Een instrument voor de selectie van de administratieve neerslag van het handelen van
de Raad van State in de periode 1945–heden
1. Verantwoording
1.1. Wettelijk kader voor de selectie van overheidsarchieven
Ingevolge artikel 3 van de Archiefwet 1995 (Stb. 1995, 276) dient de overheid haar archiefbescheiden in goede, geordende en
toegankelijke staat te brengen en te bewaren. Onder archiefbescheiden worden niet
slechts papieren documenten te verstaan, maar alle bescheiden – ongeacht hun vorm
– die door een overheidsorgaan zijn ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd
zijn daaronder te berusten. Ook digitaal vastgelegde informatie valt dus onder de
werking van de archiefwetgeving.
Het in goede en geordende staat bewaren van archiefbescheiden houdt onder meer in
dat een overheidsarchief op gezette tijden wordt geschoond. In dat verband kent de
Archiefwet 1995 zowel een vernietigingsplicht (art. 3) als een overbrengingsplicht (art. 12). Beide plichten rusten op degene die de bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt
voor het beheer van het desbetreffende archief: de zorgdrager.
De verplichting tot overbrenging bepaalt dat de zorgdrager zijn archiefbescheiden
die niet voor vernietiging in aanmerking komen en ouder zijn dan twintig jaar ter
blijvende bewaring overbrengt naar een archiefbewaarplaats. Wat de archiefbescheiden
van de ministeries en de Hoge Colleges van Staat betreft, is de aangewezen archiefbewaarplaats
het Nationaal Archief (NA) in Den Haag, dat ressorteert onder de minister van OCenW
en onder leiding staat van de Algemeen Rijksarchivaris.
In verband met de selectie van hun archiefbescheiden zijn zorgdragers verplicht hiertoe
selectielijsten op te stellen. In een selectielijst dient te worden aangegeven welke
archiefbescheiden voor vernietiging, dan wel voor blijvende bewaring in aanmerking
komen. Voorts dient een selectielijst de termijnen aan te geven waarna de te vernietigen
bestanddelen dienen te worden vernietigd.
Een selectielijst is naar haar aard een duurzaam instrument. Het ligt in de rede dat
een organisatie een vastgestelde lijst niet eenmalig toepast maar (zonodig in geactualiseerde
vorm) blijft hanteren om de periodieke aanwas van archiefmateriaal te selecteren.
Een selectielijst vormt zo een belangrijk onderdeel van het instrumentarium voor het
beheer van de documentaire informatievoorziening in een overheidsorganisatie.
Bij het ontwerpen van een selectielijst dient krachtens art. 2, lid 1, van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 1995, 671) rekening te worden gehouden met:
-
1. de taak van het desbetreffende overheidsorgaan;
-
2. de verhouding van dit overheidsorgaan tot andere overheidsorganen;
-
3. de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed;
-
4. het belang van de in de bescheiden voorkomende gegevens voor overheidsorganen, recht-
of bewijszoekenden en historisch onderzoek.
Verder moeten ingevolge artikel 3 van het Archiefbesluit 1995 bij het ontwerpen van een selectielijst ten minste betrokken zijn een deskundige
op het gebied van de organisatie en taken van het desbetreffende overheidsorgaan,
een deskundige ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van dat orgaan
en (een vertegenwoordiger van) de Algemeen Rijksarchivaris.
Wat betreft de geldigheidsduur van het BSD als selectielijst wordt uitgegaan van de
wettelijke periode van twintig jaar vanaf de vaststelling. Dit laat uiteraard onverlet
dat de selectielijst (of een bepaald onderdeel daarvan) binnen deze termijn zal komen
te vervallen, indien dit mocht worden bepaald bij de vaststelling (via de aangewezen
archiefwettelijke weg) van een nieuwe dan wel herziene selectielijst.
1.2. Het Basisselectiedocument
Een Basisselectiedocument (BSD) is een bijzondere vorm van een selectielijst. Het
geldt als selectielijst zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, van de Archiefwet 1995. In de regel heeft een BSD niet zozeer betrekking op (alle) archiefbescheiden van
een enkele organisatie, als wel op het geheel van de bescheiden die de administratieve
neerslag vormen van het overheidshandelen op een bepaald beleidsterrein.
Het BSD geldt dus voor de archiefbescheiden van verschillende overheidsorganen (veelal
ook diverse zorgdragers), en wel voor zover de desbetreffende actoren op het terrein
in kwestie werkzaam zijn (geweest). Dit betekent dat er geen handelingen van particuliere
actoren worden opgenomen.
