Stb. 2011, 607, datum inwerkingtreding 21-12-2011, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 10-10-2010.
Artikel 2. Toedeling uitkeringsgerechtigden Sociale Verzekeringsbank van de Nederlandse
Antillen
1 De uitkeringsgerechtigde die op het tijdstip van transitie woonachtig is op Curaçao,
Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, verkrijgt met ingang van dat tijdstip
op het land waar deze op dat tijdstip woonachtig is een met het recht op uitkering
vergelijkbare aanspraak overeenkomstig de desbetreffende regelgeving van dat land.
Voor de vaststelling van het woonachtig zijn van de uitkeringsgerechtigde met recht
op een uitkering als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, onder 7, indien
hij een psychiatrische patiënt is die verzorgd wordt in een psychiatrisch ziekenhuis
als bedoeld in de Landsverordening verpleging psychiatrische patiënten (P.B. 2010,
no. 31), wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 32 van die landsverordening.
2 De uitkeringsgerechtigde die op het tijdstip van transitie buiten Curaçao, Sint Maarten,
Bonaire, Sint Eustatius en Saba woonachtig is, verkrijgt met ingang van dat tijdstip,
overeenkomstig de desbetreffende regelgeving van het overnemende land:
-
a. wat betreft de uitkeringsgerechtigde met recht op een uitkering als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel c, onder 1, een daarmee vergelijkbare aanspraak op het land
binnen wiens, onderscheidenlijk de landen binnen wier grondgebied de belanghebbende
het recht op uitkering heeft opgebouwd, naar gelang het binnen het grondgebied van
dat land opgebouwde recht;
-
b. wat betreft de uitkeringsgerechtigde met recht op een uitkering als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel c, onder 2, een daarmee vergelijkbare aanspraak op het land
waar de overledene aan wiens overlijden het recht op uitkering wordt ontleend, laatstelijk
woonachtig was;
-
c. wat betreft de uitkeringsgerechtigde met recht op een uitkering als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel c, onder 3 en 4, een daarmee vergelijkbare aanspraak op het
land binnen wiens grondgebied de aanspraak op deze uitkering is ontstaan;
-
d. wat betreft de uitkeringsgerechtigde met recht op een uitkering als bedoeld in artikel
1, eerste lid, onderdeel c, onder 6, een daarmee vergelijkbare aanspraak op het land
binnen wiens grondgebied de belanghebbende laatstelijk woonachtig was, met dien verstande
dat die aanspraak vervalt bij een onafgebroken verblijf buiten dat grondgebied van
langer dan een jaar.
3 Indien de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, het recht
op uitkering geheel of gedeeltelijk heeft opgebouwd buiten Curaçao, Sint Maarten,
Bonaire, Sint Eustatius of Saba, doch niet op Aruba vóór 1 januari 1986, wordt de
met dat opgebouwde recht vergelijkbare aanspraak verkregen jegens het land binnen
wiens grondgebied betrokkene laatstelijk woonachtig was onmiddellijk voorafgaand aan
de periode van opbouw buiten Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
4 Indien de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, het recht
op uitkering geheel of gedeeltelijk heeft opgebouwd op Aruba vóór 1 januari 1986,
wordt de met dat op Aruba opgebouwde recht vergelijkbare aanspraak verkregen jegens
het land Curaçao.
5 Op aanspraken op een uitkering is de wetgeving van het overnemende land van toepassing.