvragen voor financiering van projecten. De beoordeling van deze aanvragen vindt plaats aan de hand van een projectvoorstel. Voor een afgewogen beoordeling moet in elk projectvoorstel een aantal basiselementen duidelijk worden omschreven. Alle nodige basiselementen komen aan bod in het formulier ‘Aanvraag projectbijdrage’. Om de aanvraag van een projectbijdrage bij het PT op een efficiënte wijze af te handelen, dient u het formulier ‘Aanvraag projectbijdrage’ volledig in te vullen. Ook een begroting die is opgesteld volgens de richtlijnen voor het opzetten van de begroting dient te worden bijgesloten.

Als de hoofdfinancier van het project een andere organisatie is dan het PT, dan kunt u volstaan met het toezenden van het formulier van de hoofdfinancier. In dat geval bestaat alsnog de mogelijkheid dat het PT verzoekt om invulling van specifieke vragen vanuit het PT-formulier “Aanvraag projectbijdrage” die noodzakelijk zijn voor de financiële verantwoordingsplicht van het PT.

Het PT dient een nauwgezette afweging van belangen te maken en bij de besteding van de middelen zorgvuldig te handelen. De behandeling van een aanvraag vangt niet eerder aan dan nadat alle voor deze wijze van werken benodigde informatie door het PT is ontvangen. De behandeling van de aanvraag vindt plaats in de sectorcommissies of de SEC en hun adviescommissies en -organen en hangt samen met hun vergaderschema; het vergaderschema is opgenomen op de website van het PT: www.tuinbouw.nl.

Algemene projectgegevens

  • 1. Datum:

    Datum van indiening.

  • 2. Projecttitel:

    Zorg voor een bondige, aansprekende titel met een woordkeuze die er bij gebruik van een zoekmachine op Internet toe leidt dat men bij uw project terecht komt.

  • 3. Aanvrager/ontvanger/uitvoerder:

    Bij de toekenning van een projectbijdrage is het voor het Productschap Tuinbouw van belang om te weten wie de initiatiefnemer is die de projectbijdrage aanvraagt (aanvrager), aan wie de bijdrage wordt betaald (ontvanger) en welke organisaties betrokken zijn bij de uitvoering (uitvoerders). Vaak is de aanvrager tevens de ontvanger van de bijdrage en de uitvoerder van het project.

3.a Aanvrager

De aanvrager is de initiatiefnemer die de projectbijdrage aanvraagt. Dit is een rechtspersoon, een natuurlijk persoon of een groep daarvan (bijv. een stuurgroep of gewasgroep). Alle contacten van het PT over de aanvraag van de projectbijdrage lopen via de contactpersoon van de aanvrager.

3.b Ontvanger

De ontvanger is degene die de bijdrage ten behoeve van het project ontvangt. De ontvanger moet een rechtspersoon of een natuurlijk persoon zijn. U hoeft deze gegevens alleen in te vullen als de ontvanger een andere is dan de aanvrager van de bijdrage of als er meerdere ontvangers van een bijdrage zijn.

3.c Uitvoerder

Geef aan wie de hoofduitvoerder is van het project en welke andere partijen (onderuitvoerders) erbij betrokken zijn. Voor alle uitvoerders gelden de verplichtingen zoals deze gelden voor de aanvrager en ontvanger (zie artikel 7 van de Algemene Voorschriften). Alle contacten van het PT over de uitvoering van het project lopen via de PT-contactpersoon.

  • 4. Begeleidingscommissie:

    (Indien van toepassing). Geef aan de samenstelling van de (beoogde) begeleidingscommissie, hoe vaak de begeleidingscommissie bijeenkomt en welke personen de begeleiding van het onderzoek zullen verzorgen.

  • 5. Looptijd inclusief tussenrapportages en eindrapportage:

    Wanneer het project dit toelaat, dient het in fasen verdeeld te worden. Geef per fase aan wat de voorziene begin- en einddata zijn.

    Na iedere fase is een tussenrapportage verplicht. Een tussenrapportage moet door het PT ontvangen zijn voordat een go / no-go beslissing kan worden genomen. In het geval van een afwijkende of summiere fasering geldt een minimum van twee tussenrapportages per jaar.

    De eindrapportage is altijd de laatste fase. Na afloop van het project geldt de volgende oplevertermijn voor de eindrapportage:

    2 maanden na afronding laatste fase (projecten met een looptijd 1 jaar);

    4 maanden na afronding laatste fase (projecten met een looptijd > 1 jaar).

Inhoudelijke projectgegevens

  • 6. Gewassen:

    Geef -indien van toepassing- aan op welke gewassen of gewasgroepen het project betrekking heeft.

  • 7. Probleemstelling:

    Geef aan op welk probleem of welke marktkans het onderzoek gericht is.

