Richtlijn voor strafvordering en feitomschrijvingen luchtvaartwetgeving

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Geraadpleegd op 04-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-01-2014.
Geldend van 01-05-2013 t/m heden

Richtlijn voor strafvordering en feitomschrijvingen luchtvaartwetgeving

Achtergrond

In de onderhavige richtlijn voor strafvordering wordt gebruik gemaakt van het Polaris-puntensysteem, zoals beschreven in de Aanwijzing Kader voor strafvordering. Voor de waarde van één sanctiepunt wordt verwezen naar genoemde aanwijzing.

Samenvatting

Deze richtlijn heeft uitsluitend betrekking op feiten, die niet voor een bestuursrechtelijke afdoening in aanmerking komen, dan wel waarbij verwacht mag worden dat het bestuursrechtelijke optreden niet het gewenste resultaat zal opleveren.

De feitgecodeerde strafbare feiten in deze richtlijn kunnen in principe door middel van een OM-transactie worden afgedaan. In de praktijk geeft de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid uitvoering aan de opsporing van de in deze richtlijn genoemde feitgecodeerde strafbare feiten. De landelijk coördinerend luchtvaartofficier van justitie van het parket Haarlem, nevenvestiging Schiphol, is verantwoordelijk voor de coördinatie van de vervolging van luchtvaartzaken.

Definities

  • luchtvaartongeval: elk voorval dat samenhangt met het gebruik van een luchtvaartuig en plaatsvindt tussen het tijdstip waarop een persoon zich aan boord begeeft met het voornemen een vlucht uit te voeren en het tijdstip waarop alle personen die zich met dit voornemen aan boord hebben begeven, zijn uitgestapt, en waarbij:

    • 1°. een persoon dodelijk of ernstig gewond raakt als gevolg van het zich in het luchtvaartuig bevinden, direct contact met een onderdeel van het luchtvaartuig, inclusief de onderdelen die van het luchtvaartuig zijn losgeraakt of directe blootstelling aan de uitlaatstroom van de reactoren, behalve wanneer de letsels een natuurlijke oorzaak hebben, door de persoon zelf of door anderen zijn toegebracht, of wanneer de letsels verstekelingen treffen die zich buiten de normale voor passagiers en het personeel bedoelde ruimten ophouden, of

    • 2°. het luchtvaartuig schade of een structureel defect oploopt, waardoor afbreuk wordt gedaan aan zijn soliditeit, prestaties of vluchtkenmerken en die normaliter ingrijpende herstelwerkzaamheden of vervanging van het getroffen onderdeel noodzakelijk zouden maken, behalve wanneer het gaat om motorstoring of motorschade en de schade beperkt is tot de motor, de motorkap of motoronderdelen, dan wel om schade die beperkt is tot de propellers, de vleugelpunten, de antennes, de banden, de remmen, de stroomlijnkappen of tot deukjes of gaatjes in de vliegtuighuid, of

    • 3°. het luchtvaartuig vermist wordt of volledig onbereikbaar is.

  • incident: voorval, dat geen ongeval is, en dat samenhangt met het functioneren van een luchtvaartuig en afbreuk doet of zou kunnen doen aan een veilige vluchtuitvoering.

  • ernstig incident: incident dat zich voordoet onder omstandigheden die erop wijzen dat bijna een luchtvaartongeval heeft plaatsgevonden.

Pre-opsporing

Met het toezicht op de naleving van de Luchtvaartwetgeving zijn de Divisie Luchtvaart van de Inspectie Leefomgeving en Transport en de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid belast.

Bestuursrechtelijke sancties worden namens de Minister van Infrastructuur en Milieu opgelegd door de Divisie Luchtvaart van de Inspectie Leefomgeving en Transport. De Koninklijke Marechaussee kan namens de Minister van Veiligheid en Justitie bestuursdwang toepassen op basis van art. 37t Luchtvaartwet (handhaving beveiliging burgerluchtvaart).

De luchtvaartwetgeving biedt in principe voldoende ruimte om door middel van bestuursrechtelijke handhaving tegen de exploitant van een luchtvaartterrein en/of tegen de eigenaar van een luchtvaartuig op te treden.

Deze richtlijn heeft uitsluitend betrekking op feiten die niet voor een bestuursrechtelijke sanctie in aanmerking komen, dan wel waarbij verwacht mag worden dat bestuurlijke handhaving niet het gewenste resultaat zal opleveren. Tussen de diverse handhavende instanties en het OM worden afspraken gemaakt wie in welke gevallen handhaaft.

Opsporing

Met de opsporing van strafbare feiten zijn in principe alle bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren belast. In de praktijk echter geeft de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid uitvoering aan de opsporing van overtredingen uit de luchtvaartwetgeving.

Alle strafbare feiten in de bijlage van deze richtlijn betreffen zogenaamde OM-feiten. Dit houdt in dat de politie voor deze feiten geen politiestrafbeschikking mag opleggen; alléén het OM mag transacties aanbieden. De transactiebedragen zijn weergeven in Bos-Polaris punten en afgestemd op de doorsnee, voor transactie vatbare, overtredingen en misdrijven. Het gehanteerde puntensysteem sluit aan bij de systematiek uit de Aanwijzing Kader voor Strafvordering. Voor de waarde van één sanctiepunt wordt verwezen naar genoemde aanwijzing. Als sprake is van meer strafbare feiten in één strafdossier, dan moeten de punten uit deze tarieflijst per feit bij elkaar opgeteld worden.

Na constatering van een overtreding van de in de bijlage bij deze richtlijn genoemde feiten kan door de politie een (verkort) proces-verbaal worden opgemaakt dat elektronisch wordt aangeboden aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). Het CJIB zendt, bij feiten waar een tarief is ingevuld, een transactievoorstel aan de verdachte. Indien de verdachte aan het transactievoorstel voldoet, is de zaak daarmee afgedaan. Bij niet-betaling zal het CJIB de zaak elektronisch overdragen aan de landelijk coördinerend luchtvaartofficier van justitie.

Als op de plaats van het tarief een * (asterisk) is vermeld is geen tarief vastgesteld omdat de overtreding aan de hand van het proces-verbaal individueel moet worden beoordeeld. In die gevallen draagt het CJIB de zaak ook over aan de landelijk coördinerend luchtvaartofficier van justitie.

Indien zich specifieke omstandigheden voordoen en een verkort proces-verbaal niet passend is, bijvoorbeeld bij recidive of bij ernstig gevaar, dan kan de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid in overleg met de landelijk coördinerend luchtvaartofficier van justitie besluiten hiervan af te zien. In dergelijke gevallen kan de verdachte worden gedagvaard en kan ter terechtzitting een ontzegging worden geëist van de bevoegdheid tot het verrichten van werkzaamheden als boordpersoneel aan boord van een luchtvaartuig of het geven van luchtverkeersdienstverlening.

Indien sprake is van een luchtvaartongeval of ernstig incident kan nooit worden volstaan met een verkort proces-verbaal omdat de verdachte in die gevallen in principe wordt gedagvaard.

Vervolging

Landelijk gezien is het aantal luchtvaartzaken gering en is de afdoening hiervan, gelet op de specifieke kennis, niet eenvoudig van aard.

De landelijk coördinerend luchtvaartofficier van justitie is verantwoordelijk voor de coördinatie van de vervolging van luchtvaartzaken.

Bij feiten waarvoor geen tarief is vastgesteld of wanneer niet wordt ingegaan op het transactievoorstel wordt de zaak door het CJIB aan de landelijk coördinerend luchtvaartofficier van justitie aangeleverd.

De landelijk coördinerend luchtvaartofficier van justitie beoordeelt alle luchtvaartzaken en voorziet deze van een afdoeningsadvies – een transactievoorstel en/of een dagvaarding – ten behoeve van het plaatselijke arrondissementsparket.

De eis ter terechtzitting wordt vastgesteld aan de hand van het bij de feitcode behorende tarief + 20%.

Door tussenkomst van de landelijk coördinerend luchtvaartofficier van justitie wordt beoogd eenheid te brengen in het opsporings- en vervolgingsbeleid van het OM bij overtredingen van de luchtvaartwetgeving.

Overgangsrecht

Deze richtlijn voor strafvordering is uitsluitend geldig ten aanzien van strafbare feiten gepleegd vanaf de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

Bijlage Tabel feitomschrijvingen luchtvaartwetgeving 2013

Feitnummers

Nummers L 200 – L 232: Wet luchtvaart (Wlv)

Nummers L 250 – L 257: Luchtvaartwet (LVW)

Nummers L 300 – L 330: Luchtverkeersreglement (LVR)

Nummers L 350 – L 362: Regeling Standaard Luchtverkeerscircuits

Nummers L 400 – L 402: Beperkte of verboden gebieden

Nummers L 450 – L 454: Regeling reclamesleepvliegen

Nummers L 500 – L 503: Algemeen Luchthavenreglement

Nummer L 550: Regeling luchtverkeersdienstverlening

Nummers L 600 – 602: Regeling navigatie en telecominstallaties

Nummers L 750 – 682: Regeling luchtvaartvertoningen

Categorie indeling

Categorie 1: straalvliegtuigen met een toegelaten totaalmassa van 6000 kg of meer;

Categorie 2: propellervliegtuigen met een toegelaten totaalmassa van 6000 kg of meer;

Categorie 3: luchtvaartuigen met een maximaal toegelaten totaalmassa van minder dan 6000 kg (bedrijfsmatig en hefschroefvliegtuigen)

Categorie 4: luchtvaartuigen met een maximaal toegelaten totaalmassa van minder dan 6000 kg (particulier en ballonnen)

Categorie 5: overige

 

Feitnr.

Omschrijving

Artikel

Tarieftekst

Bos Polaris punten

       

1

2

3

4

5

 

Wet luchtvaart (Wlv)

             

O

L 200

een luchtvaartuig bedienen zonder daarvoor geldig bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling (document is niet langer dan één jaar verlopen)

2.1,eerste lid Wlv

 

71

71

45

23

 

*

L 201

een luchtvaartuig bedienen zonder daarvoor geldig bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling (geen document of document is langer dan één jaar verlopen)

2.1,eerste lid Wlv

dagvaarden i.v.m. ontzegging

*

*

*

*

 

O

L 202

een Nederlands burgerluchtvaartuig bedienen zonder een Nederlands of door erkende autoriteit afgegeven bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling (document is niet langer dan één jaar verlopen)

2.1, tweede lid onder a of b Wlv

 

71

71

45

23

 

*

L 203

een Nederlands burgerluchtvaartuig bedienen zonder een Nederlands of door (JAA) erkende autoriteit afgegegeven bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling (geen document of document is langer dan één jaar verlopen) (JAA = Joint Aviation Authorities)

2.1, tweede lid onder a of b Wlv

dagvaarden i.v.m. ontzegging

*

*

*

*

 

O

L 204

in het logboek onjuiste gegevens of onjuiste aantekeningen opnemen, doen opnemen of toelaten dat zij daarin worden opgenomen;

2.10, eerste lid onder a Wlv

 

23

23

12

6

 

O

L 205

het logboek beschadigen of vernietigen, doen beschadigen of vernietigen dan wel toelaten, dat het wordt beschadigd of vernietigd

2,10, eerste lid onder b Wlv

 

23

23

12

6

 

O

L 206

als eigenaar of houder een luchtvaartuig gebruiken dat niet is voorzien van een geldig nationaliteits- en inschrijvingskenmerk

3.1, eerste lid Wlv

 

71

71

45

23

 

O

L 207

als gezagvoerder een luchtvaartuig gebruiken dat niet is voorzien van een geldig nationaliteits- en inschrijvingskenmerk

3.1, eerste lid Wlv

 

45

45

23

12

 

O

L 208

als eigenaar of houder een luchtvaartuig gebruiken dat niet is voorzien van een geldig bewijs van inschrijving

3.1, eerste lid Wlv

 

71

71

45

23

 

O

L 209

als gezagvoerder een luchtvaartuig gebruiken dat niet is voorzien van een geldig bewijs van inschrijving

3.1, eerste lid Wlv

 

45

45

23

12

 

O

L 210

als eigenaar of houder op een luchtvaartuig een ander kenmerk aanbrengen dan het nationaliteits- en inschrijvingskenmerk

3.1, tweede lid onder a Wlv

 

71

71

45

23

 

O

L 211

op een luchtvaartuig een ander kenmerk aanbrengen dan het nationaliteits- en inschrijvingskenmerk

3.1, tweede lid onder a Wlv

 

45

45

23

12

 

O

L 212

als eigenaar of houder een luchtvaartuig gebruiken dan wel doen of laten gebruiken dat is voorzien van een vals nationaliteits- en inschrijvingskenmerk

3.1, tweede lid onder b Wlv

 

71

71

45

23

 

O

L 213

als gezagvoerder een luchtvaartuig gebruiken dat is voorzien van een vals nationaliteits- en inschrijvingskenmerk

3.1, tweede lid onder b Wlv

 

45

45

23

12

 

*

L 214

een vlucht uitvoeren met een luchtvaartuig dat niet luchtwaardig is

3.8, eerste lid onder a Wlv

dagvaarden ivm ontzegging (misdrijf)

*

*

*

*

 

*

L 215

een vlucht uitvoeren met een luchtvaartuig dat niet voorzien is van een geldig bewijs van luchtwaardigheid

3.8, eerste lid onder b Wlv

dagvaarden ivm ontzegging (misdrijf)

*

*

*

*

 

*

L 216

handelen in strijd met de voorschriften of beperkingen van een bewijs van luchtwaardigheid

3.13, vierde lid Wlv

dagvaarden ivm ontzegging (misdrijf)

*

*

*

*

 

O

L 217

een vlucht uitvoeren met een burgerluchtvaartuig dat niet is voorzien van een geldig voor dat luchtvaartuig afgegeven geluidscertificaat of passende verklaring

3.19a, eerste lid onder b Wlv

 

115

71

45

23

 

O

L 218

als houder van een Nederlands burgerluchtvaartuig er niet op toezien dat het luchtvaartuig zijn luchtwaardigheid behoudt

3.22 eerste lid onder a Wlv

 

115

71

45

23

 

O

L 219

als houder van een Nederlands burgerluchtvaartuig dat is voorzien van een voortstuwingsinstallatie er niet op toezien dat het luchtvaartuig blijft voldoen aan de geldende geluidseisen

3.22 tweede lid onder a Wlv

 

115

71

45

23

 

O

L 220

als gezagvoerder van een burgerluchtvaartuig niet de in de Regeling boorddocumenten luchtvaart genoemde documenten meevoeren

4.8 Wlv

 

23

23

12

6

 