Er worden echter ook veel BSD’ s voor slechts een enkele organisatie opgesteld. Het
onderhavige BSD is hiervan een voorbeeld.
Een BSD wordt veelal opgesteld op basis van institutioneel onderzoek. In het Rapport
Institutioneel Onderzoek (RIO) wordt het betreffende beleidsterrein beschreven, evenals
de taken en bevoegdheden van de betrokken organen. De handelingen van de overheid
op het beleidsterrein staan in het RIO in hun functionele context geplaatst. In het
BSD zijn de handelingen overgenomen, alleen nu geordend naar de actor. Bovendien is
bij elke handeling aangegeven of de administratieve neerslag hiervan moet worden bewaard
(en op den duur overgebracht naar het Nationaal Archief) dan wel op termijn vernietigd.
Ook de hierboven beschreven methodiek is aan ontwikkelingen onderhevig. Zo worden
selectielijsten thans vaak in één keer opgesteld: een beknopte contextbeschrijving
en een opsomming van gewaardeerde handelingen (zie hieronder).
Het niveau waarop geselecteerd wordt is niet dat van de stukken zelf, maar dat van
de handelingen (ook wel aan te duiden als ‘werkprocessen’) waarvan die archiefbescheiden
de administratieve neerslag vormen. Een BSD is derhalve geen opsomming van (categorieën)
stukken, maar een lijst van handelingen van overheidsactoren, waarbij elke handeling
is voorzien van een waardering (‘Bewaren’ of ‘Vernietigen’) en indien van toepassing
een vernietigingstermijn.
Door de beleidsterreingerichte benadering komen verschillende aspecten betreffende
het beheer van de eigen organisatie van de zorgdrager (personeelsbeleid, financieel
beleid, enz.) niet aan bod. Voor het selecteren van de administratieve neerslag die
betrekking heeft op de instandhouding en ontwikkeling van de eigen organisaties van
overheidsorganen dient een aantal zogeheten ‘horizontale’ BSD’ s. Deze zijn van toepassing
op alle organisaties van de rijksoverheid. Dit geldt althans ten minste voor de departementen.
Voor de Raad van State zijn deze lijsten echter niet vastgesteld, zodat de Raad van
State het onderdeel ‘Bedrijfsvoering’ (met uitzonderling van alles wat te maken heeft
met p-dossiers) zelf dient mee te nemen in zijn BSD’ s. Dat is met onderhavig selectiedocument
gebeurd.
Vaststellingsprocedure
In september 2010 is het ontwerp-BSD door de Raad van State aan de staatssecretaris
van OC&W aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor
Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen
is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is verstuurd.
Vanaf 1 juli 2011 lag de selectielijst gedurende 6 weken ter publieke inzage op de
website van het Nationaal Archief; op de website van het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap; bij de informatiebalie in de studiezaal van het Nationaal Archief.
Van (historische) organisaties of individuele burgers is geen commentaar ontvangen.
Op 14 september 2011 bracht de RvC advies uit (bca-2011.06224/3), hetwelk behoudens
enkele tekstuele correcties geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.
1.3. Selectiedoelstelling
Het BSD is opgesteld in overeenstemming met de selectiedoelstelling van de RAD/PIVOT.
De door de Rijksarchiefdienst (thans: Nationaal Archief) gehanteerde selectiedoelstelling
houdt in ‘dat de belangrijkste bronnen van de Nederlandse samenleving en cultuur veilig
worden gesteld voor blijvende bewaring. Met het te bewaren materiaal moet het mogelijk
zijn om een reconstructie te maken van de hoofdlijnen van het handelen van de rijksoverheid
ten opzichte van haar omgeving, maar ook van de belangrijkste historisch-maatschappelijke
gebeurtenissen en ontwikkelingen, voorzover deze zijn te reconstrueren uit overheidsarchieven.’
De algemene selectiedoelstelling is in dit BSD geoperationaliseerd voor een aantal
deelterreinen waarop de Raad van State acteert: Algemene zaken, Bestuursrechtspraak,
Bedrijfsvoering. Bij de hier geformuleerde selectievoorstellen stond steeds de vraag
centraal: ten aanzien van welke handelingen is de administratieve neerslag noodzakelijk
om een reconstructie mogelijk te maken van de hoofdlijnen van het overheidshandelen
op het beleidsterrein? Dit betreft zowel het beleid als de beleidsuitvoering. Het
hoeft geen betoog dat een groot deel van de dossiers van de Raad van State, namelijk
die welke direct voortvloeien uit het handelen van dit gerecht in hoogste en laatste
instantie en de dossiers die in het kader van de koersvaststelling en verantwoording
van de bovenaan in het politieke en juridische krachtenveld opererende organisatie
zijn gevormd, ook in cultuur-historisch opzicht blijvend van belang zijn en derhalve
als ‘te bewaren’ zijn aangemerkt.
