Regeling sturing van en toezicht op het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 17-10-2013 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 5 december 2012, IENM/BSK-2012/241273, houdende vaststelling regels in verband met de implementatie van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de sturing van en het toezicht op het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (Regeling sturing van en toezicht op het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen)

§ 2. Directie en raad van toezicht van het CBR

Artikel 2. Ontstentenis directie

Het CBR informeert de minister onverwijld over de ontstentenis van een lid van de directie met het oog op de conform artikel 4ad, derde lid, van de wet te treffen voorziening.

Artikel 3. Rol raad van toezicht

De raad van toezicht oefent onafhankelijk van directie en minister toezicht uit. De raad van toezicht heeft een interne toezichtfunctie en is daarbij gericht op het beleid van de directie en op de algemene gang van zaken in het CBR. De raad van toezicht richt zich bij de vervulling van de taak naar het belang van het CBR en weegt daartoe de in aanmerking komende belangen van de bij het CBR betrokkenen af.

§ 3. Financieel toezicht

Artikel 4. Begroting

Het CBR zendt jaarlijks voor 1 oktober de begroting voor het daaropvolgende jaar aan de minister.

Artikel 5. Financieel meerjarenbeleidsplan

  • 1 Het aan de minister voor te leggen financieel meerjarenbeleidsplan omvat de periode van het laatst afgesloten boekjaar, het lopende jaar, het komende begrotingsjaar en de vier volgende jaren.

  • 2 In het financieel meerjarenbeleidsplan komen ten aanzien van het laatst afgesloten boekjaar, het lopende jaar en de volgende vijf jaar aan de orde:

    • a. de interne en externe ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de door het CBR gelegde en te leggen beleidsaccenten in termen van strategie, doelstellingen en resultaten;

    • b. veranderingen in de werkwijze van het CBR voor zover deze politiek relevant worden geacht of financieel van substantiële omvang zijn;

    • c. markt- en nevenactiviteiten;

    • d. de toelichting op de investeringen;

    • e. zwaarwegende technische en juridische aspecten die van invloed kunnen zijn op wet- en regelgeving;

    • f. zwaarwegende veranderingen in het beleid ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van het personeel;

    • g. de stand van zaken rond de informatiebeveiliging en, indien aan de orde, de verbeteringsmaatregelen, alsmede belangrijke wijzigingen in het informatiebeveiligingsbeleid;

    • h. de ontwikkelingen van de kosten, opbrengsten en tarieven per taakcluster;

    • i. de meerjarencijfers voor de vier jaren na het eerstvolgende begrotingsjaar omtrent de geraamde totale omzet en de totale kosten alsmede de verwachte positie van het eigen en vreemd vermogen;

    • j. wijzigingen ten opzichte van aannames en uitgangspunten in het vorige financieel meerjarenbeleidsplan;

    • k. de hoogte van de na te streven efficiency en de te behalen besparingen.

Artikel 6. Aandachtspunten voor de accountantscontrole

  • 1 De aandachtspunten voor de accountantscontrole zijn uitgewerkt in de bijlage bij deze regeling.

  • 2 De minister informeert het CBR over het voornemen een review van de accountantscontrole te laten uitvoeren door de accountantsdienst van het Rijk. Het besluit tot het uitvoeren van een review van de accountantscontrole wordt vergezeld van een toelichting waaruit de aanleiding blijkt, alsmede de procedure die zal worden gevolgd en de informatie die het CBR ten behoeve van dit onderzoek beschikbaar dient te stellen.

  • 3 Bij de aanwijzing van de accountant, bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de Kaderwet, bedingt het CBR dat de controles en de verklaringen daarover mede betreffen:

    • a. een toereikende scheiding tussen de baten en lasten casu quo ontvangsten en uitgaven uit de bij of krachtens de wet aan het CBR opgedragen taken dan wel andere activiteiten;

    • b. de juiste en volledige hantering van de vastgestelde tarieven;

    • c. dat de tarieven zijn berekend op basis van het vastgestelde kostprijscalculatiemodel.

Artikel 7. Invulling van artikel 4aj, derde lid, van de wet juncto artikel 32 van de Kaderwet

  • 1 Het CBR behoeft de voorafgaande instemming van de minister voor:

    • a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen waarvan de waarde een bedrag van 2 miljoen euro overschrijdt;

    • c. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen waarvan de waarde een bedrag van 2 miljoen euro overschrijdt;

    • d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot huur, verhuur of pacht van registergoederen waarvan de huur of pacht een bedrag van jaarlijks 2 miljoen euro overschrijdt;

    • e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening indien deze afzonderlijk dan wel alle kredietovereenkomsten en overeenkomsten van geldleningen gezamenlijk een bedrag van 2 miljoen euro overschrijden;

    • f. het aangaan van overeenkomsten waarbij het CBR zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij het CBR zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g. het vormen van andere fondsen en reserveringen dan de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 33 van de Kaderwet;

    • h. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

  • 2 Het CBR legt een voorgenomen beslissing als bedoeld in het eerste lid niet voor dan nadat de raad van toezicht heeft verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen te hebben. Het CBR behoeft de voorafgaande instemming van de raad van toezicht voor het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening, indien deze een bedrag afzonderlijk dan wel alle kredietovereenkomsten en overeenkomsten van geldleningen gezamenlijk van 1 miljoen euro overschrijden.

  • 3 Voor zover de in het eerste lid genoemde voornemens zijn opgenomen in de begroting, bedoeld in artikel 26 van de Kaderwet, hoeven deze niet afzonderlijk ter instemming aan de minister te worden voorgelegd.

§ 4. Informatie-uitwisseling

Artikel 8. Jaarrekening

Bij de inrichting van de jaarrekening wordt onderscheid gemaakt tussen de baten en lasten, alsook tussen de ontvangsten en uitgaven uit de bij of krachtens de wet aan het CBR opgedragen taken dan wel uit andere activiteiten.

Artikel 9. Jaarverslag

  • 2 Uit het jaarverslag valt af te leiden op welke wijze de realisatie in het boekjaar overeenkomt met dan wel afwijkt van de begroting en het tarievenvoorstel.

  • 3 Het jaarverslag is voorzien van:

    • a. een verslag van de directie;

    • b. een verslag van de raad van toezicht;

    • c. een in-control-statement van de directie.

  • 4 Bij de aanbieding van het jaarverslag aan de minister informeert het CBR de minister over:

    • a. de toepassing van de arbeidsvoorwaarden van het personeel;

    • b. de gemiddelde loonsom per werknemer over het desbetreffende boekjaar;

    • c. het aantal ingediende schadeclaims, onderverdeeld naar taak, en de resultaten daarvan.

Artikel 10. Toepassing internationale wet- en regelgeving

Het CBR informeert de minister ten minste één maal per jaar over de wijze waarop het CBR van toepassing zijnde of wordende internationale wet- en regelgeving toepast en uitvoert respectievelijk gaat toepassen en uitvoeren.

Artikel 11. Uitvoeringstoets CBR

  • 1 De minister legt de volgende voornemens tijdig aan het CBR voor met het oog op een uitvoeringstoets:

    • a. voor het functioneren van het CBR relevante beleidsvoornemens;

    • b. voorgenomen wet- en regelgeving;

    • c. overige voornemens tot het opdragen van taken of het stellen van regels met betrekking tot de uitoefening van de taken bij of krachtens een wet waarvoor hij eerste verantwoordelijke is;

    • d. voornemens tot het stellen van beleidsregels in de zin van artikel 21 Kaderwet.

  • 2 De minister reageert op de door het CBR toegezonden rapportage en geeft daarbij in ieder geval aan hoe de rapportage in de besluitvorming is of zal worden betrokken.

  • 3 Indien de minister nalaat tijdig te verzoeken om een uitvoeringstoets, kan het CBR een uitvoeringstoets uit eigen beweging uitvoeren.

  • 4 Indien in de loop van het besluitvormingsproces het aan het CBR voorgelegde voornemen op voor het CBR relevante punten wordt gewijzigd, legt de minister de wijzigingen ten behoeve van een finale uitvoeringstoets voor aan het CBR.

Artikel 12. Uitvoeringsevaluaties

  • 1 Het CBR evalueert op een daartoe door de minister gedaan verzoek of uit eigen beweging de uitvoering van nieuw of bijgesteld beleid dan wel nieuwe of bijgestelde wet- en regelgeving.

  • 2 Bij het verzoek formuleert de minister de door het CBR te beantwoorden vragen en wordt de termijn bepaald waarbinnen de rapportage gereed dient te zijn.

  • 3 De minister reageert op de door het CBR toegezonden rapportage en geeft daarbij in ieder geval aan hoe de rapportage in de besluitvorming is of zal worden betrokken.