O

L 221

een vlucht uitvoeren zonder dat een gezagvoerder is aangewezen

5.6 Wlv

 

45

23

12

6

 

O

L 222

als gezagvoerder niet voor aanvang van iedere vlucht kennis nemen van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn

5.8 Wlv

 

71

45

23

12

 

O

L 223

geen vliegplan indienen voor aanvang van de vlucht waaraan luchtverkeersleidingsdiensten worden verleend

5.9 eerste lid Wlv

 

71

45

23

12

 

O

L 224

zonder klaring een vlucht aanvangen waaraan luchtverkeersleidingsdiensten worden verleend of een gedeelte daarvan uitvoeren

5.9 tweede lid Wlv

 

71

45

23

12

 

O

L 225

als gezagvoerder de voorwaarden van de klaring niet nakomen

5.9 derde lid Wlv

 

71

45

23

12

 

O

L 226

niet op eerste vordering een bewijs van bevoegdheid, een bewijs van gelijkstelling of een medische verklaring behoorlijk ter inzage afgeven

11.4, eerste lid Wlv

 

12

12

6

6

 

O

L 227

als lid van het cabinepersoneel niet op eerste vordering medewerking verlenen aan voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht

11.4, tweede lid Wlv

 

6

6

6

   

O

L 228

als lid van het cockpitpersoneel niet op eerste vordering medewerking verlenen aan voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht

11.4, tweede lid Wlv

 

23

23

12

6

 

O

L 229

als luchtverkeersdienstverlener (luchtverkeersleider) niet op eerste vordering medewerking verlenen aan voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht

11.4, tweede lid ivm 11.8a Wlv

         

23

O

L 230

als luchtverkeersdienstverlener (AFIS) niet op eerste vordering medewerking verlenen aan voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht

11.4, tweede lid ivm 11.8a Wlv

         

12

O

L 231

als luchtverkeersdienstverlener (advies of inlichtingen tijdens de vlucht) niet op eerste vordering medewerking verlenen aan voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht

11.4, tweede lid ivm 11.8a Wlv

         

6

O

L 232

als bedienaar van een grondstation of een mobiel station in de luchtvaart-mobiele band niet op eerste vordering medewerking verlenen aan voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht

11.4, tweede lid ivm 11.8a Wlv

         

6

 

Luchtvaartwet (LVW)

             

O

L 250

met een luchtvaartuig opstijgen anders dan van een luchtvaartterrein

14 eerste lid onder a LVW

 

*

*

45

23

12

O

L 251

een luchtvaartuig doen opstijgen anders dan van een luchtvaartterrein

14 eerste lid onder a LVW

 

*

*

45

23

12

O

L 252

met een luchtvaartuig landen anders dan op een luchtvaartterrein

14 eerste lid onder b LVW

 

*

*

45

23

12

O

L 253

een luchtvaartuig doen landen anders dan op een luchtvaartterrein

14 eerste lid onder b LVW

 

*

*

45

23

12

O

L 254

buiten de voorgeschreven dagen en tijdstippen een luchtvaartterrein gebruiken

34 lid 1 LVW jo. Besl. Aanwijz. luchtvaart-terrein

 

71

45

23

12

 

O

L 255

circuit-, oefen-, proef- en lesvluchten uitvoeren zonder toestemming van de exploitant van het luchtvaartterrein

34 lid 1 LVW jo. Besl. Aanwijz. Luchtvaart-terrein

 

71

45

23

12

 

O

L 256

niet de voorgeschreven baan gebruiken bij het doen opstijgen van een zweefvliegtuig met behulp van een sleepvliegtuig, dan wel bij het opstijgen van een motorsleepvliegtuig

34 lid 1 LVW jo. Besl. Aanw. Luchtvaart-terrein

     

23

12

 

O

L 257

het maximum aantal bewegingen overschrijden

34 lid 1 LVW jo. Besl. Aanwijz. Luchtvaartterrein

 

71

45

23

12

 
 

Luchtverkeersreglement (LVR)

             

O

L 300

tijdens de vlucht voorwerpen of stoffen verwijderen

13 LVR

     

45

23

 

O

L 301

tijdens de vlucht luchtvaartuigen of andere voorwerpen slepen

14 LVR

     

23

12

 

O

L 303

niet uitwijken naar rechts indien een ander luchtvaartuig wordt ingehaald

21 LVR

 

*

*

45

23

 

O

L 304

geen voorrang verlenen aan luchtvaartuig dat bezig is te landen of zich bevindt in de laatste naderingsfase voor de landing

22 LVR

 

*

*

45

23

 

*

L 305

geen voorrang verlenen aan luchtvaartuig dat bezig is te landen of zich bevindt in de laatste naderingsfase voor de landing

22 LVR

Alleen van toepassing bij gevaar; dagvaarden i.v.m. ontzegging

*

*

*

*

 

O

L 306

geen voorrang verlenen aan een zich lager bevindend luchtvaartuig, dat ook bezig is te landen

23 LVR

 

*

*

45

23

 