1.4. Selectiecriteria
Algemene selectiecriteria voor ‘Bewaren’
Uitgaande van de algemene selectiedoelstelling heeft PIVOT in 1998 een (gewijzigde)
lijst van algemene selectiecriteria geformuleerd. Met behulp van die algemene criteria
wordt in een BSD een waardering toegekend aan de handelingen die door middel van het
institutioneel onderzoek in kaart zijn gebracht.
De algemene selectiecriteria van PIVOT zijn positief geformuleerd; het zijn bewaarcriteria.
Is een handeling op grond van een criterium gewaardeerd met B (‘blijvend te bewaren’),
dan betekent dit dat de administratieve neerslag van die handeling te zijner tijd
geheel dient te worden overgebracht naar het Nationaal Archief. De neerslag van een
handeling die niet aan een van de selectiecriteria voldoet, wordt op termijn vernietigd.
De waardering van de desbetreffende handeling luidt dan V (‘vernietigen’), met vermelding
van de periode waarna de vernietiging dient plaats te vinden. De neerslag die uit
dergelijke handelingen voortvloeit, is dus niet noodzakelijk geacht voor een reconstructie
van het overheidshandelen op hoofdlijnen.
Om te kunnen bepalen welk archiefmateriaal voor bewaring in aanmerking komt en daarmee
de selectiedoelstelling te bereiken, worden de hierna genoemde algemene selectiecriteria
(dit zijn bewaarcriteria) gehanteerd.
Algemeen selectiecriterium
|
Toelichting
|
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen.
|
Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren
van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen
van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling
van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
|
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen.
|
Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of
de effecten van beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij
terugkoppeling van beleid.
|
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan
andere actoren.
|
Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere
actoren of ter publicatie.
|
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met
beleid op hoofdlijnen.
|
Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties
of onderdelen daarvan.
|
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen
plaatsvindt.
|
Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen
doeleinden te bereiken.
|
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct
zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden
bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.
|
Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of
wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
|
Aanvullende opmerking met betrekking tot de term ‘beleid’ in bovenstaande tabel:
Onder de term ‘beleid’ dient niet slechts gedacht te worden aan ‘beleid van de Rijksoverheid’,
maar ook aan visievorming, strategische plaatsbepaling, gedachtenvorming over de richting
van de eigen organisatie. Kortom: interne beleidsvorming in brede zin.
Overigens verlangt artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 dat selectielijsten de mogelijkheid bieden om neerslag die met een V is gewaardeerd
in exceptionele gevallen te bewaren op grond van een uitzonderingscriterium. PIVOT
heeft daarom het volgende uitzonderingscriterium geformuleerd
Ingevolge artikel 5, onder e, van het Archiefbesluit 1995 kan neerslag van bepaalde,
als te vernietigen gewaardeerde handelingen betreffende personen en/of gebeurtenissen
van bijzonder cultureel of maatschappelijk belang van vernietiging worden uitgezonderd.
Deze bepaling maakt het dus mogelijk om bepaalde voor vernietiging in aanmerking komende
dossiers, bijv. van spraakmakende zaken (bijv. ernstige incidenten) of van gebeurtenissen
met een grote impact, van vernietiging uit te zonderen.
Specifieke selectiecriteria, gehanteerd in een eerder BSD voor de Raad van State
In de selectielijst ‘Administratieve rechtsbescherming’ (Stcrt. 1997, 46) is een specifieke
lijst van selectiecriteria opgenomen die in de plaats kwamen van de hierboven genoemde
algemene selectiecriteria en die zowel betrekking hebben op ‘Bewaren’ als op ‘Op termijn
vernietigen’.
‘In hoofdlijnen wordt er op de volgende wijze geselecteerd: zaken waarin geen uitspraak
is gedaan, worden integraal vernietigd; van z.g. buiten zitting zaken en schorsingszaken
worden in de regel slechts de uitspraken bewaard; van bodemgeschillen worden naast
de uitspraak nog andere processtukken bewaard. De dossiers van verweerder (zie Wet op de Raad van State 1962, art. 75) en procedurele routinestukken worden vernietigd. Omdat de rechtspraak in hoger beroep
een nieuwe taak van de Raad van State is, wordt de neerslag van deze zaken voorlopig
integraal bewaard.
