Fiscale verzamelwet 2010

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 01-07-2013.
Geldend van 01-07-2011 t/m heden

Wet van 23 december 2010 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen, bijstellingen of technische reparaties aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel V

[Red: Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.]

Artikel XA

[Red: Wijzigt de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992.]

Artikel XIV

[Red: Wijzigt de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.]

Artikel XVIII

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Wet op de omzetbelasting 1968 (implementatie richtlijnen BTW-pakket).]

Artikel XIX

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Successiewet 1956, enz. (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur, alsmede introductie van een regeling voor afgezonderd particulier vermogen).]

Artikel XXIII

  • 1 Indien de inwerkingtreding van deze wet ertoe leidt dat voor de heffing van de inkomstenbelasting een gehuwde belastingplichtige met betrekking tot een gedeelte van een vermogensbestanddeel ophoudt resultaat uit een werkzaamheid te genieten omdat voortaan zijn echtgenoot met betrekking tot dit gedeelte resultaat uit een werkzaamheid geniet, wordt dit ten aanzien van de belastingplichtige niet als staking van een werkzaamheid aangemerkt. Bij de echtgenoot wordt bedoeld gedeelte van het vermogensbestanddeel voor de eerste keer te boek gesteld op een evenredig deel van de laatste boekwaarde van het vermogensbestanddeel bij de belastingplichtige voor de inwerkingtreding van deze wet.

  • 2 Indien een vermogensbestanddeel dat behoort tot een algehele of beperkte gemeenschap van goederen vanaf enig tijdstip voor de inwerkingtreding van deze wet voor de heffing van de inkomstenbelasting geheel wordt gerekend tot een werkzaamheid van de belastingplichtige en voor dat tijdstip zowel hij als zijn echtgenoot een evenredig deel van dat vermogensbestanddeel hebben gerekend tot een werkzaamheid, wordt op dat tijdstip dat vermogensbestanddeel bij de belastingplichtige te boek gesteld op het gezamenlijke bedrag van de boekwaarden waarop de evenredige delen direct voorafgaande aan dat tijdstip te boek waren gesteld bij de belastingplichtige en zijn echtgenoot.

  • 3 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot fiscale reserves als bedoeld in artikel 3.53 van de Wet inkomstenbelasting 2001 alsmede voorzieningen die in overeenstemming met artikel 3.25 van die wet zijn gevormd bij de bepaling van het resultaat uit de werkzaamheid. Degene naar wie de reserve of voorziening is overgegaan, wordt geacht in de plaats te zijn getreden van degene die de reserve of voorziening heeft gevormd.

Artikel XXIV

Artikel 3.119a, vijfde lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dit luidde op 31 december 2009, blijft van toepassing op eigenwoningreserves als bedoeld in artikel 3.119a, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 die als gevolg van de toepassing van artikel 3.119a, tweede lid, van die wet, zoals dit luidde op 31 december 2009, of als gevolg van de toepassing van artikel XXVIB van de Fiscale vereenvoudigingswet 2010, zijn blijven bestaan.

Artikel XXIVA

De termijn van vier jaar, genoemd in artikel 32, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, wordt voor in de kalenderjaren 2006 tot en met 2009 op de voet van een spaarloonregeling als bedoeld in die bepaling gespaard loon vervangen door een termijn die eindigt op 15 september 2010.

Artikel XXV

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2011, met dien verstande dat:

  • 11 Artikel IX werkt terug tot en met 1 april 2010.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 23 december 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers

Uitgegeven de negenentwintigste december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten