Wet voorkoming van verontreiniging door schepen BES

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014.
Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Wet voorkoming van verontreiniging door schepen BES

Hoofdstuk I. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. MARPOL-verdrag: het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels (Trb. 1975, 147 en 1978, 187), gewijzigd en aangevuld bij het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels (Trb, 1978, 188);

    • b. AFS-verdrag: het op 5 oktober 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de beperking van schadelijke aangroeiwerende verfsystemen op schepen (Trb. 2004, 44);

    • c. Ballastwaterverdrag: het op 13 februari 2004 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag voor de controle en het beheer van ballastwater en sedimenten van schepen, met Bijlage, Aanhangsels, en Resoluties (Trb. 2004, 256);

    • d. de verdragen: de in dit lid genoemde verdragen.

  • 2 In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt voorts verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    • b. VN-Zeerechtverdrag: het op 10 december 1982 te Montego-Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83);

    • c. Milieuprotocol bij het Antarcticaverdrag: het op 4 oktober 1991 te Madrid tot stand gekomen Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica, met Bijlagen (Trb. 1992, 110);

    • d. territoriale zee: de territoriale zee rond Bonaire, Sint Eustatius en Saba, vastgesteld bij of krachtens artikel 1 van de Rijkswet uitbreiding territoriale zee van het Koninkrijk;

    • e. binnenwateren: de wateren van Bonaire, Sint Eustatius en Saba gelegen landinwaarts vanaf de basislijn, bedoeld in het Uitvoeringsbesluit ex artikel 1 Rijkswet uitbreiding territoriale zee van het Koninkrijk;

    • f. schip: elk vaartuig, van welk type ook, waaronder begrepen draagvleugelboten, luchtkussenvoertuigen, afzinkbare vaartuigen en drijvend materieel, alsmede installaties gedurende de tijd dat zij drijven, of wanneer het schip als hierboven bedoeld boven de zeebodem is geplaatst voor het instellen van een onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen of voor het winnen daarvan;

    • g. Nederlands schip: een schip dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren;

    • h. buitenlands schip: een schip, niet zijnde een Nederlands schip;

    • i. schadelijke stof: een stof die, indien zij in zee of in de lucht terechtkomt, gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de mens, schade kan toebrengen aan het milieu, de recreatiemogelijkheden die de zee biedt kan schaden of storend kan werken op enig ander rechtmatig gebruik van de zee en die vermeld is in een van de verdragen;

    • j. lozen: elk vrijkomen van stoffen van een schip, hoe ook veroorzaakt, waaronder begrepen ontsnappen, over boord zetten, wegvloeien, weglekken, pompen of ledigen;

    • k. uitstoot: emissie als bedoeld in voorschrift 2 van Bijlage VI van het MARPOL-verdrag;

    • l. voorval: een gebeurtenis die er daadwerkelijk toe leidt of er vermoedelijk toe zal leiden dat een schadelijke stof in zee wordt geloosd;

    • m. haven: een rede, pier, steiger en in het algemeen iedere plaats, al of niet in zee, waar schepen ligplaats kunnen hebben of waar opvarenden en zaken ingescheept of ontscheept kunnen worden;

    • n. eigenaar: degene aan wie het schip in eigendom toebehoort of, met betrekking tot een teboekgesteld schip, degene die in het register als eigenaar van het schip staat ingeschreven;

    • o. exclusieve economische zone: de door het Koninkrijk ingestelde exclusieve economische zone, voor zover deze betrekking heeft op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Hoofdstuk II. Toepassing

Artikel 3

Het bij of krachtens deze wet bepaalde is niet van toepassing op oorlogsschepen, schepen in gebruik als marinehulpschepen of andere schepen in eigendom van of in beheer bij een staat ten tijde dat zij uitsluitend worden gebruikt in dienst van de overheid voor andere dan handelsdoeleinden.

Artikel 4

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van schepen geheel of gedeeltelijk van een of meer bij of krachtens deze wet gegeven regels en voorschriften worden uitgezonderd.

