Als er sprake is van een strafbaar feit zal de keuze voor de inzet van het strafrecht
plaatsvinden op grond van een aantal overwegingen. Naast de hoogte van het (fiscaal)
nadeel is hierbij een aantal andere aspecten van belang. In het voorgaande zijn deze
aspecten genoemd in verband met de aanmelding en selectie van zaken alsmede in verband
met de wijze van afdoening.
Er zijn geen algemene uitspraken te doen over het onderlinge gewicht dat aan de diverse
aspecten moet worden toegekend. Daarnaast kan er sprake zijn van onderlinge verschillen
bij de toerekening van een bepaald aspect aan een zaak. Tussen ‘voorbeeldfunctie’
van bijvoorbeeld een eilandbestuurder en een ambtenaar zit verschil. Samenloop met
oplichting van $ 50.000 moet anders worden gewogen en beoordeeld dan samenloop in
verband met de aanwezigheid van één valse factuur in de boekhouding.
Status verdachte/voorbeeldfunctie
Hiermee wordt gedoeld op situaties waarin verdachte een maatschappelijk aansprekende/bekende
persoon is. Verder zou gedacht kunnen worden aan personen die een openbaar ambt bekleden
(bijvoorbeeld gedeputeerden of politieke vertegenwoordigers) of aan personen (bijvoorbeeld
rechters, advocaten, adviseurs, notarissen, bankiers, effectenhandelaars) die beroepsmatig
invloed hebben op het handelen van derden of op de financiële integriteit van geldstromen.
Er dient een relatie te zijn tussen de status en het gepleegde strafbare feit. Als
sprake is van samenloop tussen de aspecten ‘status verdachte’ als adviseur en ‘medewerking
adviseur’ dan kan slechts één aspect worden meegewogen
Recidive
Er is sprake van recidive indien de verdachte binnen het Koninkrijk der Nederlanden
reeds eerder in de afgelopen vijf jaar wegens een fiscaal, toeslagen- of douanedelict,
dan wel een financieel (niet-belastingdienst gerelateerd) delict is veroordeeld, aan
hem ter zake van een dergelijk delict een strafbeschikking is opgelegd die daadwerkelijk
is geëffectueerd of hij een vergrijpboete heeft gekregen. Het gaat daarbij om de tijd
tussen het onherroepelijk worden van de sanctie en de vermoedelijke datum van het
plegen van het nieuwe strafbare feit.
Verhaal onmogelijk
Het opleggen van een bestuurlijke boete is geen adequaat alternatief voor het strafrecht
indien deze boete, anders dan door verjaring, niet geïnd kan worden. Dit aspect moet
daarom meewegen bij de beslissing of een zaak strafrechtelijk aangepakt moet worden.
Strafrechtelijke aanpak zal vooral geïndiceerd zijn bij een verdachte die zich heeft
ingespannen om verhaal onmogelijk te maken.
Combinatie met niet-fiscale delicten
Vanuit de gedachte dat de rechtsorde meer zal zijn geschokt indien naast fiscale fraude
ook andere delicten zijn gepleegd, wordt de combinatie van fiscale, economische en
commune delicten meegewogen bij de beoordeling of een zaak strafrechtelijk dient te
worden aangepakt. Hierbij wordt gedacht aan een breed scala van economische en commune
delicten, die de wetgever strafbaar heeft gesteld ten einde bepaalde andere rechtsbelangen
te beschermen. Voorbeelden zijn de delicten die betrekking hebben op steekpenningen,
omkoping, faillissementsfraude, verduistering, onttrekking aan het beslag, bedreiging
personen/ambtenaren, handel in drugs, valsheid in geschrifte, deelneming aan een criminele
organisatie, witwassen, etc.
Er is géén sprake van combinatie van een fiscaal delict met valsheid in geschriften
als er valse facturen ten behoeve van de aangifte worden overgelegd. Maar wél als
er bij boekencontrole valse bescheiden in de administratie worden aangetroffen die
niet instrumenteel zijn geweest voor het fiscale delict.
Medewerking adviseur, deskundige derde of douane-expediteur
Het gaat hier om een situatie waarin het vertrouwen van de overheid wordt misbruikt,
bijvoorbeeld bij misbruik van aan adviseurs en douane-expediteurs toegekende faciliteiten.
De BCN moet onderbouwen op grond van welke aanwijzingen hij van mening is dat de adviseur,
deskundige derde of douane-expediteur van de fraude op de hoogte was én daar zijn
medewerking aan heeft verleend. Als sprake is van samenloop tussen de aspecten ‘status
verdachte’ als adviseur en ‘medewerking adviseur’ dan kan slechts één aspect worden
meegewogen.
Gedragingen die niet bestuurlijk beboet kunnen worden (anders dan door verjaring)
Fiscale fraude kan in het merendeel van de gevallen met een bestuurlijke boete worden
bestraft. Dit geldt echter niet voor het gros van de douanezaken. In dergelijke gevallen
zal dus eerder moeten worden gekozen voor een strafrechtelijke afhandeling. Dat is
ook het geval wanneer een verdachte niet met een bestuurlijke boete kan worden gestraft
terwijl het wel wenselijk is om deze verdachte een sanctie op te leggen.
Evenwichtige rechtshandhaving
Strafrechtelijk optreden kan wenselijk zijn om de gestelde norm te handhaven of om
een norm te bevestigen. Met een evenwichtige rechtshandhaving wordt gedoeld op rechtshandhaving
in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende
te beschermen rechtsbelangen. Te denken valt aan gevaar voor de volksgezondheid, of
veiligheid of aantasting van de integriteit van het financiële verkeer. Verder kan
hierbij ook worden gedacht aan de mate waarin onschuldige of naïeve burgers worden
geschaad (piramidespelen, uitbuiting van werknemers). Ook zal van dit aspect sprake
zijn als de fraude ertoe leidt dat verdachte een concurrentievoordeel behaalt ten
opzichte van fiscaal integere personen of de fraude een olievlekwerking binnen een
branche heeft. Hierbij wordt ook rekening gehouden met het belang van de openbaarheid.
In sommige gevallen moet in het openbaar verantwoording worden afgelegd van gepleegde
strafbare feiten.
Waarheidsvinding
Het kan voorkomen dat de bij de controle vastgestelde feiten en omstandigheden, die
op zich een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit opleveren, nog onvoldoende
grond opleveren voor bestuurlijke afdoening. In dat geval is het mogelijk, met het
oog op een wenselijk geachte strafrechtelijke waarheidsvinding, met toepassing van
opsporingsbevoegdheden nader strafrechtelijk onderzoek te verrichten naar die feiten
en omstandigheden.
Slagvaardigheid
In sommige categorie II-zaken is het te voorzien dat een strafrechtelijk onderzoek
dermate lang zal duren, dat het in het kader van een evenwichtige rechtsbedeling beter
is een bestuurlijke boete op te leggen. Verder zal handhaving door middel van een
bestuurlijke boete een adequate wijze van sanctioneren zijn als de verdachte een rechtspersoon
is die over voldoende middelen beschikt om een dergelijke sanctie te voldoen. Gelet
op het belang van openbaarheid van een strafrechtelijke vervolging alsmede de rechtsgelijkheid
zal een dergelijke beslissing altijd worden gemotiveerd.