*

L 307

geen voorrang verlenen aan een zich lager bevindend luchtvaartuig, dat ook bezig is te landen

23 LVR

Alleen van toepassing bij gevaar; dagvaarden i.v.m. ontzegging

*

*

*

*

 

O

L 308

op of in nabijheid van luchtvaartterrein het door luchtvaartuigen gevormde luchtverkeerscircuit niet volgen dan wel vermijden

27, eerste lid onder b LVR

 

*

*

45

23

 

O

L 309

op of in nabijheid van luchtvaartterrein bij het invoegen in het luchtverkeerscircuit andere luchtvaartuigen die het luchtverkeerscircuit volgen hinderen

27, eerste lid onder c LVR

 

*

*

71

45

 

*

L 310

op of in nabijheid van luchtvaartterrein bij het invoegen in het luchtverkeerscircuit andere luchtvaartuigen die het luchtverkeerscircuit volgen hinderen

27, eerste lid onder c LVR

Alleen van toepassing bij gevaar; dagvaarden i.v.m. ontzegging

*

*

*

*

 

O

L 311

op of in nabijheid van luchtvaartterrein de bocht niet naar links maken tijdens het aanvliegen voor een landing en na het opstijgen

27, eerste lid onder d LVR

 

*

*

23

12

 

O

L 312

geen vliegplan indienen voor aanvang van een IFR vlucht binnen lucht-verkeersdienstverleningsgebieden F of G

31, eerste lid onder a LVR

 

71

45

23

12

 

O

L 313

geen vliegplan indienen voor aanvang van een internationale VFR-vlucht

31, eerste lid onder d LVR

 

*

*

23

12

 

O

L 314

tijdens een gecontroleerde vlucht niet op de voorgeschreven wijze de positie melden

36 LVR

 

71

45

23

12

 

O

L 315

tijdens een gecontroleerde vlucht de aangewezen radiofrequentie niet uitluisteren, dan wel geen tweezijdige radioverbinding tot stand brengen

38 LVR

 

71

45

23

12

 

O

L 316

een VFR-vlucht uitvoeren onder zodanige weersomstandigheden dat het vliegzicht en de afstand van het luchtvaartuig tot de wolken kleiner is dan de voorgeschreven waarden

42 LVR

 

*

*

45

23

 

O

L 317

tijdens een VFR-vlucht starten van of landen op een luchtvaartterrein gelegen in een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, dan wel het luchtvaartterreinverkeersgebied of het luchtverkeerscircuit in vliegen indien de wolkenbasis lager is dan 450 m (1500 voet)

43 LVR

 

71

71

45

23

 

O

L 318

tijdens een VFR-vlucht starten van of landen op een luchtvaartterrein gelegen in een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, dan wel het luchtvaartterreinverkeersgebied of het luchtverkeerscircuit in vliegen indien het grondzicht minder is dan 5 kilometer

43 LVR

 

71

71

45

23

 

O

L 319

ongeacht de weersomstandigheden een VFR-vlucht uitvoeren buiten de daglichtperiode

44, eerste lid onder a LVR

     

45

23

 

O

L 320

ongeacht de weersomstandigheden een VFR-vlucht uitvoeren in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse A

44, eerste lid onder b LVR

     

71

45

 

O

L 321

VFR-vlucht uitvoeren beneden de voorgeschreven minimum vlieghoogte (tussen 100 – 50% van de voorgeschreven minimum vlieghoogte)

45 LVR

     

23

12

 

O

L 322

VFR-vlucht uitvoeren beneden de voorgeschreven minimum vlieghoogte (tussen 50 – 25% van de voorgeschreven minimum vlieghoogte)

45 LVR

     

45

23

 

*

L 323

VFR-vlucht uitvoeren beneden de voorgeschreven minimum vlieghoogte (minder dan 25% van de voorgeschreven minimum vlieghoogte)

45 LVR

dagvaarden ivm ontzegging

*

*

*

*

 

O

L 324

IFR-vlucht uitvoeren beneden de voorgeschreven vlieghoogte (tussen 100 – 50% van de voorgeschreven minimum vlieghoogte)

51 LVR

 

*

*

23

12

 

O

L 325

IFR-vlucht uitvoeren beneden de voorgeschreven vlieghoogte (tussen 50 – 25% van de voorgeschreven minimum vlieghoogte)

51 LVR

 

*

*

45

23

 

*

L 326

IFR-vlucht uitvoeren beneden de voorgeschreven vlieghoogte (minder dan 25% van de voorgeschreven minimum vlieghoogte)

51 LVR

dagvaarden ivm ontzegging

*

*

*

*

 

O

L 327

tijdens een IFR-vlucht de aangewezen radiofrequentie niet uitluisteren, dan wel geen tweezijdige radioverbinding tot stand brengen, dan wel niet op de voorgeschreven wijze de positie melden

55 LVR

 

71

45

23

12

 

O

L 328

als voetganger of bestuurder van een voertuig op een landingsterrein geen vrije doorgang verlenen aan een luchtvaartuig