Artikel 5

  • 1 Een verplichting die ingevolge deze wet rust op de eigenaar van een schip, rust tevens op de rompbevrachter van dat schip.

  • 2 De rompbevrachter is de partij bij een overeenkomst tot exploitatie van een schip, de rompbevrachtingsovereenkomst, jegens wie de wederpartij, de rompvervrachter, zich verbindt een zeeschip zonder bemanning voor een bepaalde tijd ter beschikking te stellen, zonder daarover nog enige zeggenschap te houden.

Hoofdstuk III. Algemene bepalingen

§ 1. Lozingsverbod en voorzieningen

Artikel 6

  • 1 Het is verboden vanaf een buitenlands schip een schadelijke stof in zee of in de binnenwateren te lozen behoudens in de gevallen en op de wijze vastgesteld in het Marpol-verdrag en het Milieuprotocol bij het Antarcticaverdrag.

  • 2 Het is verboden vanaf een buitenlands schip opzettelijk stoffen die de ozonlaag aantasten als bedoeld in Bijlage VI van het MARPOL-verdrag uit te stoten, behoudens in de gevallen en op de wijze vastgesteld in die Bijlage.

  • 3 Het is verboden aan boord van een buitenlands schip brandstofolie te gebruiken die niet voldoet aan de eisen die daaraan in Bijlage VI van het MARPOL-verdrag worden gesteld.

  • 4 Het is verboden om afval en andere stoffen als bedoeld in voorschrift 16 van Bijlage VI van het MARPOL-verdrag aan boord van een buitenlands schip te verbranden, behoudens in de gevallen en op de wijze vastgesteld in die Bijlage.

  • 5 Het is verboden met een buitenlands schip ballastwater of sediment uit ballastwater in te nemen of te lozen op een andere wijze dan zoals voorgeschreven in de bijlage bij het Ballastwaterverdrag.

  • 6 Het is verboden met een schip ballastwater te lozen gedurende een nader onderzoek als bedoeld in artikel 20, tweede lid, of voor zolang het schip op grond van artikel 23 is aangehouden.

  • 7 De in dit artikel genoemde verboden gelden slechts ten aanzien van buitenlandse schepen:

    • a. in de binnenwateren, de territoriale zee of, voor zover de in deze leden bedoelde verboden betrekking hebben op de voorschriften van het MARPOL-verdrag of voor zover met deze verboden toepassing wordt gegeven aan artikel 220 van het VN-Zeerechtverdrag, in de exclusieve economische zone, en

    • b. in de territoriale zee of de exclusieve economische zone van een vreemde staat dan wel op volle zee, voor zover de in deze leden bedoelde verboden betrekking hebben op de voorschriften van het MARPOL-verdrag of voor zover met deze verboden toepassing wordt gegeven aan artikel 218 van het VN-Zeerechtverdrag.

Artikel 7

  • 1 De beheerders, of indien geen beheerder is aangewezen de eigenaar, van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen havens zijn verplicht zorg te dragen voor voldoende voorzieningen, geschikt voor het in ontvangst nemen van schadelijke stoffen dan wel restanten van schadelijke stoffen afkomstig van schepen dan wel schadelijke stoffen of uitrusting die deze schadelijke stoffen bevat en die van schepen worden verwijderd, zodanig dat onnodig oponthoud aan deze schepen wordt voorkomen.

  • 2 De beheerders, of indien geen beheerder is aangewezen de eigenaar, van de havens zijn ter uitvoering van de hun in het eerste lid opgelegde verplichting bevoegd regels te geven krachtens welke de beheerders van bepaalde los- en laadplaatsen en scheepsreparatiewerven in hun havens worden verplicht zorg te dragen voor de voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, voor zover schepen gebruik maken van die los- en laadplaatsen of scheepsreparatiewerven.

  • 3 De kosten verbonden aan het in ontvangst nemen, opslaan en verwerken van restanten van schadelijke stoffen, afgegeven door schepen als bedoeld in het eerste lid, worden verhaald op degenen die deze restanten afgeven.

  • 4 Bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde maatregel, worden nadere regels gegeven ter uitvoering van dit artikel.

