Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-08-2012 en zichtdatum 01-08-2012.
Geldend van 01-10-2011 t/m 06-05-2013

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 juli 2011, nr. WJZ/221491 (2752), houdende instelling van de Adviescommissie fusietoets in het onderwijs, regels en beleidsregels ten behoeve van de uitvoering van de fusietoets in het onderwijs (Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs)

Hoofdstuk 1. Algemene bepaling

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Adviescommissie fusietoets in het onderwijs

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1 Er is een Adviescommissie fusietoets in het onderwijs.

Artikel 3. Leden

  • 1 De commissie bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter.

  • 2 De leden en de voorzitter worden door de Minister benoemd en ontslagen.

  • 3 De leden kiezen een vicevoorzitter uit hun midden.

  • 4 De benoemingen gelden voor een periode van ten hoogste vier jaar. De leden kunnen tussentijds op eigen verzoek worden ontslagen. Herbenoeming is eenmaal mogelijk.

Artikel 4. Werkwijze

  • 1 De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2 De voorzitter kan oordelen dat de noodzaak voor advisering als bedoeld in artikel 2, tweede lid, ontbreekt, indien de fusie evident onvermijdelijk is. De voorzitter stelt de Minister daarvan in kennis.

  • 3 De commissie kan ter voorbereiding op de totstandkoming van een advies nadere informatie vragen aan de aanvrager. De termijn voor het geven van het advies en de beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag na die waarop de commissie nadere informatie vraagt, tot de dag waarop de informatie is gegeven of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 4 De voorzitter kan in voorkomende gevallen expertise van derden inroepen.

  • 5 Indien de commissie niet binnen de in artikel 9, vierde lid, genoemde termijn een advies kan uitbrengen, stelt de voorzitter van de commissie de Minister daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen het advies tegemoet kan worden gezien.

Artikel 5. Ondersteuning

De Minister voorziet in het secretariaat van de commissie en treft voorzieningen op het gebied van logistiek en financiën.

Artikel 6. Vergoeding

  • 3 De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van de commissie per lid is toegekend.

  • 4 De voorzitter en andere leden van de commissie ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfkosten op basis van het Reisbesluit binnenland.

  • 5 Twee of meer vergaderingen op dezelfde dag worden als één vergadering aangemerkt.

Artikel 7. Informatieverstrekking

De commissie verstrekt aan de Minister desgevraagd alle door hem gewenste inlichtingen.

Artikel 8. Archiefbescheiden

  • 1 De commissie draagt jaarlijks de daarvoor in aanmerking komende bescheiden over aan het archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 2 De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Hoofdstuk 3. Procedure aanvraag en advisering

Artikel 9. Aanvraag en advisering

  • 1 Het modelformulier voor de aanvraag wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 1 bij de regeling.

  • 2 Het modelformulier voor de fusie-effectrapportage wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 2 bij de regeling.

  • 4 De aanvraag wordt binnen vijf werkdagen door de Minister voor advies doorgestuurd aan de commissie.

  • 5 De commissie brengt binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag advies uit aan de Minister, met inachtneming van de criteria, bedoeld in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 4. Beleidsregels inhoudende toetscriteria

Paragraaf 1. Basisonderwijs

Artikel 10. Significante belemmering bestuurlijke fusie

In het basisonderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 64c, eerste lid, van de WPO, indien de door de voorgenomen bestuurlijke fusie ontstane rechtspersoon een marktpositie van meer dan 50% van het onderwijsaanbod heeft in de gemeente of gemeenten waarin de rechtspersoon scholen in stand houdt, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.

Artikel 11. Significante belemmering institutionele fusie

In het basisonderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 64c, eerste lid, van de WPO, indien er als gevolg van de institutionele fusie minder dan twee scholen overblijven zowel in het opzicht van richting als pedagogisch-didactische aanpak, in een straal van 10 kilometer gerekend vanaf het vestigingsadres van de hoofdvestiging van de school, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.

Paragraaf 2. (Voortgezet) Speciaal onderwijs

Artikel 12. Significante belemmering bestuurlijke fusie

In het speciaal onderwijs onderscheidenlijk het voortgezet speciaal onderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 66c, eerste lid, van de WEC, indien er een marktpositie ontstaat waarbij de door de voorgenomen bestuurlijke fusie ontstane rechtspersoon meer dan 50% van het onderwijsaanbod van de betreffende onderwijssoort in het speciaal onderwijs respectievelijk het voortgezet speciaal onderwijs in Nederland verzorgt, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.

