Hoofdstuk 11. Andere voorzieningen van materiele aard
Hij, die ingevolge de bepalingen van deze titel aanspraak kan doen gelden op een vergoeding
van of tegemoetkoming in kosten, dan wel op een uitkering, kan in door Onze Minister
aan te wijzen gevallen in aanmerking komen voor een geldelijk voorschot op de vergoeding,
tegemoetkoming of uitkering.
-
2 Aan de dienstplichtige kan gedurende zijn verblijf in werkelijke dienst anders dan
voor eerste oefening, onder voorwaarden door Onze Minister te stellen, van overheidswege
huisvesting worden verleend.
-
5 Onder voorwaarden door Onze Minister of daartoe door hem aan te wijzen functionarissen
te stellen, kan de dienstplichtige in werkelijke dienst voor eerste oefening worden
vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in het vorige lid.
-
1 Aan de dienstplichtige in werkelijke dienst voor eerste oefening wordt gedurende zijn
verblijf in werkelijke dienst, onder voorwaarden door Onze Minister te stellen, van
overheidswege voeding verstrekt.
De dienstplichtige in werkelijke dienst heeft aanspraak op vervoer van overheidswege
bij reizen in zijn persoonlijk belang naar de woonplaats van zijn gezin, mits gelegen
in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
en Saba, en terug:
-
a. bij hem toekomend vakantieverlof;
-
b. bij permissie voor gezinsbezoek, doch ten hoogste tweemaal gedurende een periode van
twaalf kalendermaanden;
-
c. indien hij ongehuwd is: wanneer een van zijn ouders, stief- of pleegouders in levensgevaar
verkeert of is overleden, in het laatste geval slechts indien hij de begrafenis kan
bijwonen;
-
d. indien hij gehuwd is: wanneer zijn echtgenote, een van zijn kinderen, stief- of pleegkinderen
in levensgevaar verkeert of is overleden;
-
e. indien hij gehuwd is: wanneer naar het oordeel van Onze Minister omstandigheden in
het gezin voortijdige terugkeer of overkomst noodzakelijk maken.
-
1 De niet in werkelijke dienst verblijvende dienstplichtige en de gewezen dienstplichtige
die:
-
a. in door Onze Minister aan te wijzen gevallen moeten reizen teneinde te voldoen aan
een oproep van het bevoegde gezag, of
-
b. moeten reizen ter verwezenlijking van geneeskundige verzorging voor rekening van overheid,
hebben onder voorwaarden door de Minster te stellen aanspraak op vergoeding van de
noodzakelijk gemaakte reis- en verblijfkosten, voor zover zij hierop niet uit anderen
hoofde recht kunnen doen gelden.
-
2 Indien een dienstplichtige als bedoeld in het vorige lid naar het oordeel van de functionaris
bij wie hij zich moet vervoegen, niet alleen kan reizen, zijn de vorige leden van
overeenkomstige toepassing op degene die hem begeleidt.
-
1 De niet in werkelijke dienst verblijvende dienstplichtige en de gewezen dienstplichtige
die inkomsten derven:
-
a. wegens het in door Onze Minister aan te wijzen gevallen voldoen aan een oproep van
het bevoegde gezag, of
-
b. wegens de verwezenlijking van geneeskundige verzorging voor rekening van de overheid,
hebben aanspraak op vergoeding van gederfde netto-inkomsten over de tijd die zij voor
het voldoen aan die oproep, respectievelijk ter verwezenlijking van de geneeskundige
verzorging noodzakelijk hebben verlet, tot een door Onze Minister voor elk geval vast
te stellen maximum bedrag, voor zover zij hierop niet uit anderen hoofde recht kunnen
doen gelden.
-
2 Indien een dienstplichtige als bedoeld in het vorige lid naar het oordeel van de functionaris
bij wie hij zich moet vervoegen, niet alleen kan reizen, zijn de vorige leden van
overeenkomstige toepassing op degene die hem begeleidt.
-
1 Indien een dienstplichtige in werkelijke dienst om redenen van dienst verblijft in
Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius
en Saba en aldaar wordt verpleegd in een ziekeninrichting, terwijl de plaats waar
hij wordt verpleegd buiten zijn woonplaats is gelegen, kan aan zijn echtgenote en
kinderen of, indien hij ongehuwd is, aan zijn ouders een tegemoetkoming worden verleend
in de noodzakelijk gemaakte reiskosten voor het bezoeken van de dienstplichtige indien
naar het oordeel van de behandelend arts overkomst gewenst is.