Bij de selectie van de procesdossiers (de nrs. 1–8) worden de hieronder staande criteria
gevolgd. Criterium 8 is een algemeen selectiecriterium.
-
1. Dossiers van zaken waarin geen uitspraak is gedaan, worden vernietigd. Opmerking:
Het gaat hier om doorgezonden zaken (zaken die als bezwaarschrift zijn aangemerkt
en aan de betrokken bestuursorganen zijn doorgestuurd) en om ingetrokken zaken (zaken
die door de appellant ingetrokken zijn).
-
2. Van alle overige zaken worden in ieder geval de uitspraken bewaard. Onder uitspraak
wordt verstaan: de uitspraak in de vorm waarin deze naar partijen is verzonden, d.w.z.
met de daaraan gehechte stukken.
-
3. Stukken die de neerslag zijn van procedurele routinehandelingen, zoals oproeping,
verzoek om verweer, bericht van uitstel zitting, worden vernietigd.
-
4. Van zaken die buiten zitting zijn afgedaan, worden slechts de uitspraken bewaard.
Alle andere stukken worden vernietigd, tenzij a) tegen de uitspraak verzet is gedaan,
b) de zaak in het jurisprudentie-documentatiesysteem van de Raad van State (Judok)
is opgenomen. Alsdan wordt zoveel mogelijk gehandeld als hierna onder 6. N.b. Zie
PIVOT-rapport pgs. 128-130.
-
5. Van schorsingszaken wordt alleen de uitspraak bewaard. Alle andere stukken worden
vernietigd. Als tevens onmiddellijk uitspraak is gedaan in de hoofdzaak, wordt gehandeld
als hierna onder 6.
-
6. Van alle andere zaken worden naast de uitspraak bewaard:
-
− de gedingstukken welke dateren van na het nemen van het bestreden besluit, die door
toedoen van de Afdeling aan het dossier zijn toegevoegd, zoals beroepsschrift, verweerschrift,
nadere memorie, ambtsbericht;
-
− de getekende minuut van de uitspraak;
-
− het proces-verbaal van de zitting, het proces-verbaal van het onderzoek ter plaatse;
-
− de stukken die de neerslag zijn van de interne gedachtewisseling, zoals ambtelijke
nota’ s, oordeelbriefjes, verslag plaatselijk onderzoek.
-
7. Ten aanzien van Kroonzaken wordt gehandeld overeenkomstig het bepaalde onder punt
1 t/m 6. Daarnaast worden ook bewaard het advies aan de Kroon, het verzoek van de
minister om het advies in nadere overweging te nemen, en het nader advies.
-
8. De regels die de Afdeling voor haar werkzaamheden en die van de Kamers stelt, komen
voor blijvende bewaring in aanmerking.’
Toepassing selectiecriteria in selectielijst Raad van State 2011
In de selectielijst van 2011 worden de algemene selectiecriteria gehanteerd. De hierboven
genoemde specifieke selectiecriteria zijn daarin op een natuurlijke wijze geïncorporeerd.
De redenen hiervoor zijn: a.) de voorliggende lijst bestrijkt meer dan alleen de bestuursrechtspraak;
twee waarderingssystemen in één lijst is onwenselijk; b.) hantering van de PIVOT-methodiek
impliceert ook hantering van de daarbij horende selectiecriteria; c.) in haar advies
(1995, 446) gaf de toenmalige Raad voor Cultuurbeheer reeds aan bedenkingen te hebben
tegen de in de lijst ‘Administratieve rechtsbescherming’ gehanteerde set van criteria,
die te sterk gebonden zouden zijn aan de administratieve praktijk van de organisatieonderdelen;
d.) het is, in tegenstelling tot wat in de lijst ‘Administratieve rechtsbescherming’
werd gesteld, prima mogelijk de standaardcriteria in deze lijst te hanteren. Materieel
gezien verandert er feitelijk maar weinig; alleen de wijze waarop een en ander ‘in
het vat is gegoten’ is in overeenstemming gebracht met de PIVOT-methodiek. De gedetailleerde
toepassing van de selectiecriteria in de praktijk is – daar waar gewenst en/of noodzakelijk
– een kwestie van het maken van een vertaalslag – intern – van selectielijst naar
een specifieke stukkenlijst met bijbehorende selectiebeslissingen of bewerkingsinstructie.