    De afgifte bedoeld in het eerste lid mag niet anders geschieden dan op een wijze aangegeven bij of krachtens die maatregel.

§ 3. Verplichtingen van de kapitein

Artikel 13

  • 1 De kapitein van een buitenlands schip dat zich in een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba bevindt en waarop ingevolge de verdragen een journaal dient te worden bijgehouden, is verplicht de autoriteiten, bedoeld in artikel 16, op hun verzoek inzage in het journaal te verlenen en dient hen toe te staan van elke in het journaal geplaatste aantekening een eensluidend afschrift te maken. Desgevraagd dient de kapitein het afschrift voor eensluidend te waarmerken.

  • 2 Elk aldus vervaardigd en voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een aantekening in het journaal zal in een gerechtelijke procedure als bewijs van de feiten, vermeld in de aantekening, worden toegelaten.

Artikel 14

  • 1 De kapitein van een buitenlands schip is verplicht een voorval dat plaatsvindt in de territoriale zee of in de exclusieve economische zone in de gevallen waarin het MARPOL-verdrag voorziet, onverwijld te melden aan de autoriteiten, bedoeld in het derde lid.

  • 2 De kapitein is verplicht een voorval als bedoeld in het eerste lid te melden op de wijze, voorgeschreven in Protocol I bij het MARPOL-verdrag.

  • 3 Onze Minister wijst de autoriteiten aan, aan wie een voorval als bedoeld in het eerste lid moet worden gemeld.

  • 4 De autoriteiten aan wie krachtens het derde lid een voorval wordt gemeld, stellen de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de door Onze Minister aangewezen instanties in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba onverwijld op de hoogte.

§ 4. Verlaten van een haven

Artikel 15

Het is verboden met een buitenlands schip dat ingevolge een of meer van de verdragen voorzien moet zijn van een geldig certificaat, een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba te verlaten, zonder dat bedoeld certificaat aan boord is.

Hoofdstuk IV. Toezicht en aanhouding

§ 1. Toezicht

Artikel 16

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

  • 2 Bij besluit van Onze Minister kunnen voor bepaalde daarin te vermelden taken verband houdende met het toezicht, bedoeld in het eerste lid, andere ambtenaren en personen worden aangewezen en ter beschikking gesteld van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Een zodanige aanwijzing en terbeschikkingstelling wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 3 De ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat alsmede de krachtens het tweede lid aangewezen andere ambtenaren en personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. alle inlichtingen te vragen;

    • b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers die betrekking hebben op de fabricage, het vervoer, de opslag, de lozing of de emissie van schadelijke stoffen, en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c. schepen en andere plaatsen, met uitzondering van woningen of tot woning bestemde gedeelten van schepen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van schepen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

    • d. woningen of tot woning bestemde gedeelten van schepen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

    • e. stoffen die zij aantreffen op plaatsen waar zij toegang hebben aan onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

  • 4 Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 6 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het tweede lid aangewezen andere ambtenaren en personen.

  • 7 Een iedere is verplicht aan de ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de krachtens het tweede lid aangewezen andere ambtenaren en personen alle medewerking te verlenen die op grond van het derde lid wordt gevorderd.

Artikel 18

De kapitein is verplicht de ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de andere ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 16 tweede lid desgevraagd behoorlijke en veilige toegang tot het schip en zijn ruimten te verschaffen. Voorts stelt de kapitein op een daartoe strekkend verzoek van een zodanige ambtenaar, alle personele middelen en hulpmiddelen ter beschikking, welke naar het oordeel van de ambtenaar redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van het onderzoek aan boord.

Artikel 19

  • 1 Het bepaalde in de artikelen 16 en 18 geldt slechts ten aanzien van een buitenlands schip dat zich bevindtin de binnenwateren, de territoriale zee of de exclusieve economische zone.

  • 2 De toezichthouder neemt bij het toezicht op de naleving van artikel 6, de artikelen 218 en 220 en afdeling 7 van Deel XII van het VN-Zeerechtverdrag in acht.