-
4 Bij levensgevaar kan de in het eerste en tweede lid bedoelde tegemoetkoming ook worden
verleend indien de dienstplichtige zich om redenen van dienst buiten Aruba, Curaçao
of Sint Maarten of buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt.
-
1 De dienstplichtige die voor eerste oefening in werkelijke dienst verblijft en die
– ten einde zich in zijn vrije tijd voor te bereiden op de uitoefening van een beroep
of bedrijf na het verlaten van de werkelijke dienst – een cursus volgt bij een instelling
voor schriftelijk of mondeling onderwijs, heeft, naar voorwaarden door Onze Minister
te stellen, aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten aan lesgelden, studiemateriaal
en examengelden, die aan het volgen van de cursus zijn verbonden.
-
2 De vrijwillig nadienende dienstplichtige die voor eigen rekening een studie of opleiding
volgt of heeft voltooid die naar het oordeel van de Regionaal Bevelhebber mede dan
wel volledig in het belang van de dienst is, kan, volgens regels en onder voorwaarden
door Onze Minister te stellen, in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de aan
de studie of opleiding verbonden kosten.
-
1 De dienstplichtige in werkelijke dienst wiens persoonlijke eigendommen door omstandigheden,
verband houdende met de uitoefening van de dienst, geheel of gedeeltelijk verloren
zijn gegaan of zijn beschadigd, kan deswege, in door Onze Minister aan te wijzen gevallen
en naar door hem te stellen voorwaarden, aanspraak maken op een schadevergoeding,
voor zover daarop niet uit anderen hoofde aanspraak bestaat. Het vorenstaande geldt
eveneens ten aanzien van goederen die door derden aan de zorgen van de dienstplichtige
zijn toevertrouwd.
-
1 De dienstplichtige in werkelijke dienst heeft met betrekking tot de uniformkleding
en andere goederen, behorende tot zijn persoonlijke standaarduitrusting, aanspraak
hetzij op een verstrekking van overheidswege en voor rekening van de overheid in natura,
hetzij op een tegemoetkoming in de kosten van aanschaffing.
-
2 Met betrekking tot de uniformkleding en andere goederen, bedoeld in het vorige lid,
die de dienstplichtige in eigendom moet hebben, kan hem een tegemoetkoming worden
verleend in de kosten van onderhoud en vernieuwing en in de kosten van voorgeschreven
veranderingen van die kleding en goederen.
-
3 Aan de dienstplichtige kan in door Onze Minister aan te wijzen gevallen een tegemoetkoming
in de kosten van aanschaffing of van onderhoud en vernieuwing worden verleend terzake
van uniformkleding en andere goederen die niet tot zijn persoonlijke standaarduitrusting
behoren, maar die hij niettemin in eigendom moet hebben, alsmede terzake van burgerkleding.
-
4 De verstrekkingen in natura en die van de tegemoetkomingen, bedoeld in de vorige leden,
geschieden, gedurende de tijd dat de dienstplichtige dienst verricht onder bevel van
de Regionaal Bevelhebber, overeenkomstig de regelen en onder de voorwaarden, gesteld
krachtens artikel 79, vierde lid, van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen.
-
1 Indien een dienstplichtige om redenen van dienst buiten het eiland verblijft, waar
hij zijn woonplaats heeft, en aldaar overlijdt, hebben zijn naaste betrekkingen, onder
voorwaarden door Onze Minister te stellen, aanspraak op een vergoeding van de noodzakelijk
gemaakte en te hunnen laste gekomen kosten voor het doen overbrengen van het stoffelijk
overschot naar een plaats op het eiland van zijn woonplaats.
-
2 Voor zover Onze Minister* niet anders bepaalt, is het vorige lid niet van toepassing
ten aanzien van degenen die zijn overleden terwijl het Koninkrijk zich in feitelijk
oorlogsomstandigheden bevond, of die zijn overleden in de tijd waarin zij waren ingedeeld
bij een eenheid of onderdeel van de krijgsmacht, waaraan de bekendmaking, bedoeld
in artikel 71 van het Wetboek van Militair Strafrecht (Stb. 1964, no. 9), is gedaan.