1.5. Leeswijzer bij de handelingenlijst
In hoofdstuk 3 staan de handelingen van de Raad van State beschreven. De handelingen
worden beschreven in een handelingenblok, zoals hierna aangegeven.
(X.) Dit is het nummer van de handeling.
Handeling
|
Dit is een complex van activiteiten die een actor verricht ter vervulling van een
taak of op grond van een bevoegdheid. In de praktijk komt een handeling meestal overeen
met een procedure of een werkproces.
De formulering van de handelingen is in de regel toegespitst op het product. De handeling
als zodanig omvat alle activiteiten die leiden tot het product. Dientengevolge is
de neerslag van een handeling niet beperkt tot het (eind)product, maar omvat ze alle
archiefbescheiden die in verband daarmee zijn voortgebracht. Zo betreft de neerslag
van een beschikkende handeling niet alleen het originele besluit, maar ook alle voorstukken.
Aangezien handelingen voortvloeien uit taken en bevoegdheden is het mogelijk dat een
vermelde handeling in de praktijk nimmer (volledig) is uitgevoerd.
|
Periode
|
Hier staat het tijdvak vermeld gedurende welke jaren de handeling is verricht. Wanneer
er geen eindjaar staat vermeld wordt de handeling op het moment van het verschijnen
van het RIO/BSD nog steeds uitgevoerd.
|
Grondslag
|
Dit is de wettelijke basis op grond waarvan de actor de handeling verricht. Wanneer
er geen wettelijke grondslag voor een handeling bestaat, kan de bron worden genoemd
waarin de betreffende handeling staat vermeld.
|
Product
|
Hier staan indicatief producten vermeld waarin de handeling resulteert of zou moeten
resulteren. De gegeven opsommingen van producten zijn zeker niet uitputtend. Veelal
wordt volstaan met een algemeen omschreven voorbeeld.
|
Opmerking
|
Deze aanvullende informatie wordt slechts vermeld wanneer de strekking van de handeling
toelichting behoeft of anderszins aanvullende informatie nuttig is.
|
Waardering
|
De afkorting ‘B’ staat voor ‘bewaren’, dat wil zeggen het na afloop van de wettelijke
overbrengingstermijn overdragen aan het Nationaal Archief van de documentaire neerslag
(ongeacht de gegevensdrager) van de handeling. Bij een Bhandeling is achter de selectiebeslissing
aangegeven welk selectiecriterium is toegepast.
De afkorting ‘V’ staat voor ‘vernietigen (op termijn)’, oftewel ‘niet overbrengen’.
Bij de desbetreffende handelingen wordt de vernietigingstermijn vermeld. Deze termijn
betreft het aantal volle jaren dat dient te zijn verlopen sinds het einde van het
jaar waarin een archiefbestanddeel (dossier, register, databestand) dat behoort tot
de neerslag van de handeling, is afgesloten.
|
1.6. Indeling Basisselectiedocument
Na de algemene verantwoording in dit hoofdstuk bevatten de hoofdstukken 2 en 3 een
korte contextbeschrijving, waarin onder meer wordt ingegaan op de taken van de Raad
van State en de plaats van onderhavige selectielijst in het geheel van al opgestelde
selectielijsten voor de Raad van State.
Hoofdstuk 4 vormt de eigenlijke lijst met handelingen en waarderingen. In dat hoofdstuk
is een indeling naar ‘deelselectielijsten’ gemaakt, naar hoofdonderwerp: Bestuursrechtspraak
(vanaf 1994), Algemeen (met onder meer enkele zogenoemde ‘algemene handelingen’ uit
de door het Nationaal Archief opgestelde serie van algemene handelingen) en Bedrijfsvoering.
2. De Raad van State: taken
In dit hoofdstuk staat informatie over de taken van de Raad van State. Na een inleidende
paragraaf volgt vanaf paragraaf 2.2 een indicatie van taken die nog niet zijn ‘gevangen’
in de reeds bestaande selectielijsten.
2.1. Raad van State, algemeen
De Raad van State is onafhankelijk adviseur van regering en parlement over wetgeving
en bestuur en hoogste algemene bestuursrechter van het land. De Raad van State is
een Hoog College van Staat; een instituut belast met een eigen taak, die hij onafhankelijk
van de regering uitvoert. De werkwijze en taken van de Raad van State zijn vastgelegd
in de Grondwet en in de Wet op de Raad van State. De Koningin is voorzitter van de Raad van State. De dagelijkse leiding berust bij
de Vice-President.
