3.5.1. Herziening van te veel of ten onrechte gefactureerde btw
[Regeling vervallen per 18-12-2014]
Iedere ondernemer die op een factuur op enigerlei wijze melding maakt van btw die
hij anders dan op grond van artikel 37 van de wet niet verschuldigd is geworden, is die btw verschuldigd op het tijdstip waarop hij
de factuur uitreikt. De hier bedoelde verschuldigdheid van btw ontstaat onder meer
als een ondernemer ten onrechte/te veel btw heeft gefactureerd:
-
1. wegens toepassing van het verkeerde tarief;
-
2. bij een levering en/of dienst die is vrijgesteld;
-
3. bij de overgang van een geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen;
-
4. bij een levering of dienst waarbij de heffing van de btw is verlegd naar de afnemer
van de prestatie.
Volgens de wetsgeschiedenis strekt artikel 37 van de wet ertoe een voorziening te scheppen tegen een te grote aftrek in de volgende schakel
(Tweede Kamer, zitting 1967–1968, 9324 Memorie van Toelichting, blz. 38 l.k.).
Ook in het geval de ontvanger van de factuur geen recht heeft op aftrek van voorbelasting
is artikel 37 van de wet van toepassing) behalve als de afnemer een particulier is. Als op een factuur aan een particulier
‘omzetbelasting’ of ‘btw’ is vermeld, valt deze vermelding buiten het systeem van
de heffing van de btw. Artikel 37 is in dat geval niet van toepassing.
De uitsluitend op grond van artikel 37 van de wet verschuldigd geworden btw kan niet op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de wet in aftrek worden gebracht.
Zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de EU inzake Schmeink _ Cofreth-Manfred
Strobel kan de opsteller van de factuur de ten onrechte gefactureerde btw herzien als hij
het gevaar voor verlies van belastinginkomsten tijdig en volledig heeft uitgeschakeld.
Een herziening van ten onrechte gefactureerde btw houdt in dat de opsteller van de
factuur de op de aangifte voldane btw op verzoek kan terugkrijgen over het tijdvak
waarin de creditfactuur wordt uitgereikt. Het verzoek om teruggaaf kan achterwege
blijven als de debet- en creditnota in hetzelfde tijdvak zijn uitgereikt en als ook
overigens aan de voorwaarden is voldaan.
Een herziening door middel van teruggaaf kan alleen plaatsvinden als er bij de afnemer
geen aftrek heeft plaatsgevonden. Lidstaten mogen bepalen onder welke voorwaarden
de ten onrechte gefactureerde btw kan worden herzien. Deze voorwaarden luiden als
volgt:
a. correctie van de factuur
De Hoge Raad geeft in het Stadeco-arrest aan dat alleen dan de mogelijkheid bestaat om herstel van een onjuiste factuur te
verlangen op zodanige wijze dat de btw aan de afnemer wordt vergoed, als zonder die
vergoeding sprake is van een ongerechtvaardigde verrijking bij de opsteller van de
factuur.
De opsteller van de factuur:
-
– neemt de factuur terug, al dan niet tegen uitreiking van een nieuwe factuur die wel
voldoet aan de vereisten van artikel 35a van de wet of
-
– vult de factuur aan met een daadwerkelijk aan de ontvanger van de oorspronkelijke
factuur uit te reiken creditfactuur zodat beide facturen samen als een op de voorgeschreven
wijze opgemaakte factuur in de zin van artikel 35a van de wet kunnen worden beschouwd.
Het uitreiken van een herstelfactuur is nodig in alle gevallen waar een factureringsverplichting
geldt.
b. uitschakelen van het gevaar voor verlies van belastinginkomsten
Bij de herziening van ten onrechte of te veel gefactureerde btw moet de opsteller
van de factuur het gevaar voor verlies van belastinginkomsten tijdig en volledig uitschakelen.
Hij moet dat ook tegenover de inspecteur kunnen aantonen. Dat houdt in dat de opsteller
van de factuur:
-
– aantoont dat de ontvanger van de factuur de ten onrechte of teveel gefactureerde btw
niet in aftrek kan brengen of aantoont dat de ontvanger van de factuur ter zake geen
aftrek heeft gehad of
-
– aantoont dat de factuur door terugname niet is en niet meer kan worden gebruikt voor
het uitoefenen van het aftrekrecht of
-
– aantoont dat, wanneer de factuur wel is gebruikt voor het uitoefenen van het aftrekrecht,
de ontvanger van de factuur de ten onrechte of teveel gefactureerde btw op aangifte
heeft voldaan.
Als sprake is van een aan een ondernemer gerichte valse factuur zal de opsteller van
die factuur in het algemeen niet kunnen aantonen dat het gevaar voor verlies van belastinginkomsten
tijdig en volledig is uitgeschakeld. In een dergelijke situatie is nu eenmaal niet
uit te sluiten dat hij met behulp van de valse factuur langs een omweg betaling beoogt
te krijgen voor een prestatie die werd verricht voor een afnemer die geen aftrekrecht
heeft (HR 1 maart 2002, nr. 36 908, LJN:AD9704). Voor zover de ontvanger van de factuur
de ten onrechte afgetrokken btw niet heeft terugbetaald, is in zoverre niet voldaan
aan de voorwaarde dat het gevaar voor verlies van belastinginkomsten is uitgeschakeld.
In een dergelijk geval kan slechts voor het bedrag van de terugbetaalde btw teruggaaf
worden verleend.