-
1 Onder voorwaarden door Onze Minister te stellen, kunnen de naaste betrekkingen van
een dienstplichtige die vermist is geraakt bij de uitoefening van de dienst, dan wel
ten gevolge van bijzondere omstandigheden die zich bij de uitoefening van de dienst
hebben voorgedaan, in aanmerking komen voor bemiddeling van Onze Minister bij het
uitvoeren van een procedure tot het verkrijgen van een verklaring, dat rechtsvermoeden
van overlijden van de vermiste dienstplichtige bestaat.
-
2 De naaste betrekkingen van een dienstplichtige als bedoeld in het vorige lid hebben,
indien de procedure, bedoeld in dat lid, niet kosteloos kan worden gevoerd, onder
voorwaarden door Onze Minister te stellen, aanspraak op een vergoeding van de kosten
die terzake voor hun rekening zijn gekomen.
-
1 Op de dienstplichtige in werkelijke dienst zijn de voor ambtenaren geldende regelen
terzake van vrijstelling van dienst wegens ziekte, neergelegd in het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES van overeenkomstige toepassing, voor zover daarvan in deze wet niet wordt afgeweken.
-
2 De dienstplichtige, in werkelijke dienst, die ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Pensioenwet ambtenaren BES geen ambtenaar is, wordt voor de toepassing van de in het voorgaande lid bedoelde
regeling aangemerkt als ambtenaar in tijdelijke dienst, terwijl de dienstplichtige,
die overheidsdienaar in de zin van genoemde wet is, wordt aangemerkt als ambtenaar
in vaste dienst.
Het geneeskundig onderzoek tot het vaststellen van blijvende ongeschiktheid als bedoeld
in artikel 35, derde lid, geschiedt door de geneeskundige commissie, bedoeld in artikel 14, derde lid, onderdeel
a, van de Pensioenwet ambtenaren BES, en in andere gevallen door een of meer geneeskundigen,
aan te wijzen door Onze Minister. De nadere regels, bedoeld in het vierde lid van
het laatstgenoemde artikel, zijn van toepassing.
-
1 Onverminderd het tweede lid, zijn op de gewezen dienstplichtige, wiens dienstverband
is geëindigd tijdens arbeidsongeschiktheid uit hoofde van een ziekte of gebrek, de
bepalingen van artikel 45A van de Wet materieel ambtenarenrecht BES van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat hij in zoverre als gewezen
ambtenaar in de zin van die wet wordt aangemerkt.
-
2 De arbeidsongeschiktheid dient te blijken uit een verklaring van de geneeskundige
commissie dan wel de geneeskundige of geneeskundigen, bedoeld in artikel 85a, overeenkomstig de in dat artikel gemaakte onderscheidingen.
-
1 Op de dienstplichtige in werkelijke dienst zijn de voor ambtenaren geldende regelen
terzake van reis- , teer- en verhuiskosten van overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat uitsluitend de dienstplichtige die overheidsdienaar in de zin van de
Pensioenwet ambtenaren BES is voor een verhuiskostenvergoeding in aanmerking komt.
Hoofdstuk 12. Andere rechten en verplichtingen
-
2 Op de dienstplichtige in werkelijke dienst zijn, gedurende de tijd dat hij werkelijke
dienst verricht onder het bevel van de Regionaal Bevelhebber, de bepalingen inzake
beloningen, gegeven bij of krachtens artikel 88 van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen,
van overeenkomstige toepassing.
De dienstplichtige in werkelijke dienst wordt, gedurende de tijd dat hij werkelijke
dienst verricht onder bevel van de Regionaal Bevelhebber, beoordeeld overeenkomstig
de regelen, gegeven bij of krachtens artikel 90 van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen
voor dienstplichtigen der zeemacht in de zin van de Dienstplichtwet. (Stb. 1922, no.
43).
Op de dienstplichtige in werkelijke dienst zijn, gedurende de tijd dat hij werkelijke
dienst verricht onder bevel van de Regionaal Bevelhebber, de bepalingen inzake kleding,
gegeven bij of krachtens artikel 91 van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen,
met uitzondering van artikel 91, vierde lid onder f, van overeenkomstige toepassing.
-
2 Het getuigschrift, bedoeld in het vorige lid, vermeldt de duur van de dienstverhouding
en de aard van de verrichtte werkzaamheden, alsmede, doch alleen op verzoek van de
dienstplichtige, de wijze waarop hij die werkzaamheden heeft verricht.
De dienstplichtige in werkelijke dienst is verplicht de hem opgedragen werkzaamheden
en/of diensten naar beste vermogen te vervullen, en de uit dien hoofde voor hem geldende
voorschriften en orders te kennen.