De Raad van State stelt zich ten doel om als adviseur voor wetgever en bestuur en
als hoogste algemene bestuursrechter bij te dragen aan behoud en versterking van de
democratische rechtsstaat. Daarbinnen wil hij bijdragen aan de eenheid, legitimiteit
en kwaliteit van het openbaar bestuur en aan de rechtsbescherming van de burger.
De Grondwet en de Wet op de Raad van State vormen het wettelijk kader, waarbinnen de Raad van State zijn taken verricht. Het
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden vormt de grondslag voor zijn werkzaamheden
als Raad van State van het Koninkrijk (sinds 1954).
Per 1 september 2010 is de Wet op de Raad van State gewijzigd in verband met de herstructurering van de Raad.
Vóór 1 september 2010 oefende de Raad (ook wel Volle Raad genoemd) de (wetgevings)adviserende
taak zelf uit. Van oudsher was dit dé taak van de Raad.
Aan de Raad waren in het verleden twee Afdelingen opgehangen: de Afdeling voor de
geschillen van bestuur en de Afdeling rechtspraak; in 1994 samengevoegd tot de Afdeling
bestuursrechtspraak (zie § 2.3). De leden van de Raad werden staatsraad genoemd. Er
waren ook staatsraden in buitengewone dienst (i.b.d.), die voor maximaal 4/5 van een
volledige taak konden worden benoemd. De staatsraden i.b.d. waren belast met één taak,
aanvankelijk slechts met bestuursrechtspraak, maar sinds medio 2005 zijn er ook staatsraden
i.b.d. die alleen met de adviserende taak waren belast.
Bij de herstructurering per 1 september 2010 is de wetgevingsadviserende taak ondergebracht
in de Afdeling advisering. Daarmee oefent de Raad zelf deze taak niet meer uit. Ook
de nomenclatuur is op dat moment gewijzigd. Leden van de (grondwettelijke) Raad worden
nu leden genoemd. Daarnaast kent de wet staatsraden en staatsraden in buitengewone
dienst (i.b.d.). Staatsraden (i.b.d.) zijn geen lid van de Raad. Alle leden, staatsraden
en staatsraden i.b.d. zijn lid van één of beide Afdelingen.
De Afdeling advisering is onderverdeeld in vier secties die elk de advisering voorbereiden
van een aantal departementen.
2.2. Beleidsvoorbereiding en interne visievorming
Naast de bestuursrechtspraak en advisering over wetgeving acteert de Raad van State
op nog enkele andere terreinen. Een belangrijke taak speelt zich af op de achtergrond
en kan worden gevat onder de term ‘beleidsvoorbereiding en visievorming’. Hierbij
wordt rondom ‘grote thema’ s’ als Democratische Rechtsstaat, Grondwet, Toekomst van de Raad en Nederlandse Antillen en Aruba intern studie verricht, overleg
gevoerd, een programma van activiteiten ontplooid, enz. Dit alles ten behoeve van
een betere uitvoering van zijn primaire taken in heden en toekomst. Daarnaast – en
met hetzelfde oogmerk – wordt permanent onderzoek verricht op (aspecten binnen) de
verschillende hoofdtaakvelden die binnen de Raad van State worden onderscheiden.
2.3. Bestuursrechtspraak (vanaf 1994)
In 1994 trad de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking en kwamen de Wet Arob en de Tijdelijke wet Kroongeschillen te vervallen.
Het Kroonberoep werd geheel afgeschaft en de twee destijds rechtsprekende afdelingen
werden samengevoegd tot één nieuwe, de Afdeling bestuursrechtspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is de hoogste algemene bestuursrechter
in Nederland. Dat betekent dat, tenzij één van de andere hoge bestuursrechtelijke
colleges in de wet als bevoegde rechter is aangewezen, zij het hoogste rechterlijke
orgaan is dat een uitspraak kan doen over een geschil tussen burger en de overheid.
Als overheden onderling een geschil hebben (bijvoorbeeld een gemeente en een provincie),
doet de Afdeling bestuursrechtspraak hierover ook een uitspraak.
Een burger die het niet eens is met een beslissing van een gemeente, een provincie,
een waterschap of de centrale overheid kan in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State. Het betreft hier milieu- en ruimtelijke-ordeningszaken.
In een geschil over andere beslissingen en maatregelen (o.a. bouwzaken, subsidies,
kapvergunningen, vreemdelingenzaken) moet een burger eerst in beroep bij de rechtbank.