Artikel 13. ICT-projecten

Het CBR verschaft de minister structureel informatie over lopende dan wel in voorbereiding zijnde ICT-projecten waarover aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt gerapporteerd.

Artikel 16. Onderzoek door derden ten behoeve van toezicht

Indien de minister na overleg met het CBR een derde aanwijst om in het kader van het toezicht op het functioneren van het CBR onderzoek te doen naar een door de minister te bepalen onderdeel van het CBR of van de taakuitoefening door het CBR, verstrekt het CBR aan deze derde op de door de derde te bepalen wijze de ter zake van het onderzoek gevraagde informatie voor zover dit niet beperkt is door de wet of contract.

Artikel 17. Informatieverstrekking van de minister aan het CBR

De minister verstrekt het CBR informatie met betrekking tot:

  • a. aanschrijvingen;

  • b. politieke aangelegenheden en de meningsvorming door de minister of de Staten-Generaal met betrekking tot het CBR en de toekomst van het CBR,

  • c. (inter)nationaal overleg;

  • d. (ontwikkeling van) rechtstreeks werkende EG-regelgeving;

  • e. overleg met andere departementen en resultaten daarvan;

  • f. klachten over het functioneren van het CBR.

Artikel 18. Instemmingstoets minister

  • 1 Het CBR legt tot hem gerichte voorstellen tot taakopdracht door een ander bestuursorgaan tijdig voor aan de minister met het oog op het verkrijgen van diens instemming.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op voornemens van het CBR tot het verrichten van markt- en nevenactiviteiten, die nog niet bij of krachtens wet of bij een eerder besluit van de minister zijn toegestaan.

§ 5. Overige bepalingen

Artikel 20. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling sturing van en toezicht op het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.

Artikel 21. Overgangsrecht

  • 1 Op de jaarstukken 2012 worden de artikelen 6, 8 en 9 niet toegepast voor zover deze bepalingen afwijken van de eerdere met het CBR gemaakte afspraken en het CBR heeft aangegeven voor de jaarstukken 2012 niet te kunnen voldoen aan de onderhavige regeling.

  • 2 Indien het CBR heeft aangegeven voor de jaarstukken 2012 niet te kunnen voldoen aan de onderhavige regeling, geldt voor de jaarstukken 2012de overeenkomst inzake het controleprotocol tussen de Staat der Nederlanden en de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen d.d. 20 juni 2003.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Bijlage bij artikel 6 van de Regeling sturing van en toezicht op het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

Aandachtspunten voor de accountantscontrole

De volgende elementen zijn aandachtspunten voor de accountantscontrole:

1. Rechtmatigheid

  • a. controle van de rechtmatigheid van de bestedingen en inning van de middelen door het CBR. Rechtmatigheid houdt in dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in de jaarrekening wordt verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

  • b. voor de verstrekking van de verklaring over de rechtmatigheid conform artikel 35, derde lid, van de Kaderwet en de kwalificatie van die verklaring gelden ten aanzien van de in de jaarrekening opgenomen financiële stromen en saldi inzake de publieke middelen de volgende tolerantiegrenzen:

     

    Goedkeurende verklaring

    Verklaring met beperking

    Verklaring van oordeelonthouding

    Afkeurende verklaring

    Fouten in de jaarrekening

    Kleiner dan of gelijk aan 1%

    Tussen 1% en 3%

    n.v.t.

    Gelijk aan of meer dan 3%

    Onzekerheden in de controle

    Kleiner dan of gelijk aan 3%

    Tussen 3% en 10%

    Gelijk aan of meer dan 10%

    N.v.t.

2. Tarieven

  • a. controle van de juiste en volledige hantering van de door de minister vastgestelde tarieven;

  • b. beoordeling of kosten en opbrengsten per taakcluster in de administratie zijn toegerekend op basis van het vastgestelde kostprijsmodel. Dit omvat het mogelijk voorkomen van kruissubsidiëring tussen de taakclusters.

3. Niet-financiële informatie

  • a. beoordeling van de consistentie en de controleerbaarheid van het totstandkomingsproces van de in de jaarverantwoording opgenomen niet-financiële informatie.

4. In-control-statement

  • a. beoordeling van de consistentie en de controleerbaarheid van het totstandkomingsproces van de in de jaarverantwoording opgenomen in-control-statement, waaronder de verenigbaarheid daarvan met de jaarrekening én de uitkomsten van de controlewerkzaamheden op de jaarrekening (NBA praktijkstandaard 1109).

5. Informatiebeveiliging