Berekeningswijze aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters per mbo-instelling inzake
het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters in de studiejaren 2012–2013
tot en met 2014–2015
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Berekeningswijze voor het middelbaar beroepsonderwijs
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Voor het middelbaar beroepsonderwijs wordt het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters
in drie categorieën ingedeeld: mbo-niveau 1, mbo-niveau 2 en mbo-niveaus 3 en 4. Het
aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (tot 23 jaar) uit het vavo-onderwijs, niet
zijnde de Rutte-leerlingen, wordt wel geteld per mbo-instelling, maar dit aantal wordt
niet beoordeeld in het kader van de prestatiesubsidies. Het aantal nieuwe voortijdig
schoolverlaters uit het vavo telt wel mee in het landelijk gepresenteerde cijfer.
Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per categorie
per studiejaar in het middelbaar beroepsonderwijs wordt door de minister berekend
op basis van de volgende formule:
X = A – B – (C1+C2+C3+C4+C5+C6+C7+C8+C9+C10) – (D1+D2+D3+D4+D5)
Waarbij:
X = Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per categorie
per studiejaar (t) in het middelbaar beroepsonderwijs;
A = (ook wel startpopulatie genoemd) het aantal jongeren in de leeftijd tot 22 jaar
dat op de teldatum van het studiejaar (t) door de onderwijsinstelling als deelnemer
is ingeschreven per categorie in het middelbaar beroepsonderwijs en voor bekostiging
wordt meegeteld;
B = Het aantal jongeren onder A dat tijdens het studiejaar (t) is overleden of geëmigreerd
voor teldatum t + 1. Deze gegevens worden ontleend aan de gemeentelijke basisadministratie.
C = Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van het daaropvolgende studiejaar
(t + 1) nog een opleiding volgt of een vrijstelling van inschrijving heeft gekregen
op grond van de artikelen 5 en 15 van de Leerplichtwet. Het kan dezelfde of een andere (beroeps)opleiding betreffen aan dezelfde of een
andere bekostigde instelling dan wel vervolgonderwijs betreffen. C is de som van:
-
• C1: Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van het daaropvolgende studiejaar
t + 1 is ingeschreven als deelnemer in het middelbaar beroepsonderwijs en voor bekostiging
wordt meegeteld. Dit op basis van gegevens zoals geregistreerd in het basisregister;
-
• C2: het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van studiejaar t + 1 is ingeschreven
in het hoger onderwijs zoals geregistreerd in het Centraal register inschrijvingen
hoger onderwijs;
-
• C3: het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van studiejaar t + 1 als leerling
in het voortgezet onderwijs is ingeschreven zoals geregistreerd in het basisregister;
-
• C4: Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van studiejaar t + 1 als vavo-deelnemer
is ingeschreven zoals geregistreerd in het basisregister;
-
• C5: Het aantal jongeren onder A dat op teldatum van studiejaar t + 1 als leerling
in het niet-bekostigd voorgezet onderwijs is ingeschreven zoals geregistreerd in het
basisregister;
-
• C6: Het aantal jongeren onder A dat op teldatum van studiejaar t + 1 als deelnemer
in het niet-bekostigd middelbaar beroepsonderwijs is ingeschreven zoals geregistreerd
in het basisregister;
-
• C7: Het aantal jongeren onder A dat op teldatum van studiejaar t + 1 onder de vrijstellingen
van de artikelen 5 en 15 van de Leerplichtwet valt en als zodanig bevestigd door de leerplichtambtenaar in het register vrijstellingen
LPW;
-
• C8: Het aantal jongeren onder A dat op teldatum van studiejaar t + 1 geregistreerd
staat bij de Dienst Justitiële inrichtingen in het basisregister;
-
• C9: Het aantal jongeren onder A dat op teldatum van studiejaar t + 1 als deelnemer
aan de politieschook of defensieopleidingen is ingeschreven op basis van registers
van politie en defensie;
-
• C10: Het aantal jongeren onder A dat op teldatum van studiejaar t + 1 als leerling
in het (voortgezet) speciaal onderwijs of praktijkonderwijs is ingeschreven zoals
geregistreerd het basisregister;
D = Het aantal jongeren onder A dat een startkwalificatie heeft behaald. D is de som
van:
-
• D1: het aantal jongeren onder A dat gedurende studiejaar (t) een startkwalificatie
heeft behaald zoals geregistreerd in het basisregister;
-
• D2: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf 2004 tot aan studiejaar (t)
al een startkwalificatie heeft behaald in het middelbaar beroepsonderwijs zoals geregistreerd
in het basisregister. Het basisregister omvat een overzicht van behaalde mbo-diploma’s
vanaf kalenderjaar 2004. Eerder in het mbo behaalde diploma’s zijn niet in het basisregister
geregistreerd;
-
• D3: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf studiejaar 1998–1999 tot studiejaar
(t) voorafgaand aan de inschrijving op het middelbaar beroepsonderwijs of de vavo
een startkwalificatie heeft behaald zoals geregistreerd in het Examen resultaten register
of basisregister.
-
• D4: Het aantal jongeren onder A dat gedurende de eerste drie maanden na de teldatum
(t+1) een startkwalificatie heeft behaald zoals geregistreerd in het examenregister
(de zogenoemde verlate startkwalificatie);
-
• D5: Het aantal jongeren onder A dat op teldatum van studiejaar t + 1 een diploma van
een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, heeft behaald en geregistreerd staat als werkende in het register van het UWV.
Toelichting
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Met behulp van het basisregister wordt per categorie het aantal jongeren bepaald dat
aan het begin van een studiejaar bij een bekostigde mbo-instelling is ingeschreven
en aangemeld is voor bekostiging (aantal deelnemers tot 22 jaar op peildatum 1 oktober
jaar t). Deze groep wordt de startpopulatie genoemd. Vervolgens wordt van deze jongeren
nagegaan of bij aanvang van het daaropvolgend schooljaar (peildatum 1 oktober jaar
t+1) zij:
-
– nog steeds een opleiding volgen in het bekostigd of niet-bekostigd onderwijs;
-
– geen opleiding meer volgen maar wel inmiddels een startkwalificatie hebben behaald
of aan de voorwaarden (mbo-niveau 1 + baan) voldoen om als zodanig te worden aangemerkt;
-
– geen opleiding meer volgen, geen vrijstelling van inschrijving hebben gekregen, niet
overleden of geëmigreerd zijn en geen startkwalificatie hebben.
Deze laatste groep wordt beschouwd als het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters
van de betreffende school gedurende het schooljaar per categorie.
Deze vernieuwde berekeningsmethode behorende bij deze regeling wordt vanaf het voorjaar
van 2014 ook gebruikt om de Tweede Kamer te informeren over de resultaten van voortijdig
schoolverlaten.
Indien de jongere binnen het schooljaar gedurende korte tijd is uitgevallen maar ook
weer binnen korte tijd in een andere opleiding en/of op een andere onderwijsinstelling
is ingestroomd, wordt deze niet als nieuwe voortijdig schoolverlater gerekend van
de school waar de jongere bij aanvang van het schooljaar was ingeschreven. Immers
aan het begin van het nieuwe schooljaar volgt deze jongere weer onderwijs. Dit betekent
dat een onderwijsinstelling naast preventie van uitval ook belang heeft om er voor
te zorgen dat wanneer een jongere toch uitvalt deze jongere te helpen een andere opleiding
of onderwijsinstelling te vinden voor het volgende peilmoment op 1 oktober.