  • 8. Doelstelling(en) en afbakening:

    Geef aan welke doelstelling(en) met het project moet(en) wordt/worden bereikt.

    Geef ook aan, wat buiten de doelstelling(en) van het project valt/vallen.

  • 9. Verwachte rendementscategorie:

    Kruis aan de hand van de genoemde categorieën aan, wat het project aan effect sorteert.

  • 10. Bestaande kennis:

    Geef een overzicht van de huidige stand van de kennis, zowel binnen als buiten de eigen organisatie, betreffende het projectonderwerp.

  • 11. Plan van aanpak:

    Geef gespecificeerd per fase aan welke activiteiten plaatsvinden bij welke uitvoerder. N.B.: de activiteiten dienen in de gedetailleerde begroting (bijlage B van de beleidsregels) zichtbaar te zijn. Geef indien van toepassing in de fasering aan wanneer de activiteiten worden uitgevoerd en wanneer welke (tussen)resultaten en producten bereikt worden.

  • 12. Risico’s:

    Geef indien van toepassing aan of, en zo ja: welke externe, door u en/of overige uitvoerders niet beïnvloedbare factoren serieuze invloed kunnen hebben op het halen van de doelstelling(en) en resultaten, en wat daarvan de waarschijnlijkheid is.

  • 13. Beoordelingscriteria go/no-go beslismoment(en):

    Geef indien van toepassing aan na welke fase(n) een go / no-go beslissing valt en wat de criteria daarvoor zijn, bijvoorbeeld welke producten en (tussen)resultaten bereikt moeten zijn. N.B.: het productschap kan bij de behandeling van de aanvraag eveneens go / no-go beslismomenten bepalen.

  • 14. Te bereiken resultaten:

    Geef aan welke concrete resultaten en producten het project zal opleveren, bijvoorbeeld adviezen, protocollen, werkwijzen, prototypes, rapporten, et cetera.

    Geef een indicatie van het aantal bedrijven dat gebruik gaat maken van de resultaten alsmede van de termijn waarop.

  • 15. Kennisoverdracht:

    Geef aan hoe u de ondernemingen wilt bereiken en hoe de ondernemingen kennis kunnen nemen van het projectresultaat. Geef aan welke activiteiten door welke organisaties worden uitgevoerd en op welke doelgroep deze activiteiten zijn gericht. Geef ook aan wanneer (fase of datum) de verschillende activiteiten plaatsvinden. N.B.: de activiteiten dienen in de gedetailleerde begroting (bijlage B van de Beleidsregels) zichtbaar te zijn.

  • 16. Projectevaluatie:

    Geef aan wanneer de eindevaluatie plaatsvindt (uiterlijk binnen twee (of vier) maanden na afloop van het project).Voor onderzoeksprojecten is het gebruik van het standaard evaluatieformulier verplicht. Dit formulier is te vinden op de website www.tuinbouw.nl.

Financiële projectgegevens

  • 17. Projectkosten:

    Projectkosten excl. BTW: vul in de totale projectkosten in Euro’s excl. BTW. Voor de uitvoering van het project is in de begroting een aantal kostenposten opgenomen. Als u over deze kosten BTW betaalt, die niet kan worden teruggevraagd bij de fiscus, dan valt die BTW ook onder de subsidiabele kosten. Dit dient wel gemotiveerd te worden aangegeven.

    Geef apart een gespecificeerde begroting in de Bijlage; de niet-verrekenbare BTW apart vermelden.

  • 18. Financiering:

    • Bijdrage andere financiers per jaar: geef aan om welke financier(s) het gaat en, per financier, of deze bijdrage in aanvraag (A) dan wel toegezegd (T) is.

    • Bijdrage in natura per jaar: geef aan om welke partij(en) het gaat. Geef de bijdrage weer als een bedrag in euro en geef, per partij, een onderbouwing van dit bedrag.

    Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven subsidie of een andere financiële bijdrage heeft aangevraagd bij één of meer andere organen of organisaties, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

    De aanvraag voor een projectbijdrage moet vergezeld gaan van een gespecificeerde begroting per uitvoerder per kalenderjaar .

Motivatie projectbijdrage

  • 19. Sectoraal belang

    Geef aan op welke wijze u denkt dat het project herleidbaar is tot een of meerdere taken van het PT en past binnen de vastgestelde Toekomstagenda, jaarplannen, sectorvisies, themavisies, meerjaren onderzoeksvisies (MJOV’s) en andere beleidsdocumenten van de sectorcommissies en het bestuur.

    Een essentieel sectoraal belang voor ondernemingen en organisaties moet worden aangetoond en de activiteiten moeten ten goede komen aan alle ondernemingen in de sector. Bij voorkeur zijn meerdere schakels in de keten bij het project betrokken. Geef aan op welke wijze het project ten goede komt aan alle ondernemingen in de sector.