58 LVR

         

5

O

L 329

als voetganger of bestuurder van een voertuig op een landingsterrein geen gevolg geven aan een door de exploitant gegeven aanwijzing

58 LVR

         

5

O

L 390

als voetganger of bestuurder van een voertuig op een gecontroleerd luchtvaartterrein geen gevolg geven aan een door de plaatselijke verlener van luchtverkeersleidingsdiensten gegeven aanwijzing

58 LVR

         

5

 

Regeling standaard luchtverkeerscircuits (RSLC)

           

O

L 350

tegen de vliegrichting in het standaard luchtverkeerscircuit volgen

3 RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

     

12

6

 

O

L 351

tegen de vliegrichting in het standaard luchtverkeerscircuit volgen, waarbij hinder is ontstaan voor overig circuitverkeer

3 RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

     

45

23

 

*

L 352

tegen de vliegrichting in het standaard luchtverkeerscircuit volgen, waarbij gevaar is ontstaan voor overig circuitverkeer

3 Reg. stand. lucht-verkeerscircuits jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

dagvaarden i.v.m. ontzegging

   

*

*

 

O

L 353

een ander luchtvaartuig inhalen binnen een luchtverkeerscircuit

4 RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

     

12

6

 

O

L 354

een ander luchtvaartuig inhalen binnen een luchtverkeerscircuit, waarbij hinder is ontstaan voor overig circuitverkeer

4 RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

     

45

23

 

*

L 355

een ander luchtvaartuig inhalen binnen een luchtverkeerscircuit, waarbij gevaar is ontstaan voor overig circuitverkeer

4 RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

dagvaarden i.v.m. ontzegging

   

*

*

 

O

L 356

invoegen in het luchtverkeerscircuit anders dan op het rugwindbeen tegenover het midden van de landingsbaan

7 onder c. RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

     

12

6

 

O

L 357

invoegen in het luchtverkeerscircuit anders dan op het rugwindbeen tegenover het midden van de landingsbaan, waarbij hinder is ontstaan voor overig circuitverkeer

7 onder c. RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

     

45

23

 

*

L 358

invoegen in het luchtverkeerscircuit anders dan op het rugwindbeen tegenover het midden van de landingsbaan, waarbij gevaar is ontstaan voor overig circuitverkeer

7 onder c. RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

dagvaarden i.v.m. ontzegging

   

*

*

 

O

L 359

overig circuitverkeer hinderen binnen een luchtverkeerscircuit tijdens een vlucht verband houdend met het aanhaken of afwerpen van een reclame sleepnet

9 onder b. RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

     

45

23

 

*

L 360

gevaar veroorzaken voor overig circuitverkeer binnen een luchtverkeerscircuit tijdens een vlucht verband houdend met het aanhaken of afwerpen van een reclame sleepnet

9 onder b. Reg. stand. luchtverkeerscircuits jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

dagvaarden i.v.m. ontzegging

   

*

*

 

O

L 361

overig circuitverkeer hinderen binnen een luchtverkeerscircuit tijdens een gesimuleerde nood- of voorzorgslanding

9 onder d. RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

     

45

23

 

*

L 362

gevaar veroorzaken voor overig circuitverkeer binnen een luchtverkeerscircuit tijdens een gesimuleerde nood- of voorzorgslanding

9 onder d. RSLC jo. 10 en 27 LVR ivm 5.5 Wlv

dagvaarden i.v.m. ontzegging

   

*

*

 
 

Beperkte of verboden gebieden

             

O

L 401

burgerluchtvaart uitoefenen boven de paleizen Huis ten Bosch en Noordeinde, kasteel Drakensteijn en omgeving, landgoed De Horsten en het Binnenhof en omgeving

1 Regeling sluiting luchtruim boven Den Haag en kasteel Drakensteijn ivm 5.10, eerste lid Wlv

     

45

23

 

O

L 402

de burgerluchtvaart uitoefenen in een gebied waar dit is beperkt of verboden in verband met militaire oefeningen

Regeling beperking of verbod uitoefening burgerluchtverkeer in bepaalde gebieden en aanwijzing bijzondere luchtverkeersgebieden ivm 5.10, tweede lid Wlv

     

45

23

 
 

Regeling reclamesleepvliegen

             

O

L 450

een reclamesleepvlucht uitvoeren op zondag

3 Regeling reclamesleepvliegen ivm 76, eerste lid onder e LVW

     

45

23

 

O

L 451

een reclamesleepvlucht uitvoeren boven de bebouwing van de stad Amsterdam, Utrecht, Rotterdam of Den Haag op maandag t/m vrijdag tussen 08.00 uur en 18.00 uur lokale tijd

4 onder a Regeling reclamesleepvliegen ivm 76, eerste lid onder e LVW

     

45

23

 

O

L 452

een reclamesleepvlucht uitvoeren boven de bebouwing van de stad Amsterdam, Utrecht, Rotterdam of Den Haag op zaterdag tussen 10.00 uur en 18.00 uur lokale tijd