-
1 De dienstplichtige onthoudt zich van de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting
en het recht van vereniging en vergadering, indien door de uitoefening van deze rechten
de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst,
voor zover deze verband houdt met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou
zijn verzekerd.
De dienstplichtige is niet gehouden tot dienstverrichting op voor hem op grond van
zijn godsdienst of levensovertuiging geldende feest- en rustdagen tenzij het dienstbelang
dit onvermijdelijk maakt.
-
1 Aan de dienstplichtige wordt buitengewoon verlof verleend voor het bijwonen van vergaderingen
of zittingen van een publiekrechtelijk college, waarin deze is benoemd of gekozen,
alsmede voor het verrichten van daar uit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve
van dit college tenzij de belangen van de dienst vorderen dat zulks niet geschiedt.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende
het doorbetalen van de bezoldiging.
-
1 De dienstplichtige is verplicht zich tijdens het verblijf in een gebouw, luchtvaartuig
of voertuig alsmede op een vaartuig of terrein dat in gebruik is bij of ten behoeve
van de krijgsmacht of dat de dienstplichtige tot verblijf of gebruik dient bij de
vervulling van de dienst, te onderwerpen aan een in het belang van de dienst door
de commandant gelast onderzoek aan zijn lichaam of kleding of van zijn aldaar aanwezige
goederen.
Naar regelen door de Regionaal Bevelhebber te stellen kan de dienstplichtige in werkelijke
dienst worden verplicht tot sportbeoefening in dienstverband.
De dienstplichtige in werkelijke dienst kan, naar regelen door Onze Minister te stellen,
worden verplicht zodanige maatregelen te treffen, dat hij aan per radio, televisie
of op andere wijze gedane oproepingen om zich te melden onverwijld gevolg kan geven.
-
1 De dienstplichtige in werkelijke dienst kan worden verplicht, wanneer naar het oordeel
van Onze Minister het algemeen belang dit vordert, tijdelijk andere werkzaamheden
te verrichten dan die welke uit de militaire hoedanigheid voortvloeien.
De dienstplichtige in werkelijke dienst kan voor het verrichten van werkzaamheden
en/of diensten worden gesteld onder een functionaris die niet behoort tot het militaire
personeel van de krijgsmacht.
De dienstplichtige is verplicht tot geheimhouding van enig gegeven, de dienst betreffende
tegenover een ieder die tot kennisneming daarvan niet bevoegd is, voorzover die verplichting
uit de aard der zaak volgt of hem uitdrukkelijk is opgelegd.
Op de dienstplichtige in werkelijke dienst zijn, gedurende de tijd dat hij werkelijke
dienst verricht onder bevel van de Regionaal Bevelhebber, de bepalingen inzake schadevergoeding,
gegeven bij of krachtens artikel 101 van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen,
van overeenkomstige toepassing.
De dienstplichtige die uit hoofde van zijn functie is belast met het beheer over of
de bewaring van aan het Rijk toebehorende of toevertrouwde gelden of geldswaarde papieren
kan, bij constatering van een tekort, worden verplicht dat tekort geheel of gedeeltelijk
aan te zuiveren, indien en voor zover hij niet aannemelijk maakt dat het ontstaan
van dat tekort hem redelijkerwijs niet kan worden verweten.
-
1 Van elk ongeval dat aan een dienstplichtige in werkelijke dienst tijdens de uitoefening
van de dienst is overkomen, wordt zo spoedig mogelijk een proces-verbaal opgemaakt.
De dienstplichtige is verplicht, zodra hij daartoe redelijkerwijs in staat is, kennis
te geven van een hem overkomen ongeval als vorenbedoeld aan zijn commandant.
-
2 Van elk ongeval dat aan een dienstplichtige in werkelijke dienst is overkomen en waarvan
niet reeds op grond van het vorige lid een proces-verbaal* is opgemaakt, wordt, op
verzoek van de dienstplichtige, zo spoedig mogelijk een proces-verbaal opgemaakt.
Bedoeld verzoek kan, indien de dienstplichtige hiertoe niet in staat is, ook worden
gedaan door zijn naaste betrekkingen.
Een proces-verbaal als in dit lid bedoeld kan ook ambtshalve worden opgemaakt.
-
3 Onze Minister beslist of het ongeval waarop een proces-verbaal betrekking heeft, wordt
geacht wel of niet in verband te staan met de uitoefening van de dienst, van welke
beslissing de dienstplichtige schriftelijk in kennis wordt gesteld.
