Artikel 2. Formules en procedure standaardmodel
Het vereist eigen vermogen per risicofactor als bedoeld in artikel 19 wordt als volgt aangeduid:
S1 voor het vereist eigen vermogen voor het renterisico.
S2 voor het vereist eigen vermogen voor het aandelen- en vastgoedrisico.
S3 voor het vereist eigen vermogen voor het valutarisico.
S4 voor het vereist eigen vermogen voor het grondstoffenrisico.
S5 voor het vereist eigen vermogen voor het kredietrisico.
S6 voor het vereist eigen vermogen voor het verzekeringstechnische risico.
S7 voor het vereist eigen vermogen voor het liquiditeitsrisico.
S8 voor het vereist eigen vermogen voor het concentratierisico.
S9 voor het vereist eigen vermogen voor het operationeel risico.
Het vereist eigen vermogen wordt bepaald aan de hand van de volgende formule en op
basis van onderstaande procedure:
•
• waarbij ρ = 0,50.
Daarbij zal deze formule worden aangepast als aan de risicofactoren S7, S8 en S9 waarden worden toegekend.
Het vereist eigen vermogen van het fonds, als bedoeld in artikel 13c van de wet, wordt bepaald aan de hand van een iteratief proces. Dit proces bestaat uit het herhaald
toepassen van het standaardmodel. Het beleggingsbeleid met de bijbehorende beleggingskarakteristieken
blijft daarbij gelijk. Het belegde vermogen in de tweede toepassing en in iedere daaropvolgende
herhaalde toepassing is gelijk aan het belegde vermogen in de daaraan voorafgaande
toepassing minus het aan het eind van de daaraan voorafgaande toepassing bepaalde
verschil tussen het eigen vermogen en de uitkomst van de formule. De herhalingsprocedure
stopt indien dit verschil niet langer significant is. Dit is doorgaans het geval na
twee herhalingen. De uitkomst van de formule is dan gelijk aan het vereist eigen vermogen.
In deze formule komt het vereist vermogen voor het aandelen- en vastgoedrisico S 2
als volgt tot stand. In is bepaald dat in het standaardmodel bij de aggregatie van
het vereist eigen vermogen voor respectievelijk aandelen ontwikkelde markten en indirect
vastgoed (S 2A ), aandelen opkomende markten (S 2B ), niet-beursgenoteerde aandelen
(S 2C ) en direct vastgoed (S 2D ) tot het totale vereist eigen vermogen voor aandelen-
en vastgoedrisico (S 2 ) rekening wordt gehouden met de mogelijke statistische samenhang
tussen de effecten van de scenario’s. Bij de aggregatie wordt uitgegaan van een uniforme
correlatie ρ’ van 0,75. De componenten S 2A tot en met S 2D worden vervolgens gecombineerd
tot het totaal vereist eigen vermogen voor aandelen- en vastgoedrisico S 2 aan de
hand van de formule:
•
Waarbij ρ’ = 0,75.