4 onder b Reg. reclamesleepvliegen ivm 76, eerste lid onder e LVW

     

45

23

 

O

L 453

een reclamesleepvlucht uitvoeren boven Nederland tot 200 meter buiten de kustlijn beneden een hoogte van 425 meter (maar niet lager dan de voorgeschreven VFR -vlieghoogte)

7 Reg. reclamesleepvliegen ivm 76, eerste lid onder e LVW

     

45

23

 

O

L 454

een reclamesleepvlucht uitvoeren boven Nederland tot 200 meter buiten de kustlijn beneden een hoogte van 425 meter (lager dan de voorgeschreven VFR- vlieghoogte)

7 Regeling reclamesleepvliegen ivm 76, eerste lid onder e LVW

     

71

45

 
 

Algemeen Luchthavenreglement

             

O

L 500

zich met een brandende pijp, sigaar of sigaret of ander brandend materiaal op het platform bevinden

4 eerste lid onder e Algemeen luchthavenreglement

         

6

O

L 501

personen zonder begeleiding in of uit een vliegtuig met in werking zijnde motor laten stappen

13, eerste lid Algemeen Luchthavenreglement

     

12

12

12

O

L 502

in een hangar een vliegtuigmotor of auxiliary power unit in bedrijf stellen of houden

14 Algemeen Luchthavenreglement

     

12

12

12

O

L 503

tankwerkzaamheden verrichten bij een vliegtuig met een in bedrijf zijnde motor

19 onder a Algemeen luchthavenreglement ivm 132 RTL

     

23

23

23

 

Regeling luchtverkeersdienstverlening

             
 

L 550

een VFR-vlucht uitvoeren in een Aerodrome Traffic Zone (ATZ)

7 lid 4 Reg. Luchtverkeersdienst-verlening ivm 5.5 Wlv

     

23

12

 
 

Regeling navigatie en telecominstallaties (RNTI)

           

O

L 600

IFR-vlucht uitvoeren met luchtvaartuig dat niet is uitgerust met een SSR-transponder met mode S

3 eerste lid onder f RNTI ivm 40 LVR

 

71

45

23

12

 

O

L 601

VFR-vlucht uitvoeren binnen de Amsterdam FIR buiten klasse G gebieden met luchtvaartuig dat niet is voorzien van SSR transponder mode S/ELS of mode A en C

7 eerste lid RNTI ivm 40 LVR

 

71

45

23

12

 

O

L 602

tijdens uitvoeren van een vlucht geen gebruik maken van SSR-transponder binnen de Amsterdam FIR met luchtvaarttuig dat voorzien is van SSR-transponder

8 onder a RNTI ivm 40 LVR

 

71

45

23

12

 
 

Regeling luchtvaartvertoningen

             

O

L 750

Als vertoningdirecteur tegelijkertijd als deelnemer deelnemen aan de luchtvaartvertoning waarvoor hij is aangewezen.

9, vijfde lid ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 651

Als vertoningdirecteur er geen zorg voor dragen dat de publiekgebieden worden beperkt tot één zijde van het vertoningterrein.

13 onder a ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

45

O

L 652

Als vertoningdirecteur toelaten dat publieksgebieden worden gelokaliseerd onder de in- en uitvliegsector van het vertoningterrein.

13 onder a ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

45

O

L 653

Als vertoningdirecteur er geen zorg voor dragen dat demonstratietoestellen en andere apparatuur, wanneer deze worden bijgetankt, ten minste 15 meter van het publiek verwijderd zijn.

13 onder e ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 654

Als vertoningdirecteur er geen zorg voor dragen dat wanneer ballonnen, luchtschepen of balloncilinders worden gevuld met waterstofgas, deze ten minste 40 meter van het publiek verwijderd zijn.

13 onder e ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 655

Als vertoningsdirecteur een deelnemer toelaten aan een luchtvaartvertoning die niet beschikt over een geldige vertoningslicentie

18, eerste lid ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 656

Als vertoningsdirecteur een deelnemer of demontstratietoestel toelaten tot een luchtvaartvertoning die niet is vermeld in het vertoningsprogramma.(niet zijnde deelnemers of demonstratietoestellen van gelijke soort en kwaliteit ter vervanging van de oorspronkelijk toegelaten personen of toestellen)

19 onder a ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 657

Als vertoningsdirecteur geen schriftelijke instructie opstellen

20, eerste lid ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 658

Als vertoningsdirecteur vertoningsvluchten laten uitvoeren beneden de minimum weersomstandigheden.