Artikel 20

  • 1 Een buitenlands schip dat ingevolge een of meer van de verdragen een certificaat behoeft kan in een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden onderworpen aan controle door een ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, teneinde na te gaan of het schip is voorzien van een geldig ingevolge het betreffende verdrag vereist certificaat.

  • 2 Indien een in het eerste lid bedoeld schip niet is voorzien van een geldig ingevolge een of meer van de verdragen vereist certificaat of indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de bouw, inrichting of uitrusting van het schip niet in overeenstemming is met de gegevens van het desbetreffende certificaat, kan het schip worden onderworpen aan een nader onderzoek.

  • 3 Een buitenlands schip dat ingevolge een of meer van de verdragen geen certificaat behoeft of een buitenlands schip dat de vlag voert van een Staat die geen partij is bij een of meer van de verdragen, kan in een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden onderworpen aan een controle door een ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat teneinde na te gaan of het schip zonder gevaar voor verontreiniging van het milieu naar zee kan vertrekken.

  • 4 Een buitenlands schip kan in een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden onderworpen aan een controle door een ambtenaar als bedoeld in artikel 16 teneinde na te gaan of wordt voldaan aan de voorschriften die in de verdragen zijn gegeven met betrekking tot:

    • a. de aanwezigheid van instructies, gebruiksaanwijzingen en waarschuwingen;

    • b. de stuwage, de wijze van verpakking en de etikettering van schadelijke stoffen alsmede de daarop betrekking hebbende ladingdocumenten;

    • c. de aanwezigheid en hoedanigheid van meet- en registratieapparatuur, alsmede het gebruik daarvan; en

    • d. het verrichten van handelingen met betrekking tot schadelijke stoffen en restanten daarvan alsmede de daarmee verband houdende bedrijfsvoering.

Artikel 21

Een buitenlands schip kan in een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden onderworpen aan een onderzoek door een ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, teneinde na te gaan of in strijd met een of meer van de verdragen schadelijke stoffen zijn geloosd in zee of in de binnenwateren of uitgestoten in de lucht.

§ 2. Aanhouding

Artikel 23

  • 1 Een ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat is bevoegd een buitenlands schip, dat zich in een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba bevindt en dat de vlag voert van een Staat die partij is bij een of meer van de verdragen, aan te houden:

    • a. indien het schip niet is voorzien van een geldig ingevolge een of meer van de verdragen vereist certificaat;

    • b. indien het schip in belangrijke mate niet voldoet aan de eisen, gesteld ter verkrijging van het desbetreffende vereiste certificaat;

    • c. waar het een schip betreft dat ingevolge een of meer van de verdragen geen certificaat behoeft, indien het schip zodanig is gebouwd, ingericht of uitgerust, dat het een gevaar vormt voor verontreiniging van het milieu;

    • d. indien een ambtenaar als bedoeld in artikel 16 wordt belemmerd in de uitoefening van zijn taak; of

    • e. indien daartoe een verzoek wordt gedaan door de bevoegde autoriteiten van de vlagge-staat van dit schip wegens een overtreding van de in die staat ter uitvoering van een of meer van de verdragen gestelde wettelijke regelen.

  • 2 Een ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat is bevoegd een buitenlands schip, dat zich in een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba bevindt en dat de vlag voert van een Staat die geen partij is bij een of meer van de verdragen, aan te houden:

    • a. indien het schip zodanig is gebouwd, ingericht of uitgerust, dat het een gevaar vormt voor verontreiniging van het milieu; of

    • b. indien een ambtenaar als bedoeld in artikel 16 wordt belemmerd in de uitoefening van zijn taak.

  • 3 Een ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat is bevoegd een buitenlands schip dat zich in een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba bevindt aan te houden, indien met betrekking tot het schip niet wordt voldaan aan de voorschriften die in de Verdragen zijn gegeven met betrekking tot de in artikel 20, vierde lid, genoemde onderwerpen.