    Geef in Euro’s aan wat de omvang is van het economische probleem, en wat is het verwachte economische effect van de voorgestelde aanpak. (Becijfer bijvoorbeeld het economische probleem in termen van gederfde omzet, verlies en uitval op teeltbedrijven (in geval van ziekte), in de keten (in geval van derving, onverkochte waar, vermindering van kwaliteitsklasse en prijs). En geef aan wat het economisch gewin is van de gepresenteerde aanpak, in termen van geschatte meerwaarde en geschatte meeropbrengst van het produkt, vermindering van derving, uitval, verlies, enz. Eventueel kan hierbij apart een 'uitstraaleffect' worden becijferd - het voordeel dat kan worden behaald bij andere teelten, gewassen, producten, die niet het hoofddoel van het onderzoek zijn.)

  • 20. Thema’s Productschap Tuinbouw:

    Kruis aan op welk thema het project betrekking heeft.

  • 21. Betekenis voor arbeid:

    Geef aan of het project en het resultaat van invloed is op arbeidsomstandigheden, de aard van het werk en/of de hoeveelheid werk. Indien ‘ja’, op welke wijze worden deze aspecten dan in het project meegenomen?

  • 22. Draagvlak:

    Geef aan op verzoek van welke partij het project is ingediend. Dit kan bijvoorbeeld een brancheorganisatie of een gewasgroep zijn.

    Er moet sprake zijn van voldoende draagvlak bij georganiseerde en niet-georganiseerde ondernemingen in de tuinbouwsector. Het draagvlak moet uit de aanvraag of de relatie met de taken van het Productschap Tuinbouw blijken.

  • 23. Reden publieke financiering:

    Geef aan waarom publieke financiering van het project noodzakelijk is?

    Is het doel te bereiken door middel van financiering door private organisaties?

    Heeft u getracht het project te financieren met private middelen?

    • Zo ja, geef aan hoe en wat het resultaat is.

    • Zo nee, geeft aan waarom niet en geef aan of private financiering volgens u mogelijk of niet mogelijk is.

  • 24. Verklaring en ondertekening:

    Indien de aanvrager tevens de subsidie zal ontvangen is ondertekening door de aanvrager voldoende. Als de subsidie door de ene partij wordt aangevraagd maar (deels) aan een ander wordt betaald, dient ook deze ontvanger de aanvraag en daarmee de verklaring te ondertekenen.

Bijlage B.1. Beleidsregels PT project- en exploitatiesubsidies 2010 (Richtlijnen voor het opzetten van de begroting voor dragende organisaties)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze richtlijnen gelden voor begroting bij projectaanvragen van dragende organisaties. Onder dragende organisaties worden verstaan: door de SER representatief geachte organisaties van werkgevers en werknemers die leden van bestuur en sectorcommissies kunnen benoemen. Daarmee worden gelijkgesteld organisaties waarin de dragende organisaties overheersende zeggenschap hebben.

De aanvraag voor een projectbijdrage moet vergezeld gaan van een gespecificeerde begroting per uitvoerder per kalenderjaar. Als het project is verdeeld in twee of meer fasen met go/ no-go beslissingen, dan moeten de kosten per fase eveneens zichtbaar gemaakt worden.

In de begroting worden de volgende posten onderscheiden:

  • 1. Personele kosten;

  • 2. Materiële kosten;

  • 3. Implementatiekosten;

  • 4. Apparatuurkosten en

  • 5. Overige kosten.

BTW

De kosten dienen exclusief BTW in de begroting te worden weergegeven. Indien en voor zover de BTW niet verrekend kan worden, wordt deze per post apart vermeld en wordt de reden van het niet verrekenbaar zijn bij de aanvraag aangegeven.

  • 1. Personele kosten

    • A. tot het jaarsalaris wordt gerekend het werkelijke brutojaarsalaris, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en een eventuele dertiende maand van het direct bij de projectuitvoering betrokken personeelslid;

    • B. per personeelslid mogen er maximaal 1.600 productieve uren op jaarbasis worden doorberekend bij een voltijdaanstelling;

    • C. indien er sprake is van een deeltijdaanstelling dan wordt het maximum van 1.600 uur naar verhouding aangepast;

    • D. het uurtarief wordt als volgt opgebouwd:

      • o jaarsalaris / 1.600;

      • o opslag voor de werkelijke pensioenlasten en sociale werkgeverslasten tot maximaal 30%;

      • o opslag voor de directe overheadkosten van maximaal €30,- per uur.

        of

        een vastgesteld uurtarief (zie beleidsregels), waarbij het maximaal te declareren uren per maand wordt vastgesteld op 173 uur met een maximum van 1.600 uur per jaar;

        Het uurtarief bij inhuur is marktconform. Onder marktconform wordt verstaan de voor een bepaalde kwaliteit actueel laagst mogelijke kosten.

