Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 23 november 2010, nr. AFP
2010/558, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie;
Gelet op de artikelen 2.2, eerste lid, 2.26, eerste lid, 2.34, 2.35, eerste lid, 2.36, eerste lid, 2.37, 2.43, 2.44, vijfde lid, 2.48, eerste lid, 2.57, zesde lid, 2.66, achtste lid, 2.99, 2.115, 2.135, 4.4, tweede lid, 4.5, tweede lid, 4.24, eerste lid, 4.34, tweede lid, 4.49, 4.58, eerste lid en 4.60, van de Douane- en Accijnswet BES;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 december 2010,
nr. W06.10.0540/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 16 december 2010,
nr. DV2010/526 M, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie;
Hebben goedgevonden en verstaan: