Uitgangspunt bij de winstallocatie in het PE-Report is de AOA. Deze benadering houdt
in dat aan een vaste inrichting de winst toegerekend dient te worden die door de vaste
inrichting zou zijn behaald indien zij een afzonderlijke ongelieerde onderneming zou
zijn geweest met dezelfde of soortgelijke functies, handelend onder dezelfde of overeenkomstige
omstandigheden. In het PE-Report wordt hiermee de ‘functionally separate entity approach’
bevestigd. De achterliggende gedachte bij deze benadering is dat de winstvaststelling
van vaste inrichtingen op het arm’s-lengthbeginsel gebaseerd dient te zijn, zoals
dat ook geldt voor gelieerde ondernemingen op basis van artikel 9 OMV en nader is
uitgewerkt in de Guidelines. Een belangrijk verschil in de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel
op basis van artikel 7 OMV in vergelijking met de toepassing op basis van artikel
9 OMV is dat binnen een onderneming wettelijk bindende contracten ontbreken.
De AOA kent twee stappen. In de eerste stap worden de activa en risicós alsmede het
vermogen gealloceerd aan de vaste inrichting op basis van de functie-analyse. In de
tweede stap wordt de winst van de vaste inrichting bepaald op basis van de analyse
in de eerste stap en de toepassing van het arm’s-lengthbeginsel.
In de eerste stap dient voor de allocatie van activa en risico’s in zijn algemeenheid
aangesloten te worden bij de plaats waar de zogenaamde ‘significant people functions’
worden uitgeoefend. Deze ‘significant people functions’ zijn gerelateerd aan de mensen
die de activiteiten verrichten met betrekking tot het aangaan en beheren van risico’s.
Het gaat hier om de zogenaamde ‘day to day’ activiteiten die bij de bedrijfsvoering
een bepalende rol spelen. De plaats waar deze activiteiten worden verricht is bepalend
voor de allocatie van het economisch eigendom van de activa en de door de onderneming
gelopen risico’s.
Tevens wordt in de eerste stap eerst het eigen en daarna het vreemd vermogen gealloceerd
aan de vaste inrichting.
Uitgangspunt is daarbij dat aan een vaste inrichting voldoende eigen vermogen dient
te worden toegerekend ter ondersteuning van de aan haar toegerekende activiteiten,
activa en risico’s. De toerekening van het vermogen vindt daarom plaats na de allocatie
van de activa en risico’s op basis van een functie-analyse. In zijn algemeenheid is
daarbij het uitgangspunt dat een vaste inrichting een gelijke kredietwaardigheid heeft
als de generale onderneming.
Voor de toerekening van het eigen vermogen aan de vaste inrichting worden in het PE-Report
verschillende methoden beschreven die tot verschillende uitkomsten kunnen leiden.
Deze methoden onderscheiden zich in hoofdlijnen in methoden die in hun benadering
uitgaan van de actuele vermogensstructuur van de generale onderneming (‘capital allocation
approach’) of van de vermogensstructuur van met de vaste inrichting vergelijkbare
onafhankelijke ondernemingen (‘thin capitalisation approach’).
Gelet op het feit dat in de praktijk vaak door ondernemingen slechts externe leningen
gealloceerd werden aan de vaste inrichting indien er een causaal verband was met de
aan de vaste inrichting gealloceerde activa, zal de toepassing van deze methoden mogelijk
tot een andere allocatie van eigen en vreemd vermogen leiden.
Bij de allocatie van eigen en vreemd vermogen is het Nederlandse beleid erop gericht
om de methode te kiezen die ertoe leidt dat de winsttoerekening en daarmee ook de
allocatie van rente aan de vaste inrichting zoveel als mogelijk leidt tot de winst
die een afzonderlijke ongelieerde onderneming zou hebben behaald met vergelijkbare
activiteiten onder vergelijkbare omstandigheden. Mede gelet op het uitgangspunt van
het PE-Report dat de vaste inrichting in principe een gelijke kredietwaardigheid heeft
als de onderneming in zijn geheel heb ik een voorkeur voor de capital allocation approach.
Om de gelijke kredietwaardigheid te bewerkstelligen zal er bij de toedeling van het
vermogen naar zowel de waarde van de activa als de aan de activiteiten en activa verbonden
risico's gekeken moeten worden. Een voorbeeld van de toepassing van de ‘capital allocation
method’ is uitgewerkt in een bijlage bij dit besluit.
Tenslotte schetst het PE-Report bij de eerste stap onder welke omstandigheden er dealings
tussen hoofdhuis en vaste inrichting aangenomen moeten worden. Deze dealings hebben
invloed op de winstallocatie tussen hoofdhuis en vaste inrichting. Op specifieke dealings
met betrekking tot concerndiensten, immateriële vaste activa en financiering wordt
in het vervolg van dit besluit nader ingegaan (zie paragraaf 4).
De allocatie van baten en lasten dient te geschieden op basis van het arm's-lengthbeginsel.
Daarom worden in de tweede stap de kosten en opbrengsten gealloceerd aan de vaste
inrichting op basis van de functies, de activa, de risico's, het vermogen en de dealings
zoals die in stap 1 zijn geanalyseerd. Voor de in stap 1 geïdentificeerde ‘dealings’
dient in stap 2 een verrekenprijs te worden bepaald.
Behalve het toerekenen van het eigen en vreemd vermogen dient er ook een arm's length
rentelast aan de vaste inrichting te worden toegerekend. In het PE-Report worden daartoe
verschillende methoden beschreven. Daarbij gaat het met name om de ‘tracing approach’
waarbij voor het bepalen van het rentepercentage zoveel mogelijk wordt aangesloten
bij het rentepercentage van de externe lening die aangetrokken is om het specifieke
actief te financieren en de ‘fungibility approach’ waarbij de totale rentelast van
de generale onderneming naar rato wordt toegerekend aan de vaste inrichting en het
historisch verband met een lening niet van belang is.
Hoewel in het PE-Report de verschillende methoden onder de AOA worden toegelaten heb
ik een voorkeur voor de ‘fungibility approach’, waarbij evenals bij de allocatie van
het vermogen op basis van de ‘capital allocation approach’ ook een risicogewogen aandeel
in de totale rentelasten van de onderneming wordt gealloceerd aan de vaste inrichting.
De ‘tracing approach’ houdt immers minder rekening met de specifieke omstandigheden
van de vaste inrichting en zal daardoor mogelijk niet tot de toerekening van een arm's
length rentelast aan de vaste inrichting leiden. Onder de ‘fungibility approach’ kan hier wel rekening mee gehouden worden indien
een, op de functie-analyse gebaseerd, pro rata deel van de rentelasten van de gehele
onderneming aan de vaste inrichting wordt toegerekend. De omvang van de rentelast
zal naar verwachting bij een dergelijke methode de rentelast benaderen die een ongelieerde
geldverstrekker in rekening zou brengen bij financiering van een soortgelijke ongelieerde
onderneming. Uitgangspunt van de AOA is immers dat de aftrekbare rentelast van de
vaste inrichting niet hoger zou mogen zijn dan een arm's length rentelast.