    • E. opslag voor overwerk is niet subsidiabel.

    Voor alle functies en personeelsleden geldt dat wordt uitgegaan van de reële inschaling. In de projectbegrotingen dient te worden uitgegaan van een jaarlijkse stijging van de salarislasten met maximaal één periodiek en met een correctie ingevolge de inflatie van maximaal 2% per jaar. Bij de afrekening zal rekening worden gehouden met de werkelijk gemaakte kosten, met inachtneming van het maximaal ter beschikking gestelde subsidiebedrag.

    Ter dekking van de directe overheadkosten kan bij de projecten waar dat is aangegeven, een opslag worden berekend van maximaal 30,00 euro per uur. De projectuitvoerders zullen moeten aantonen dat het opgevoerde bedrag reëel en noodzakelijk is voor het uitvoeren van het project.

    Als gevolg van de algemene overheadopslag vervallen vergoedingen voor de reguliere infrastructuur zoals begeleiding, indirect personeel, algemene diensten, verzekeringen, huisvestingslasten, kantoormaterialen, fotografie en reproductiekosten, porti- en telefoonkosten, automatiseringskosten en overige ict-kosten, representatiekosten en beoordelingskosten voor plaatsing van artikelen.

  • 2. Materiële kosten

    De specifiek voor het project benodigde verbruiksartikelen.

  • 3. Implementatiekosten

    Onder implementatiekosten worden de kosten verstaan die worden gemaakt voor het verspreiden en overdragen van kennis/ervaringen uit het project. Ook kosten in het kader van het voorbereiden van de daadwerkelijke invoering van de projectresultaten vallen hieronder. Voorbeelden van kostenposten zijn: publicaties, nieuwsbrieven, foldermateriaal, mailings, lezingen, expertmeetings, uitwisselingsbijeenkomsten en de organisatie van congressen.

    Hieronder vallen niet de personeelskosten als hiervoor bedoeld.

  • 4. Apparatuurkosten

    Investeringen in materiële vaste activa dienen goed gemotiveerd te worden. Alleen kosten die specifiek voor het project worden gemaakt, zijn subsidiabel; interestkosten worden niet vergoed. De kosten van investeringen (afschrijvingen) kunnen in de projectkosten worden opgenomen naar rato van het gebruik hiervan. Voor afschrijvingen en het bepalen van de restwaarde wordt uitgegaan van de volgende methoden:

    • -

      computerapparatuur: maximale fiscale afschrijving;

    • -

      overige apparatuur: lineaire afschrijving op basis van de economische levensduur.

    Overige bepalingen:

    • -

      investeringen in materiële activa voor het project mogen gedurende de looptijd van het project worden afgeschreven tot maximaal de restwaarde; en

    • -

      indien de restwaarde vooraf niet te bepalen is dan dient de eventuele restwaarde aan het eind van het project in mindering te worden gebracht op de kosten.

  • 5. Overige kosten

    Tot de overige kosten worden gerekend: reiskosten, kosten zoals het uitbesteden van analysewerkzaamheden, juridische advisering, accountantskosten in verband met de subsidieverlening en eventuele marketingadviezen, media-adviezen en mediakosten publiciteitscampagnes.

    Ingeval van dienstreizen, excursies etc., die zijn gemaakt in het kader van een in het project opgenomen activiteit is het mogelijk om forfaitaire vergoedingen voor reis- en verblijfkosten te verstrekken. Ten aanzien van medewerkers in dienst van brancheorganisaties dienen deze vergoedingen te zijn uitbetaald en te blijven binnen de maxima van het Reiskostenbesluit Rijksoverheid. Ten aanzien van medewerkers niet in vaste dienst bij de dragende organisatie gelden de daadwerkelijk gemaakte reiskosten.

Bijlage B.2. Beleidsregels PT project- en exploitatiesubsidies 2010 (Richtlijnen voor het opzetten van de begroting voor onderzoeksinstellingen)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze richtlijnen gelden voor de begroting bij projectaanvragen van onderzoeks- en onderwijsinstellingen.

De aanvraag voor een projectbijdrage moet vergezeld gaan van een gespecificeerde begroting per uitvoerder per kalenderjaar. Als het project is verdeeld in twee of meer fasen met go/ no-go beslissingen, dan moeten de kosten per fase eveneens zichtbaar gemaakt worden.

In de begroting worden de volgende posten onderscheiden:

  • 1. Personele kosten;

  • 2. Facilitaire kosten;

  • 3. Materiële kosten;

  • 4. Implementatiekosten en

  • 5. Overige kosten.

Onderstaand wordt op elk van deze posten nader ingegaan.