Artikel 13. Significante belemmering institutionele fusie

In het speciaal onderwijs onderscheidenlijk het voortgezet speciaal onderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 66c, eerste lid, van de WEC, indien er door de voorgenomen institutionele fusie niet langer sprake is van een evenwichtige spreiding van de onderwijsvoorzieningen ten behoeve van een bepaalde onderwijssoort in het speciaal onderwijs respectievelijk het voortgezet speciaal onderwijs in het gebied dat gelet op de betreffende onderwijssoort op een maatschappelijk aanvaarde afstand voor de leerlingen is gelegen, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.

Paragraaf 3. Voortgezet onderwijs

Artikel 14. Significante belemmering bestuurlijke fusie

In het voortgezet onderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 53g, eerste lid, van de WVO, indien:

  • a. er per schoolsoort minder dan twee rechtspersonen overblijven van verschillende richting of pedagogisch-didactische aanpak in de gemeente of gemeenten waarin de leerlingen van de betreffende schoolsoort of schoolsoorten van de bij de voorgenomen bestuurlijke fusie betrokken scholen of scholengemeenschappen woonachtig zijn, of

  • b. de door de voorgenomen bestuurlijke fusie ontstane rechtspersoon een marktpositie heeft van meer dan 50% van het aantal leerlingen in de gemeente of gemeenten waarin de leerlingen van de betreffende schoolsoort of schoolsoorten van de bij de voorgenomen fusie betrokken scholen of scholengemeenschappen woonachtig zijn, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.

Artikel 15. Significante belemmering institutionele fusie

In het voortgezet onderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 53g, eerste lid, van de WVO, indien:

  • a. er per schoolsoort minder dan twee scholen of scholengemeenschappen overblijven van verschillende richting of pedagogisch-didactische aanpak in de gemeente of gemeenten waarin de leerlingen van de betreffende schoolsoort of schoolsoorten van de bij de voorgenomen institutionele fusie betrokken scholen of scholengemeenschappen woonachtig zijn, of

  • b. de door de voorgenomen institutionele fusie ontstane school of scholengemeenschap een marktpositie heeft van meer dan 50% van het aantal leerlingen in de gemeente of gemeenten waarin de leerlingen van de betreffende schoolsoort of schoolsoorten van de bij de voorgenomen fusie betrokken scholen of scholengemeenschappen woonachtig zijn, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.

Paragraaf 4. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Artikel 16. Significante belemmering bestuurlijke fusie

In het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 2.1.11, eerste lid, van de WEB, indien er twee of meer onder de rechtspersonen ressorterende instellingen betrokken zijn, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.

Artikel 17. Significante belemmering institutionele fusie

In het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie in het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 2.1.11, eerste lid, van de WEB, indien er als gevolg van de voorgenomen institutionele fusie een afname in variatie van het onderwijsaanbod of onderwijsaanbieders is in het gebied dat gezien de omgeving en onderwijssoort op een maatschappelijk aanvaarde afstand voor de deelnemers is gelegen, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.

Paragraaf 5. Hoger onderwijs

Artikel 18. Significante belemmering bestuurlijke of institutionele fusie

In het hoger onderwijs is in ieder geval sprake van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, bedoeld in artikel 16.16b, eerste lid, van de WHW, indien de fusie leidt tot substantieel nadelige effecten voor het onderwijsaanbod op de korte termijn of indien dit voorzienbaar is op de langere termijn, zonder dat daarvoor een aannemelijke rechtvaardigingsgrond aanwezig is.

Paragraaf 6. Rechtvaardigingsgronden

Artikel 19. Rechtvaardigingsgronden

Rechtvaardigingsgronden als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 18 kunnen in ieder geval zijn:

  • a. de omstandigheid dat bij het achterwege blijven van de fusie de continuïteit of de variatie van het onderwijsaanbod in gevaar komt;

  • b. de omstandigheid dat bij het achterwege blijven van de fusie de kwaliteit van het onderwijs in redelijkheid niet geborgd kan worden; en

  • c. de omstandigheid dat er binnen de beschikbare financiële middelen geen alternatieve mogelijkheden dan fusie te vinden zijn.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart