Rijden zonder alcoholslot, met een niet-werkend alcoholslot, in een ander dan een
aan de ASP-deelnemer gekoppelde personenauto of rijden terwijl een ander in het alcoholslot
heeft geblazen
[Regeling vervallen per 01-06-2015]
(artikel 9, negende lid, WVW 1994)
Een tot ASP verplichte bestuurder bestuurt een personenauto:
-
a. zonder alcoholslot,
-
b. terwijl het kenteken wel aan hem is gekoppeld, maar het alcoholslot niet werkt,
-
c. terwijl het kenteken niet aan hem is gekoppeld, maar wel een alcoholslot is ingebouwd,
-
d. terwijl een ander dan de bestuurder heeft geblazen in het alcoholslot.
Bij de handhaving op artikel 9, negende lid, WVW 1994 geldt als uitgangspunt dat de politie waarneemt en vaststelt of een werkend alcoholslot
in het motorrijtuig aanwezig is.
Indien uit het getoonde rijbewijs dan wel uit het rijbewijzenregister blijkt, dat
de bestuurder met een alcoholslot dient te rijden, vordert de politie van die bestuurder
om de ademunit van het alcoholslot te laten zien. De politie stelt vast of het bestuurde
motorrijtuig het motorrijtuig is waarin de bestuurder moet rijden.
Vervolgens kan de politie van de bestuurder vorderen om adem te blazen in het alcoholslot.
Daaruit blijkt of het apparaat werkt.
Om deze werkwijze voor de politie mogelijk te maken, is aan artikel 160 WVW 1994 een nieuwe zesde lid toegevoegd, dat de bestuurder verplicht om op eerste vordering
het alcoholslot, dan wel de daarvan deel uitmakende ademalcoholtester te tonen of
adem te blazen in het in het motorrijtuig aanwezige alcoholslot.
Ook artikel 8, vierde lid, WVW 1994 is aangepast. Op grond van onderdeel b geldt 0,2 promille / 88 µg/l ook voor deelnemers
aan het ASP. De bevoegdheid van de politie op grond van artikel 164, tweede lid, aanhef en onder b, WVW 1994 brengt mee dat de vordering tot overgifte / invordering van het rijbewijs in het
geval van een deelnemer aan het ASP mogelijk is bij een AAG van meer dan 350 µg/l
of een BAG van meer dan 0,8 promille.
Het misdrijf van artikel 9, negende lid, onder a, b, c en d, WVW 1994 kan worden aangebracht bij de politierechter.
Van deze feiten doet de politie een melding aan het CBR (zie bijlage 1, onderdeel B, onder III, bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid
2010).
Buiten heterdaad zou de constatering van overtreding van artikel 8 WVW 1994 bij de politie tot het vermoeden kunnen leiden dat betrokkene zijn voertuig alleen
heeft kunnen starten en ook de hertest heeft kunnen doorstaan, nadat een ander in
het alcoholslot heeft geblazen. Echter bestaat ook de kans dat de bestuurder zonder
alcoholhoudende drank te hebben genuttigd is gestart en daarna tijdens de rit en vóór
de staandehouding door de politie toch alcoholhoudende drank heeft gebruikt.
Dit enkele vermoeden is niet voldoende voor het misdrijf van artikel 9, negende lid, onder d, WVW 1994. Dit neemt niet weg dat uit de ademanalyseresultaten wel blijkt dat de bestuurder
zelf onder invloed heeft bestuurd. In het geval van overschrijding van de wettelijke
grens van 0,2 promille / 88 µg/l dient dan proces-verbaal voor artikel 8, vierde lid, onder b, WVW 1994 te worden opgemaakt.
Vanwege deelname aan het ASP dient door de politie altijd aan het CBR bericht te worden
gestuurd van het feit dat een ASP-deelnemer de limiet van 0,2 promille heeft overtreden,
om daarmee het CBR in de gelegenheid te stellen om het ASP te beëindigen en het rijbewijs
van betrokkene ongeldig te verklaren.