BTW

De kosten dienen exclusief BTW in de begroting te worden weergegeven. Indien en voor zover de BTW niet verrekend kan worden, wordt deze per post apart vermeld en wordt de reden van het niet verrekenbaar zijn bij de aanvraag aangegeven.

  • 1. Personele kosten

    De personele kosten dienen per activiteit in de begroting te worden gespecificeerd. Hierbij wordt uitgegaan van de door de onderzoeksinstelling gehanteerde standaardtarieven voor:

    SWO = senior wetenschappelijk onderzoeker,

    WO = wetenschappelijk onderzoeker,

    TO = technisch onderzoeker

    OA = onderzoeksassistent,

    OP = ondersteunend personeel.

  • 2. Facilitaire kosten

    Hieronder wordt ondermeer verstaan de kosten die betrekking hebben op het gebruik van kascompartimenten en proefvelden.

  • 3. Materiële kosten

    De specifiek voor het project benodigde verbruiksartikelen.

  • 4. Implementatiekosten

    Onder implementatiekosten worden de kosten verstaan die worden gemaakt voor het verspreiden en overdragen van kennis/ervaringen uit het project. Ook kosten in het kader van het voorbereiden van de daadwerkelijke invoering van de projectresultaten vallen hieronder. Voorbeelden van kostenposten zijn: publicaties, nieuwsbrieven, foldermateriaal, mailings, lezingen, expertmeetings, uitwisselingsbijeenkomsten en de organisatie van congressen.

    Hieronder vallen niet de personeelskosten als hiervoor bedoeld.

  • 5. Overige kosten

    Tot de overige kosten worden gerekend: reiskosten, kosten zoals het uitbesteden van analysewerkzaamheden, juridische advisering, accountantskosten in verband met de subsidieverlening en eventuele marketingadviezen, media-adviezen en mediakosten publiciteitscampagnes.

Bijlage B.3. Beleidsregels PT project- en exploitatiesubsidies 2010 (Richtlijnen voor het opzetten van de begroting voor overige aanvragers)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze richtlijnen gelden voor de begroting bij aanvragen van organisaties of ondernemingen, anders dan onderzoeksinstellingen en dragende organisaties of daaraan gelijkgestelde organisaties.

De aanvraag voor een projectbijdrage moet vergezeld gaan van een gespecificeerde begroting per uitvoerder per kalenderjaar. Als het project is verdeeld in twee of meer fasen met go/ no-go beslissingen, dan moeten de kosten per fase eveneens zichtbaar gemaakt worden.

In de begroting worden de volgende posten onderscheiden:

  • 1. Personele kosten;

  • 2. Materiële kosten;

  • 3. Implementatiekosten;

  • 4. Apparatuurkosten en

  • 5. Overige kosten.

BTW

De kosten dienen exclusief BTW in de begroting te worden weergegeven. Indien en voor zover de BTW niet verrekend kan worden, wordt deze per post apart vermeld en wordt de reden van het niet verrekenbaar zijn bij de aanvraag aangegeven.

  • 1. Personele kosten

    Personele kosten tegen marktconforme tarieven dienen per activiteit in de begroting te worden gespecificeerd. Onder marktconform wordt verstaan de voor een bepaalde kwaliteit actueel laagst mogelijke kosten.

  • 2. Materiële kosten

    De specifiek voor het project benodigde verbruiksartikelen.

  • 3. Implementatiekosten

    Onder implementatiekosten worden de kosten verstaan die worden gemaakt voor het verspreiden en overdragen van kennis/ervaringen uit het project. Ook kosten in het kader van het voorbereiden van de daadwerkelijke invoering van de projectresultaten vallen hieronder. Voorbeelden van kostenposten zijn: publicaties, nieuwsbrieven, foldermateriaal, mailings, lezingen, expertmeetings, uitwisselingsbijeenkomsten en de organisatie van congressen.

    Hieronder vallen niet de personeelskosten als hiervoor bedoeld.

  • 4. Apparatuurkosten

    Investeringen in materiële vaste activa dienen goed gemotiveerd te worden. Alleen kosten die specifiek voor het project worden gemaakt, zijn subsidiabel; interestkosten worden niet vergoed. De kosten van investeringen (afschrijvingen) kunnen in de projectkosten worden opgenomen naar rato van het gebruik hiervan. Voor afschrijvingen en het bepalen van de restwaarde wordt uitgegaan van de volgende methoden:

    • -

      computerapparatuur: maximale fiscale afschrijving;

    • -

      overige apparatuur: lineaire afschrijving op basis van de economische levensduur.

    Overige bepalingen:

    • -

      investeringen in materiële activa voor het project mogen gedurende de looptijd van het project worden afgeschreven tot maximaal de restwaarde; en

    • -

      indien de restwaarde vooraf niet te bepalen is dan dient de eventuele restwaarde aan het eind van het project in mindering te worden gebracht op de kosten.

