Reglement erkenning onderwijsleerbedrijf (OLB) Mobiliteitsbranche

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-03-2016.
Geldend van 01-08-2012 t/m heden

Reglement erkenning onderwijsleerbedrijf (OLB) Mobiliteitsbranche

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • Bedrijf of organisatie

    Een bedrijf dat onderdeel is van het reguliere, economische en/of maatschappelijk stelsel en ingeschreven is in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.

  • Beroepspraktijk

    Bedrijfsprocessen en omstandigheden binnen een bedrijf of organisatie, die de context vormen waarin beroepsidentificatie mogelijk is.

  • Beroepspraktijkvorming (BPV)

    Verwerving in de beroepspraktijk van de kennis, de houding en de vaardigheden die eigen zijn aan de gekwalificeerde uitoefening van een beroep.

  • Competenties

    Ontwikkelbare en leerbare vermogens die nodig zijn om in beroepssituaties op een juiste en professionele wijze te kunnen handelen.

  • Kenniscentrum

    Het bestuur van de stichting Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven BeVAM zoals bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).

  • Leerbedrijf

    Een bedrijf dat onderdeel is van het reguliere, economische en/of maatschappelijk stelsel en die op grond van dit reglement bevoegd is om de beroeps-praktijkvorming te verzorgen. Detacherings- en of uitzendorganisaties zijn hiervan in beginsel uitgesloten, tenzij zij voldoen aan de door het kenniscentrum gestelde voorwaarden.

  • Onderwijsdeelnemer

    MBO-leerling.

  • Onderwijsinstelling

    HBO of MBO.

  • Onderwijsleerbedrijf (OLB)

    Het onderwijsleerbedrijf is een opleidingsconcept speciaal ontwikkeld om BOL-leerlingen vanuit het onderwijs beter voor te bereiden op de dagelijkse praktijk in een autobedrijf. Het OLB is een simulatieomgeving, compleet met een professionele receptie en een goed geoutilleerde, modern ingerichte werkplaats. De receptie en werkplaats worden door een professionele werkplaatschef aangestuurd. Leerlingen doen werkervaring op in een realistische praktijksituatie. De werkplaats wordt voorzien van opdrachten door het regionale bedrijfsleven. Maximaal 25% van de BPV tijd van de onderwijsdeelnemer mag worden uitgevoerd in het onderwijsleerbedrijf

  • Praktijkopleider / leermeester

    Een door het leerbedrijf aangewezen persoon, die belast is met de in artikel 7.2.8 derde lid WEB, bedoelde begeleiding van deelnemers mbo binnen het bedrijf of de organisatie.

Artikel 2. Doel

Uitsluitend regionale opleidingscentra die voldoen aan de bepalingen in dit reglement en die door het kenniscentrum als zodanig erkend zijn, zijn bevoegd om op te treden als onderwijs-leerbedrijf en daarmee de beroepspraktijkvorming te verzorgen.

Artikel 3. Verzoek tot erkenning

  • 1 Met inachtneming van de bepalingen in dit reglement kan de erkenning uitsluitend worden afgegeven op verzoek van het onderwijsleerbedrijf die de beroepspraktijkvorming wil verzorgen.

  • 2 De aanvraag heeft betrekking op één of meerdere kwalificaties of delen daarvan.

  • 3 Een aanvraag wordt in behandeling genomen indien het een eerste aanvraag betreft of indien er tussen een eerdere aanvraag en de nieuwe aanvraag tenminste zes maanden verstreken zijn.

  • 4 Het kenniscentrum verlangt dat het verzoek tot erkenning via de website of schriftelijk via een opleidingsadviseur van het kenniscentrum wordt gedaan.

Artikel 4. Beoordeling van het verzoek

  • 1 Het kenniscentrum verleent de erkenning indien naar zijn oordeel aan de in artikel 5 genoemde voorwaarden is voldaan.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan het kenniscentrum om zwaarwegende redenen besluiten om de erkenning niet te verlenen.

  • 3 Aan de beoordeling van de aanvraag is het onderwijsleerbedrijf verplicht zijn medewerking te verlenen.

Artikel 5. Voorwaarden voor erkenning

Het onderwijsleerbedrijf wordt geacht:

  • 1. Een goede en (sociaal) veilige leerplaats conform de Arbo-wet te zijn en werkzaamheden, die behoren tot de kerntaken en werkprocessen van het beroep waarvoor de onderwijsdeelnemer wordt opgeleid, in een zo reëel mogelijke arbeidssituatie aan te bieden. De activiteiten die door BOL leerlingen (niveau 2 en 4) worden uitgevoerd, vormen een voorbereiding op de uitvoering van stages in echte (authentieke) leerbedrijven.

  • 2. Aantoonbaar voldoende en deskundige begeleiding te bieden gericht op de deelnemer door een gecertificeerde praktijkopleider. Het competentieprofiel voor de praktijkopleider wordt hierbij als maatstaf genomen en is opgenomen in bijlage 2.

  • 3. Bereid te zijn tot overleg met het kenniscentrum.

  • 4. Over een gesloten werkplaats te beschikken waar alleen activiteiten van het OLB worden uitgevoerd. Dat wil zeggen dat het niet gedeeld wordt met praktijkruimtes van het ROC.

  • 5. Maximaal 25% van de BPV tijd door een onderwijsdeelnemer uit te laten voeren in het OLB, de resterende BPV tijd wordt uitgevoerd in een (authentiek) leerbedrijf. Onderwijsinstellingen kunnen aantonen dat niet meer dan de afgesproken 25% van de BPV tijd door een deelnemer is uitgevoerd in het OLB.