-
1 Onverminderd artikelen 103, tweede lid, is de dienstplichtige in werkelijke dienst verplicht Onze Minister onverwijld kennis
te geven van elk ongeval dat hem is overkomen, indien:
-
2 De dienstplichtige, bedoeld in het vorige lid, is eveneens verplicht aan Onze Minister
zo spoedig mogelijk kennis te geven van elk ongeval dat aan een lid van zijn gezin
is overkomen, indien:
De dienstplichtige in werkelijke dienst die – anders dan als gevolg van verhindering
wegens ziekte – niet in staat is zich te begeven naar de plaats, waar de dienst zijn
aanwezigheid vereist, is verplicht daarvan onverwijld kennis te geven aan zijn commandant
of andere functionaris onder wie hij is gesteld of bij wie hij zich zou moeten melden.
-
1 Het is de dienstplichtige verboden ter zake van aangelegenheden, de dienst betreffende,
anders dan met goedvinding van Onze Minister, vergoedingen, beloningen, giften of
beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen.
Het is de dienstplichtige in werkelijke dienst verboden bij een eenheid of onderdeel
van de krijgsmacht handel te drijven, tenzij hem van dat verbod ontheffing is verleend
door Onze Minister of door daartoe door deze aangewezen functionarissen.
Hoofdstuk 13. Georganiseerd overleg
-
2 De commissie behandelt de in het eerste lid bedoelde aangelegenheden, in bespreking
met de door Onze Minister daartoe aangewezen vertegenwoordigers, alvorens tot vaststelling
dan wel wijziging van de desbetreffende regeling wordt besloten.
-
3 De ingevolge het vorige artikel in de commissie te voeren besprekingen staan onder
leiding van een bij besluit van Onze Minister aangewezen voorzitter of, bij ontstentenis
van deze, van een plaatsvervangend voorzitter. De besprekingen worden bijgewoond door
of namens de Regionaal Bevelhebber;* de voorzitter en de Regionaal Bevelhebber, of
diens vertegenwoordiger, hebben in de commissie een adviserende stem.
-
4 De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en, zo nodig, door een of meer adjunct-secretarissen,
bij besluit van Onze Minister op aanbeveling van de commissie aangewezen. Zij kunnen
niet tevens leden noch adviserende leden van de commissie zijn.
-
1 De commissie behandelt haar aangelegenheden onmiddellijk nadat deze – voldoende tijdig
– haar zijn toegezonden. Onze Minister wijst voor de behandeling van elke aangelegenheid
de ambtenaren aan, die Onze Minister hierbij zullen vertegenwoordigen en brengt dit
ter kennis van de voorzitter, die in overleg met deze ambtenaren de vergadering van
de commissie belegt.
-
2 Onverminderd het bepaalde in artikel 108, tweede lid, kan op verzoek van de in dat artikel bedoelde vertegenwoordigers de commissie in
voorlopige besprekingen met hen treden of aan hen inlichtingen verschaffen.
De commissie is gerechtigd Onze Minister voorstellen te doen van onderwerpen van bespreking
in de zin van dit hoofdstuk, welke voorstellen op de voet van het bepaalde in artikel 108 aan de commissie kunnen worden voorgelegd.
Behoudens het bepaalde in artikel 111, tweede lid vergadert de commissie op plaats, dag en uur, door de voorzitter te bepalen.
-
3 Zij die gevoelens hebben uitgebracht, afwijkende van die der meerderheid, en zich
hebben voorbehouden afzonderlijke adviezen over te leggen om te worden gevoegd bij
het advies der commissie, zijn verplicht die adviezen ondertekend, zo tijdig aan de
secretaris van de commissie ter hand te stellen, dat de inzending van het advies van
de commissie daardoor generlei vertraging ondergaat.
-
5 Indien een meer of meer leden zulks verlangen, wordt in een advies melding gemaakt
van de uitgebrachte stemmen met opgave van aantallen leden die de verenigingen van
militairen blijkens de in artikel 110, tweede lid, bedoelde kennisgeving onder de dienstplichtigen, waarvoor de commissie is ingesteld,
hebben.
De voorzitter doet de secretaris bovendien een verslag opmaken, behelzende ene beknopte
samenvatting van het in de vergadering verhandelde. Met wederzijds goedvinden kunnen
deze verslagen telkens worden openbaar gemaakt.