  • 5. Overige kosten

    Tot de overige kosten worden gerekend: reiskosten, kosten zoals het uitbesteden van analysewerkzaamheden, juridische advisering, accountantskosten en eventuele marketingadviezen, media-adviezen en mediakosten publiciteitscampagnes.

    NB: de begrotingsformulieren zijn gepubliceerd op www.tuinbouw.nl)

Bijlage C. Beleidsregels PT project- en exploitatiesubsidies 2010 (Algemene Voorschriften Productschap Tuinbouw)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Bijlage, behorende bij het Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw, d.d. 6 juli 2010, inhoudende afspraken betreffende het verstrekken van bijdrage en exploitatiesubsidies (Beleidsregels PT project- en exploitatiesubsidies 2010)

Deze voorschriften zijn van toepassing op bijdragen, verstrekt door het Productschap Tuinbouw, in aanvulling op hetgeen ter zake van de toezegging van de bijdrage is gesteld. Afwijkingen van deze voorwaarden zijn slechts geldig indien zij schriftelijk zijn overeengekomen. Nadrukkelijk zijn uitgesloten, -algemene- voorwaarden van de aanvrager/ ontvanger van de bijdrage.

ARTIKEL 1. BEPALING VAN DE BIJDRAGE; VERSTREKTE GEGEVENS

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld door het productschap op grond van de door de aanvrager/ontvanger van de bijdrage verstrekte gegevens. Het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens, alsmede verzwijging van omstandigheden die van belang zijn bij de beoordeling van de aanvrage rechtvaardigt gehele of gedeeltelijke intrekking van de toezegging dan wel aanpassing van de voorwaarden waaronder de bijdrage is verstrekt.

De bijdrage is nimmer hoger dan de werkelijk gemaakte kosten.

ARTIKEL 2. BETALING VAN DE BIJDRAGE

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Betaling van de bijdrage geschiedt op de wijze en volgens het schema zoals vermeld in de toezeggingsbrief.

De bijdrage is inclusief eventueel verschuldigde omzetbelasting tenzij anders is overeengekomen.

ARTIKEL 3. KORTINGEN / INKOMSTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De bijdrage wordt naar verhouding tot de begrote kosten verminderd met bijdragen, subsidies of andere inkomsten afkomstig van derden welke na de toezegging van de bijdrage zijn verkregen, alsmede met verkregen kortingen, geëffectueerde besparingen en door de uitvoering van het project verkregen inkomsten.

Inkomsten welke worden verkregen tijdens of door de uitvoering van het project komen naar verhouding van de bijdrage in mindering op de begrote kosten van het project, tenzij in de begroting reeds met deze inkomsten rekening is gehouden.

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage zal iedere gelegenheid aangrijpen kortingen dan wel besparingen te verkrijgen bij de uitvoering van het project.

ARTIKEL 4. RESERVES / OVERSCHOTTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het is de aanvrager/ontvanger van de bijdrage niet toegestaan de bijdrage of gedeelten daarvan aan te wenden voor de vorming van reserves. Overschotten worden naar verhouding van de financiering van het project aan het productschap gerestitueerd.

ARTIKEL 5. COMPENSATIE

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage mag vorderingen van het productschap op hem niet compenseren met vorderingen op het productschap, tenzij het productschap hier schriftelijk mee instemt.

ARTIKEL 6. INZET PERSONEEL EN MATERIAAL

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage draagt zorg voor een dusdanige inzet van personeel en materiaal, dat een gedegen uitvoering van het project is gewaarborgd conform de normaliter geldende criteria en standaarden.

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage staat er voor in dat hij gerechtigd is tot het gebruik van door hem gebruikte materialen, software of geschriften en vrijwaart het productschap van aanspraken van derden wegens inbreuk op (intellectuele) eigendomsrechten.

ARTIKEL 7. UITVOERING DOOR DERDEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien aanvrager/ontvanger van de bijdrage het project of delen daarvan niet of niet geheel zelf uitvoert, doet de aanvrager/ontvanger van de bijdrage het productschap opgave van de personen of de organisaties die bij de uitvoering van het project worden ingeschakeld onder vermelding van de reden van het inschakelen van deze derden.

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage is verplicht in zijn overeenkomsten met deze derden alle zodanige bepalingen uit de toezeggingsbrief en deze voorwaarden over te nemen, waardoor deze derden tegenover het productschap gelijke verplichtingen hebben als de aanvrager/ontvanger van de bijdrage tegenover het produktschap heeft.

Indien het productschap zich niet kan verenigen met het inschakelen van een (bepaalde) derde geeft hij zulks gemotiveerd aan.