  • 6. Medewerking te verlenen aan een jaarlijks kwaliteitsbezoek door een vertegenwoordiger van het kenniscentrum.

  • 7. Aantoonbare competenties te laten zien om in aanmerking te komen voor een vrijstellingsregeling voor praktijkopleiders.

  • 8. Deel te nemen aan deskundigheidsbevordering activiteiten voor praktijkopleiders.

  • 9. Aantoonbare actieve samenwerking met het lokale bedrijfsleven. De samenwerking moet tot doel hebben het onderwijsleerbedrijf te voorzien van reële werkplaatsopdrachten welke de dagelijkse praktijk weerspiegelen van een regulier bedrijf.

De eisen die aan een leerplaats in een onderwijsleerbedrijf en aan de begeleiding worden gesteld kunnen afhankelijk zijn van de bijzondere eisen per kwalificatie waarvoor de erkenning wordt verleend.

Artikel 6. Verlenen van de erkenning

  • 1 Uiterlijk tien werkdagen na dagtekening van het verzoek als bedoeld in artikel 3 lid 1 beslist het kenniscentrum over de verlening van de erkenning. Overschrijding van deze termijn is in uitzonderlijke gevallen toegestaan, en dient in de beslissing te worden gemotiveerd.

  • 2 De erkenning wordt verleend voor één of meerdere kwalificaties of delen daarvan of wordt verleend voor één of meerdere certificeerbare eenheden in geval van onderwijs kwalificatiedossiers gebaseerd op eindtermen.

  • 3 De erkenning kent een standaard geldigheidsduur van twee jaar. De erkenning wordt verleend aan één onderwijsleerbedrijf.

  • 4 Aan de erkenning kunnen een aantal voorwaarden gesteld worden die vastgelegd worden in een kwaliteitsplan.

  • 5 Van de beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt het bedrijf of de organisatie schriftelijk binnen 20 werkdagen na dagtekening van het verzoek tot erkenning in kennis gesteld. Indien de erkenning niet wordt verleend worden de redenen vermeld.

Artikel 7. Verlengen van de erkenning

  • 1 Na het verstrijken van de in artikel 6 lid 3 genoemde periode, wordt de erkenning voor dezelfde duur door het kenniscentrum verlengd, mits in de verstreken periode de daadwerkelijke invulling van BPV plaatsen met deelnemers daartoe aanleiding geeft. Artikel 4 is hierbij van toepassing.

  • 2 Indien de leermeester heeft aangetoond (middels een ervaringscertificaat) dat hij zijn deskundigheid als leermeester heeft onderhouden.

  • 3 Het onderwijsleerbedrijf wordt op de hoogte gebracht van de beslissing omtrent het verlengen van de erkenning. Indien de verlenging geweigerd wordt, wordt het onderwijsleerbedrijf schriftelijk onder opgave van redenen van deze beslissing op de hoogte gebracht.

  • 4 Indien het kenniscentrum niet binnen drie maanden na het verstrijken van de in artikel 6 lid 3 genoemde termijn de beslissing over het verlengen aan het leerbedrijf heeft kenbaar gemaakt, kan de erkenning geacht worden te zijn verlengd voor de periode van twee jaar.

Artikel 8. Intrekken van de erkenning

De erkenning wordt ingetrokken indien:

  • 1. niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 5, die aan het besluit tot erkenning ten grondslag hebben gelegen.

  • 2. omstandigheden optreden waardoor de persoonlijke belangen van een onderwijs-deelnemer worden geschaad, waaronder in elk geval maar niet uitsluitend begrepen: omstandigheden waarbij sprake is van (seksuele) intimidatie, discriminatie, agressie en/of geweld en omstandigheden waarbij arbeid -, gezondheid -, milieu - en veiligheidsrisico’s optreden.

  • 3. andere zwaar wegende omstandigheden optreden, waardoor de erkenning in redelijkheid niet kan worden gehandhaafd.

Van intrekking van de erkenning wordt het onderwijsleerbedrijf schriftelijk onder opgave van redenen door het kenniscentrum op de hoogte gebracht.

Artikel 9. Dienstverlening

Het kenniscentrum brengt het onderwijsleerbedrijf in kaart (0-meting). Met het onderwijsleerbedrijf worden afspraken gemaakt hoe het zich verder kan ontwikkelen als onderwijsleerbedrijf of hoe het de kwaliteit op peil kan houden. In de jaarlijkse kwaliteitsbezoeken wordt bekeken welke acties zijn ondernomen door het onderwijsleerbedrijf.

Artikel 10. Bezwaar

  • 1 Indien de erkenning geweigerd, ingetrokken of niet verlengd wordt, voor een of meerdere (deel)kwalificaties, kan het tegen de beslissing als bedoeld in de artikelen 6 lid 1, 7 lid 2 en 8 lid 1 binnen 6 weken na dagtekening van de beslissing bezwaar maken bij het kenniscentrum. Op de bezwaarprocedure is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (hoofdstuk 6).

  • 2 Het bezwaarschrift bevat in elk geval de voorwaarden die in bijlage 4 genoemd zijn.

  • 3 Indien het bezwaarschrift wordt ingediend nadat de in de bijlage 4 vermelde termijn is verstreken, wordt het geacht tijdig te zijn ontvangen indien het bedrijf aannemelijk maakt dat het is ingediend zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Het bestuur van het kenniscentrum neemt hierover een gemotiveerd besluit en stelt het bedrijf hiervan in kennis.

Artikel 11. Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het kenniscentrum.