Artikel 24

  • 1 De aanhouding geschiedt door een ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat door middel van overhandiging aan de kapitein van een ondertekende en gedagtekende kennisgeving, waarin de reden van de aanhouding staat vermeld. Wanneer naar het oordeel van die ambtenaar overhandiging niet mogelijk is, geschiedt de aanhouding mondeling door een kennisgeving aan de naar zijn oordeel daarvoor meest gerede persoon, zo spoedig mogelijk gevolgd door overhandiging van de schriftelijke kennisgeving aan de kapitein.

  • 2 De havenbeheerder, of indien geen beheerder is aangewezen de eigenaar van de haven, alsmede de naar het oordeel van de in het eerste lid bedoelde ambtenaar in aanmerking komende diensten, worden onverwijld van het bevel tot aanhouding in kennis gesteld. Indien de aanhouding geschiedt omdat er gevaar bestaat dat het schip het mariene milieu verontreinigt, worden de door Onze Minister aangewezen instanties in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Artikel 25

  • 1 De kapitein van een op grond van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen aangehouden Nederlands schip is verplicht zijn schip na de aanhouding ligplaats te doen nemen op de door een ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat in overeenstemming met de havenbeheerder, of indien geen beheerder is aangewezen de eigenaar van de haven, aan te wijzen plaats.

  • 2 Zolang de aanhouding voortduurt, is het de kapitein verboden het schip te doen verplaatsen zonder voorafgaande toestemming van een ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

  • 3 Zonder deze toestemming weigeren alle betrokken ambtenaren hun medewerking bij het verplaatsen en het uitklaren van het schip.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een buitenlands schip dat zich in een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba bevindt.

Artikel 26

De ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, zijn bevoegd ter uitvoering en handhaving van de aanhouding de nodige maatregelen te nemen en de nodige aanwijzingen te geven.

Artikel 27

  • 1 Zodra er geen reden is de aanhouding langer te laten voortduren en de mogelijk op grond van artikel 41 verschuldigde kosten zijn voldaan of de voldoening daarvan voldoende zeker is gesteld, heft de ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, de aanhouding op.

  • 2 Opheffing geschiedt door overhandiging aan de kapitein van een ondertekende en gedagtekende kennisgeving.

  • 3 Op deze opheffing en kennisgeving is artikel 24 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28

Van de aanhouding, bedoeld in de artikelen 24 en 26, en de opheffing daarvan, bedoeld in artikel 27, wordt tevens de consul of de diplomatieke vertegenwoordiger en, bij diens afwezigheid, de regering van de Staat waarvan het schip de vlag voert, onverwijld op de hoogte gesteld.

Hoofdstuk V. Verdere bepalingen

§ 1. Bezwaar

Artikel 29

  • 1 Degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een beslissing genomen krachtens deze wet, met uitzondering van het bepaalde in de artikelen 16 en 18, kan daartegen een bezwaarschrift indienen bij Onze Minister binnen 30 dagen na de dag waarop die beslissing is verzonden of uitgereikt aan degene tot wie zij is gericht.

  • 2 Het bezwaarschrift moet gemotiveerd zijn en gesteld in de Nederlandse of Engelse taal.

  • 3 Het bezwaarschrift wordt schriftelijk, telegrafisch, per telex of per telefax ingediend.

  • 4 Het indienen van een bezwaarschrift schorst de werking van de beslissing niet, tenzij Onze Minister anders bepaalt.

Artikel 30

  • 1 Onze Minister beslist binnen zestig dagen na ontvangst van het bezwaarschrift. Alvorens hij een beslissing neemt, kan hij advies inwinnen bij de Commissie van Onderzoek, bedoeld in artikel 26bis van de Schepenwet (Stb. 1909, 219). Wat betreft de samenstelling, de bevoegdheden en de werkwijze van de Commissie bij de uitvoering van deze taak, alsmede de schadeloosstelling van door de Commissie gehoorde getuigen en deskundigen en van leden van de Commissie zelve, zijn de desbetreffende bepalingen van de Schepenwet van toepassing.

  • 2 Degene die het bezwaarschrift heeft ingediend kan de Commissie verzoeken te worden gehoord alvorens het advies wordt uitgebracht.