ARTIKEL 8. RESULTATEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De resultaten van het project komen, met inachtneming van hetgeen in deze voorwaarden of in de toezeggingsbrief is bepaald met betrekking tot (intellectuele) eigendomsrechten en revenuen, te allen tijde ten goede van de ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld. De aanvrager/ ontvanger van de bijdrage onthoudt zich van handelingen, welke op deze toedeling inbreuk maken of kunnen maken.

ARTIKEL 9. VERGUNNINGEN / MACHTIGINGEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage draagt er zorg voor dat alle voor de uitvoering van het project vereiste vergunningen en machtigingen aanwezig c.q. verleend zijn. Indien een vergunning of machtiging niet is of wordt verleend, stelt de aanvrager/ontvanger van de bijdrage het productschap daarvan onverwijld in kennis. Het productschap is in het geval een vergunning of machtiging niet is of wordt verleend, dan wel wordt ingetrokken wegens het niet voldoen aan bij de verlening gestelde voorwaarden gerechtigd de bijdrage geheel of gedeeltelijk en al dan niet met terugwerkende kracht in te trekken.

ARTIKEL 10. ADMINISTRATIE

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage voert een zodanige administratie, dat daaruit blijkt welke kosten door hem c.q. door derden aan de verscheidene onderdelen van het project zijn besteed en welke bestede uren aan de verscheidene onderdelen van het project zijn toe te schrijven. De aanvrager/ontvanger van de bijdrage verschaft het productschap op diens verzoek inzage in deze administratie.

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage bewaart deze administratie tot zeven jaren na de beëindiging van het project.

ARTIKEL 11. RAPPORTAGE

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage rapporteert periodiek aan het productschap en voorts zo vaak als het productschap rapportage wenselijk of noodzakelijk acht. Rapportage en het verstrekken van inlichtingen dient binnen een redelijke termijn plaats te vinden.

De aanvrager/ ontvanger van de bijdrage verzorgt bij de afsluiting van het project zowel een inhoudelijke als een deugdelijke financiële eindrapportage die qua indeling overeenkomt met de begroting. Deze omvat een zo volledig mogelijke documentatie van het project mede met het oog op de financiële verantwoording en de definitieve vaststelling van de hoogte van de bijdrage.

Het productschap wordt op diens verzoek een accountantsverklaring overgelegd. Indien het productschap zelf een accountantsonderzoek verricht, werkt de aanvrager/ontvanger hier volledig en zonder terughoudendheid aan mee.

ARTIKEL 12. EIGENDOM VAN MATERIALEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In het kader van het project aangeschafte materialen worden eigendom van de aanvrager/ontvanger van de bijdrage, met dien verstande, dat bij de toezegging van de bijdrage kan worden bepaald, dat op duurzame middelen een redelijke afschrijving wordt toegepast, waarbij deze afschrijvingskosten gedurende de looptijd van het project ten laste van dat project worden gebracht.

ARTIKEL 13. EIGENDOMSRECHTEN

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De resultaten van het project zijn eigendom van aanvrager/ontvanger van de bijdrage, tenzij bij de toezegging anders is bepaald.

ARTIKEL 14. AUTEURSRECHT

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het auteursrecht berust bij de aanvrager/ontvanger van de bijdrage, tenzij bij de toezegging anders is bepaald.

ARTIKEL 15. OCTROOI

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Aanvrager/ontvanger van de bijdrage is gerechtigd op de resultaten van het project octrooi(en) aan te vragen. Aanvrager/ontvanger van de bijdrage is verplicht octrooiaanvrage( n) in te dienen, indien het productschap dit wenst en indien het productschap de kosten van de aanvrage en de instandhouding van het octrooi, onder aftrek van voor aanvrager/ontvanger van de bijdrage uit licentie-overeenkomsten voortvloeiende inkomsten, voor tenminste de helft draagt.

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage is gerechtigd een octrooi-aanvrage c.q. octrooi niet door te zetten en zulks alsdan aan het productschap kenbaar te maken. In dat geval is de aanvrager/ontvanger van de bijdrage verplicht op verzoek van het productschap de octrooi-aanvrage cq het octrooi over te dragen aan het productschap of een door deze aangewezen derde. Het productschap draagt de kosten van de overdracht.

Indien aanvrager/ontvanger van de bijdrage een octrooi aanvraagt c.q. verkrijgt, verleent hij het productschap om niet een niet-exclusieve, niet-overdraagbare licentie voor toepassingen gelegen binnen het gebied van het project. Voorts zal de aanvrager/ontvanger van de bijdrage desgewenst het productschap onder redelijke voorwaarden een niet-exclusieve, niet-overdraagbare licentie verlenen voor toepassingen welke zijn gelegen buiten het gebied van het project. Het productschap is te allen tijde gerechtigd sublicentie(s) te verlenen aan ondernemingen waarvoor het productschap is ingesteld.