Na een uitspraak van de rechtbank kunnen de burger en het overheidsorgaan nog in hoger
beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Naast de ‘reguliere’ wijze van zaakbehandeling, komen de volgende ‘varianten’ voor:
-
− voorlopige voorziening / schorsing:
Om te voorkomen dat zich in de tijd tot de uitspraak op een hogerberoepschrift onherstelbare
gevolgen voordoen (in geval van ‘onverwijlde spoed’), kan gedurende de hogerberoepsprocedure
een verzoek worden gedaan de uitspraak van de rechtbank te schorsen. Een dergelijk
verzoek om voorlopige voorziening wordt ook schorsingszaak genoemd. Deze maakt dus
onderdeel uit van de hogerberoepzaak.
-
− behandeling buiten de formele rechtszitting:
Behandeling van de zaak op basis van de schriftelijk ingediende stukken. Er wordt
uitspraak gedaan zonder een rechtszitting (‘buiten zitting’).
-
− mediation:
‘Minnelijke schikking.’ De partijen komen er onder leiding van een bemiddelaar zelf
uit, zonder rechtelijke uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak is anno 2009 verdeeld in vier juridische Kamers, die
zich buigen over de verschillende onderwerpen: Ruimtelijke Ordening (Wet op de ruimtelijke ordening, Natuurbeschermingswet, Luchtvaartwet), Milieu (Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Kernenergiewet), Vreemdelingenzaken (Vreemdelingenwet) en Hoger Beroep (op verschillend gebied,
bijvoorbeeld bouwzaken, subsidies, vergunningen).
Voorbeelden van aansprekende (infrastructurele) zaken die bij de Raad van State aanhangig
zijn gemaakt, zijn beroepen tegen grote projecten als de aanleg van de Tweede Maasvlakte,
de Betuweroute, de Hoge-Snelheidslijn en van de vijfde landingsbaan op Schiphol. Op
ander gebied sprong in het oog de behandeling van de zaak inzake subsidiëring van
de politieke partij SGP (gelijkheidsbeginsel vs. klassieke vrijheidsrechten). Een
voorbeeld van een uitspraak in een geschil tussen overheden onderling is de uitspraak
in de zaak tussen de regering en onder meer de provincie Noord-Holland en enkele gemeenten
over het voeren van een incasso-kort geding tegen de IJslandse bank Landsbanki. Onlangs
heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak die was aangespannen door de
nabestaanden van de slachtoffers van de val van Srebrenica tegen de weigering door
de minister van Defensie om documenten van de Verenigde Naties over de vredesoperatie
in voormalig Joegoslavië openbaar te maken.
2.4. Bedrijfsvoering
Net als elke andere organisatie heeft de Raad van State ook een eigen bedrijfsvoering,
gericht op het eigen interne functioneren. In dit selectiedocument worden de zogenoemde
PIOFAH-bedrijfsvoeringsrubrieken gehanteerd: Personeel, Informatievoorziening, Financiën, Automatisering, Huisvesting en overig facilitair.
2.5. De rol van de Vice-President
De Vice-President van de Raad van State is naast hoofd van de organisatie en Vice-Voorzitter
van het College van de Raad van State ook in andere hoedanigheden actief. Zo speelt
hij een rol als adviseur van de Kroon (onder andere bij Kabinetsformaties). De neerslag
van het functioneren en de taken van de Vice-President bevindt zich in het archief
van de Raad van State, de neerslag van activiteiten die de Vice-President op persoonlijke
titel verricht, zijn te vinden in diens persoonlijk archief.
3. Selectielijsten voor de Raad van State
3.1. Overzicht bestaande selectielijsten
Deze selectielijst beoogt het geheel aan taken van de Raad van State te dekken die
nog niet in de andere lijsten zijn opgenomen. Deze selectielijst is dan ook te beschouwen
als een ‘verzamelselectiedocument’, dat verschillende taakvelden van de Raad van State
bestrijkt.