  • 3 Onze Minister kan zijn beslissing voor ten hoogste zestig dagen verdagen indien de Commissie van Onderzoek om advies is verzocht.

  • 4 Een beslissing van Onze Minister wordt schriftelijk aan betrokkene bekendgemaakt en is met redenen omkleed.

§ 3. Medewerking en geheimhouding

Artikel 32

  • 1 Onze Minister kan organisaties of personen machtigen bepaalde door hem aangewezen werkzaamheden ter uitvoering van het bepaalde in deze wet te verrichten.

  • 2 Een krachtens het eerste lid vastgesteld besluit wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel 33

Een ieder die betrokken is bij de fabricage, de invoer, de opslag, het vervoer, het lozen of de uitstoot van schadelijke stoffen is verplicht aan de ambtenaren, bedoeld in artikel 16, alle medewerking te verlenen en inlichtingen te verstrekken die zij bij de uitvoering van de hun op grond van deze wet opgedragen taak behoeven.

Artikel 34

Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn kunnen zich verschonen van het verschaffen van inlichtingen, doch uitsluitend voorzover het betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt.

Artikel 35

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift terzake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Hoofdstuk VI. Strafbepalingen en borgsom

Artikel 37a

  • 1 De strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is, met inachtneming van de artikelen 218 en 220 en afdeling 7 van Deel XII van het VN-Zeerechtverdrag en onverminderd het recht van andere staten om overeenkomstig het VN-Zeerechtverdrag of een van de verdragen tot rechtsvervolging over te gaan, toepasselijk op ieder die zich buiten Bonaire, Sint Eustatius of Saba schuldig maakt aan overtreding van het bepaalde in artikel 6.

  • 2 De strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is van toepassing op ieder die zich in de exclusieve economische zone schuldig maakt aan overtreding van de bij of krachtens artikel 14 gestelde regels.

Artikel 38

  • 3 De in het eerste lid strafbaar gestelde gedragingen zijn misdrijven en de in het tweede lid strafbaar gestelde gedragingen zijn overtredingen.

Artikel 39

  • 1 Bij vermoeden van overtreding van de voorschriften, bedoeld in de artikelen 6, 7, vierde lid, 13, eerste lid,14, eerste en tweede lid, 15, 18, 19, 25, eerste, tweede en vierde lid en 33, kan aan de kapitein bevel worden gegeven dat het schip een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba of binnenwater niet zal verlaten dan nadat op een bij dat bevel aan te wijzen plaats een daarbij te bepalen geldsom is gestort, waarop terzake van die strafbare gedraging op te leggen geldboete zal kunnen worden verhaald. Het bevel wordt zonodig met behulp van de sterke arm ten uitvoer gelegd.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde bevel wordt op vordering van de Officier van Justitie gegeven door de rechter voor wie de zaak wordt of zal worden vervolgd. De kapitein wordt vooraf gehoord, althans daartoe behoorlijk opgeroepen. Het bevel is dadelijk uitvoerbaar en wordt onverwijld aan de kapitein betekend.

  • 3 Van het bevel of de beschikking tot afwijzing van de vordering kan de verdachte binnen drie dagen na de betekening en het Openbaar Ministerie binnen drie dagen nadat het bevel of de beschikking is genomen, in beroep komen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het Hof beslist zo spoedig mogelijk.

  • 4 Zodra het in de strafzaak gewezen vonnis onherroepelijk is geworden, wordt de gestorte geldsom wederom ter beschikking van de rechthebbende gesteld, nadat daarop een bij dat vonnis opgelegde geldboete in mindering is gebracht. Tot dat tijdstip en te rekenen van de dag dat de geldsom werd gestort, wordt over die som de wettelijke rente vergoed.

Hoofdstuk VII. Slotbepalingen

Artikel 41

Bij regeling van Onze Minister kunnen de vergoedingen worden geregeld, verschuldigd door degenen, ten behoeve van wie:

  • a. werkzaamheden of diensten door de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba zijn verricht;

  • b. werkzaamheden of diensten zijn verricht door andere personen, aan wie op grond van deze wet die werkzaamheden of diensten zijn overgedragen.