ARTIKEL 16. AANSPRAKELIJKHEID

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage is niet aansprakelijk voor schade(n) welke voor het productschap voortvloeit uit het gebruik en/of de toepassingen van de resultaten van het project, tenzij deze schade te wijten is aan grove schuld of opzet van de aanvrager/ontvanger van de bijdrage.

Het productschap vrijwaart de aanvrager/ontvanger van de bijdrage, gelijk de aanvrager/ontvanger van de bijdrage het productschap vrijwaart, voor alle schade van derden, die ontstaat door het onderzoek dan wel voortvloeit uit het gebruik en/of de toepassing van de resultaten van het project, tenzij deze schade is te wijten aan grove schuld of opzet door de aanvrager/ontvanger van de bijdrage c.q. het productschap.

ARTIKEL 17. NAAMSVERMELDING EN PUBLICITEIT

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Iedere publicitaire uiting, waaronder begrepen uitnodigingen, persberichten, referenties, rapporten en overzichten, ter zake van het project gedaan door de aanvrager/ontvanger van de bijdrage geschiedt na overleg met het productschap of op de wijze als bepaald bij de verlening van de subsidie en onder vermelding van het productschap als (mede)financier.

ARTIKEL 18. GEHEIMHOUDING

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien de aanvrager/ontvanger van de bijdrage in de uitvoering van het project gegevens ter kennis komen van het productschap, welke niet publiek toegankelijk zijn of door het productschap als vertrouwelijk worden aangewezen, behandelt de aanvrager/ontvanger van de bijdrage deze gegevens met de grootste zorg en de meeste geheimhouding.

Indien niet publiek toegankelijke gegevens onderdeel vormen van de resultaten van het project, of indien het bekend maken van dergelijke gegevens noodzakelijk is te achten in verband met de publikatie van resultaten van het project, stellen het productschap en de aanvrager/ontvanger van de bijdrage in overleg vast, op welke wijze, in welke mate en met welke termijn van de verplichting tot geheimhouding kan worden afgeweken.

De resultaten van het project zijn, met inachtneming van de bijzondere geheimhoudingsverplichtingen en intellectuele eigendomsrechten, openbaar. Het productschap en de aanvrager/ ontvanger van de bijdrage kunnen evenwel een termijn van geheimhouding overeenkomen, welke termijn schriftelijk wordt vastgelegd.

ARTIKEL 19. VERZEKERING

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De aanvrager/ontvanger van de bijdrage draagt zorg voor een voldoende dekking krachtens een verzekeringsovereenkomst ten aanzien van letsel of schade aan personen of zaken.

ARTIKEL 20. BEËINDIGING

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien de aanvrager/ontvanger van de bijdrage de uitvoering van het project staakt of in geval de aanvrager/ontvanger van de bijdrage handelt in strijd met voorwaarden gesteld bij de toezegging van de bijdrage -waaronder begrepen deze voorschriften- is de aanvrager/ontvanger van de bijdrage zonder voorafgaande kennisgeving in verzuim en is het productschap gerechtigd het project als beëindigd te beschouwen. Alsdan is het productschap aan de aanvrager/ontvanger van de bijdrage niet meer verschuldigd dan hetgeen overeenkomt met een redelijke vergoeding voor de reeds verrichte werkzaamheden, zulks onverminderd het recht van het productschap op schadevergoeding.

Indien voor de aanvrager/ontvanger van de bijdrage surséance van betaling of faillissement is aangevraagd dan wel indien de aanvrager/ontvanger van de bijdrage in staat van faillissement is verklaard, is het productschap gerechtigd de bijdrage met onmiddellijke ingang te beëindigen en dient het reeds aan de aanvrager/ontvanger van de bijdrage betaalde aan het productschap te worden gerestitueerd.

ARTIKEL 21. GESCHILLEN EN PROCEDURES; TOEPASSELIJK RECHT

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien het productschap in verband met het project in een administratief bezwaar of beroep, dan wel in een rechtsvordering medewerking vordert van de aanvrager/ ontvanger van de bijdrage, zal deze laatste alle medewerking verlenen, tenzij partijen in rechte tegenover elkaar staan.

De aanvrager/ ontvanger van de bijdrage stelt het productschap onverwijld op de hoogte van enige juridische procedure die in verband met het project door of tegen hem wordt ingesteld. Partijen besluiten in overleg omtrent de te nemen maatregelen.

Onverminderd het bepaalde met betrekking tot aansprakelijkheid en vrijwaring worden de kosten van een rechtsgeding gedragen door de partij die de kosten maakt, dan wel in de kosten wordt veroordeeld.

Alle privaatrechtelijke geschillen die ontstaan tussen partijen worden beslecht door de bevoegde rechter te Den Haag.