De voor de Raad van State reeds wettelijk vastgestelde en dus geldende selectielijsten
zijn:
RvS
|
Basisselectiedocument administratieve rechtsbescherming door de Raad van State 1940-1994
|
K.B. 21-02-97
|
Stcrt. 1997, 46
|
RvS
|
Selectielijst Raad van State inzake advisering over wet- en regelgeving in hoogste
en laatste instantie
|
12-9-03
|
Stcrt. 2003, 191
|
RvS
|
Selectielijst voor de handelingen van de Raad van State op het beleidsterrein Tijdelijke
waarneming van het Koninklijk gezag over de periode 1945-2000
|
16-03-06 (Koninklijk Besluit)
|
Stcrt. 2006, 75
|
RvS/NOM/KNO/KdK/AR
|
Selectielijst voor de handelingen van de Raad van State op het deelbeleidsterrein
van personeelszaken, t.w. het personeelsdossier over de periode vanaf 1945 (P-Direkt/
personeelsdossier)
|
21-07-2007 (Koninklijke Besluiten)
|
Stcrt. 2007, 225
Rectificatie RvS: Stcrt. 2007, 245
|
3.2. Aanvullende selectielijst
Het voorliggende selectiedocument vult dus de reeds bestaande lijsten aan. Hieronder
staat over elk van de onderdelen extra informatie.
Bestuursrechtspraak
Inhoudelijk
Het voorliggende basisselectiedocument is voor wat betreft het onderdeel ‘Bestuursrechtspraak’
in beginsel gestoeld op het eerstgenoemde basisselectiedocument. De invoering van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in 1994 als vervanger van de Wet Arob en de Tijdelijke wet Kroongeschillen
was in de selectielijst van 1997 nog niet verwerkt. ‘Administratief recht’ en ‘bestuursrecht’
worden ook wel als synoniemen gebruikt, waarbij de term ‘bestuursrecht’ tegenwoordig
de voorkeur heeft.
Voor meer contextinformatie over de (voor)geschiedenis wordt verwezen naar het RIO
Administratieve rechtsbescherming. Voorbeelden van belangwekkende zaken sinds 1994
zijn te vinden in paragraaf 2.3.
Opzet selectielijst
In de opzet van de voorliggende lijst is er ten opzichte van de oude lijst een aanzienlijke
vereenvoudiging en abstrahering doorgevoerd. De lijst van 1997 is een zeer gedetailleerd
uitgesplitste lijst van activiteiten. Deze zijn in de voorliggende lijst weer bij
elkaar gebracht tot een enkele bestuursrechthandeling. Zo wordt enerzijds aansluiting
op de praktijk van zaakbehandeling gezocht (alle facetten van één zaak ook onder één
handeling laten vallen) en wordt anderzijds ook weer meer recht gedaan aan de selectiemethodiek
gebaseerd op het procesgebonden handelen (het werkproces is ‘de behandeling van zaken’).
Een vertaalslag naar de praktijk zal op beheersniveau plaatsvinden: er is reeds een
lijst gemaakt van documenten die bij de behandeling van de zaken kunnen worden geproduceerd
en ontvangen, en ook zullen afspraken worden vastgelegd op het niveau van bijvoorbeeld
dossierindelingen.
Naast de verandering als hierboven aangegeven, keert deze nieuwe selectielijst terug
naar toepassing van de oorspronkelijke PIVOT-selectiecriteria. In het Basisselectiedocument
administratieve rechtsbescherming door de Raad van State 1940-1994 is in dit verband
al verwezen naar een advies van de Raad voor Cultuurbeheer (1995, 446) over waarderingen
van handelingen voor een (op dat moment) nog op te stellen selectielijst ‘Bestuursrechtspraak’.
Deze opmerkingen zijn algemeen van aard en betreffen met name het gebruik van alternatieve
selectiecriteria. Zie wat dit betreft ook paragraaf 1.4.
Algemene taken en bedrijfsvoering
Voor de ‘algemene taken’ en de ‘bedrijfsvoering’ wordt de grove periodisering vanaf
1945 gehanteerd. Voor deze onderdelen geldt immers niet dat ze een aanvulling/vervolg
zijn op een reeds eerder gepubliceerd selectiedocument.
6. Geraadpleegde personen
Beekman, P.S. – hoofd Communicatie
Boxtel, G.K.W.J. – directeur Bedrijfsondersteuning
Dongen, G.H. van – directeur Wetgeving (thans: Advisering)
Onselen, R.D. van – senior jurist
Slangen, A.R.F. – hoofd Personele en Financiële Zaken
Storm, J. – hoofd Interne en Externe Betrekkingen
Veenman, B. – adjunct-directeur Bestuursrechtspraak
Verhoef, A.F.J. – hoofd Bibliotheek en Archief
Visser, H.H.C. – directeur Bestuursrechtspraak (thans: Secretaris van Raad van State)
Wilt, J.G. de – adviseur begroting en financiën