21, eerste lid ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

45

O

L 659

Als vertoningsdirecteur er geen zorg voor dragen dat de minimum scheidingsafstanden tussen vertoninglijn en publieklijn in acht worden genomen. (categorie A demonstratietoestellen)

22 onder a ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 660

Als vertoningsdirecteur er geen zorg voor dragen dat de hartlijn van de baan zich ten minste 75 meter van de publiekslijn bevindt.(categorie A demonstratietoestellen)

22 onder b ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 661

Als vertoningsdirecteur er geen zorg voor dragen dat zich meer dan 15 meter plus de halve spanwijdte dan wel halve rotordiameter bevindt tussen enig onderdeel van dat taxiënd demonstratietoestel en het publiek.(categorie A demonstratietoestellen)

22 onder c ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 662

Als vertoningsdirecteur er geen zorg voor dragen dat de minimum scheidingscriteria tussen de publieklijn en enig deel van het demonstratietoestel of hun verankeringpunten in acht wordt genomen. (categorie B demonstratietoestellen)

23, onder a ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 663

Als vertoningsdirecteur er geen zorg voor dragen dat er niet meer dan 35 demonstratietoestellen tegelijkertijd opstijgen. (categorie B demonstratietoestellen)

23, onder c ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 664

Als vertoningsdirecteur er geen zorg voor dragen dat per etmaal niet meer dan 70 demonstratietoestellen opstijgen. (categorie B demonstratietoestellen)

23, onder d ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 665

Als vertoningsdirecteur er geen zorg voor dragen dat het landingsgebied voor valschermspringers meer dan 15 meter van de publieklijn ligt.

24, eerste lid onder a ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 666

Als vertoningsdirecteur er geen zorg voor dragen dat propellers, straalmotoren of rotorbladen stilstaan binnen 250 meter van het doelgebied zolang een valschermspringer met zijn afdaling bezig is.

24, tweede lid ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 667

Als vertoningdirecteur er geen zorg voor dragen dat de minimale afstand tussen enerzijds publiek en anderzijds valschermzweeftoestellen, schermvliegtuigen, zeilvliegtuig, sleepkabel, lier of uitgevierde lierkabel ten minste 30 meter bedraagt.

25 onder d ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 668

Als deelnemer er geen zorg voor dragen dat er zich, buiten de bemanningsleden die essentieel zijn voor de vertoningsvlucht, geen andere personen aan boord van het demonstratietoestel bevinden.

32, eerste lid ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

     

23

23

 

O

L 669

Als deelnemer met een demonstratietoestel boven het publiekgebied vliegen.

33 ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

     

45

45

23

O

L 670

Als deelnemer met een vrije ballon beneden de toegestane hoogte boven het publiekgebied varen (onderschrijding 50% of meer)

33 onder d ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

       

23

 

O

L 671

Als deelnemer met een categorie A toestel de minimum scheidingsafstanden niet in acht nemen (onderschrijding 50% of meer)

34, eerste lid onder a ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

     

23

23

 

O

L 672

Als deelnemer met een zeilvliegtuig of valschermzweeftoestel de minimum scheidingsafstanden niet in acht nemen (onderschrijding 50% of meer)

34, eerste lid onder a ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

       

12

 

O

L 673

Als deelnemer met een categorie A toestel de vastgestelde minimum vlieghoogte niet in acht nemen (onderschrijding 50% of meer)

34, eerste lid onder b ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

     

23

23

 

O

L 674

Als deelnemer met een zeilvliegtuig of valschermzweeftoestel de vastgestelde minimum vlieghoogte niet in acht nemen (onderschrijding 50% of meer)

34, eerste lid onder b ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

       

12

 

O

L 675

Als deelnemer met een categorie A toestel met de uitvoering van het onderdeel beginnen voordat de minimumhoogte en/of minimumscheidingsafstand is bereikt (onderschrijding 50% of meer)

34, eerste lid onder c ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

     

23

23

 

O

L 676

Als deelnemer met een zeilvliegtuig of valschermzweeftoestel met de uitvoering van het onderdeel beginnen voordat de minimumhoogte en/of minimumscheidingsafstand is bereikt (onderschrijding 50% of meer)

34, eerste lid onder c ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

       

12

 

O

L 677

Als deelnemer met een categorie A toestel manoeuvre zodanig uitvoeren dat de vertoningslijn wordt overschreden

34, eerste lid onder d ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

     

12

12

 

O

L 678

Als deelnemer van een demonstratietoestel aan de grond de propellers, straalmotoren of rotors in werking hebben binnen 250 meter van het doelgebied tijdens het onderdeel valschermspringen

35 onder a ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

     

23

23

 

O

L 679

Als deelnemer van een demonstratietoestel aan de grond de propellers, straalmotoren of rotors in werking hebben indien een valschermspringer in de richting van zijn toestel zweeft

35 onder b ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

     

23

23

 

O

L 680

Als deelnemer met een valschermzweeftoestel, schermvliegtuig of zeilvliegtuig binnen 30 meter van het publiekgebied vliegen

36, tweede lid ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

       

12

 

O

L 681

Als luchtvaartterreininformatieverstrekker niet de vereiste ervaring hebben

37 ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23

O

L 682

Als luchtvaartterreininformatieverstrekker geen informatie geven aan de deelnemer over calamiteiten op de grond of in de lucht die van belang zijn voor een veilige uitvoering van een onderdeel

38 onder d ivm 39 Regeling luchtvaartvertoningen

         

23