Reglement Vervangingsfonds Primair Onderwijs voor het schooljaar 2011–2012

[Regeling vervallen per 01-01-2016.]
[Regeling materieel uitgewerkt per 01-08-2013.]
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2014 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 01-08-2011 t/m 31-12-2015

Reglement Vervangingsfonds Primair Onderwijs voor het schooljaar 2011–2012

Het bestuur van de Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs

besluit,

gelet op de Wet van 27 februari 1992 ( Stb. 1992, 113 ), het Besluit Vervangingsfonds ( Stb. 1994, 809 ) en de statuten van de Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs, het volgende reglement voor het Primair Onderwijs vast te stellen:

Artikel 1. : Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Bestuur: het bestuur van de stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs;

  • 2 Bestuursvoorschriften: de bestuursvoorschriften en bijlagen zoals die door het bestuur zijn vastgesteld ter bevordering van een correcte toepassing van de reglementen Vervangingsfonds en Noodfonds;

  • 3 Bevoegd gezag: het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 WPO, respectievelijk het bevoegd gezag van de rechtspersoon als bedoeld in artikel 68 WPO, het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 WEC, respectievelijk het bevoegd gezag van de rechtspersoon als bedoeld in artikel 69 WEC, respectievelijk een regionaal expertisecentrum, tenzij het bevoegd gezag door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op grond van bezwaren van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard is uitgezonderd van aansluiting bij de stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs;

  • 4 Bijdrage-inkomen: met de invoering van de Wet Walvis is het oude begrip coördinatieloon sociale verzekering vervangen door het nieuwe begrip bijdrage-inkomen;

  • 5 CAO-PO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs zoals die tussen de Werkgeversvereniging Primair Onderwijs (WvPO) en de organisaties van werknemers in het onderwijs voor de periode 1 januari 2009 tot 1 januari 2010 is overeengekomen en welke ook in 2011 van kracht blijft;

  • 6 Centrale dienst: een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 WPO en als bedoeld in artikel 69 WEC;

  • 7 De Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • 8 De Staatssecretaris: de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • 9 Detachering: een bij het Vervangingsfonds aangesloten bevoegd gezag laat een personeelslid dat bij hem in dienst is, tegen een overeengekomen vergoeding, werkzaamheden bij een ander bij het Vervangingsfonds aangesloten bevoegd gezag verrichten;

  • 10 Extern personeel: personeel dat niet in dienstbetrekking bij het bevoegd gezag werkzaam is en waarop de CAO-PO niet van toepassing is;

  • 11 Leraar in opleiding: de functie als bedoeld in de artikelen 3.22 tot en met 3.26 en 4.21 tot en met 4.25 CAO-PO;

  • 12 Noodfonds Primair Onderwijs: het fonds als bedoeld in het Reglement Noodfonds Primair Onderwijs voor het schooljaar 2011–2012;

  • 13 Onderwijsassistent: de functie als bedoeld in artikel 6.32 onder 5c CAO-PO (zie ook bijlage VII onder c CAO-PO);

  • 14 Onderwijsassistent in opleiding: de functie als bedoeld in de artikelen 3.27 en 4.26 van de CAO-PO;

  • 15 Onderwijspersoneel: directieleden, leraren en onderwijsondersteunend personeel in dienstbetrekking dan wel als extern personeel werkzaam bij het bevoegd gezag als hierboven bedoeld en leden van het bestuur van die scholen die zijn benoemd door een raad van toezicht als bedoeld in artikel 17c, derde lid, WPO, voor zover die leden zijn benoemd op basis van een arbeidsovereenkomst of een akte van aanstelling.

  • 16 Onderwijssoort: onderwijs als bedoeld in de onderscheiden onderwijswetten (WPO, WEC);

  • 17 Payrollen: werkzaamheden, verricht door personeel in dienst van payroll ondernemingen die zijn aangesloten bij de Vereniging Payroll Ondernemingen (VPO). Voor payroll ondernemingen geldt de eis dat deze de CAO voor Medewerkers van Payroll Ondernemingen 2009–2010 hanteren, welke ook in 2011 van kracht blijft;

  • 18 Premie: de vervangingsbijdrage;

  • 19 Scholen en onderdelen van scholen: basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs als bedoeld in de WPO en scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de WEC, zoals in stand gehouden door het bevoegd gezag als hierboven bedoeld;

  • 20 Uitzendarbeid: werkzaamheden, verricht door personeel in dienst van uitzendondernemingen die zijn aangesloten bij de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) te Badhoevedorp of bij de Nederlandse Bond van Bemiddelings en Uitzendondernemingen (NBBU) te Bilthoven;

  • 21 Vervangingsfonds: het in de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op de Expertisecentra (WEC) voorziene fonds, dat waarborgen moet bieden voor de kosten van vervanging;

  • 22 Verplicht verzekerd personeel: Personeel als bedoeld in artikel 183 WPO dat op of na 1 januari 2009 door een bevoegd gezag is benoemd of aangesteld, is verplicht verzekerd. Personeel als bedoeld in artikel 183 WPO dat tot 1 januari 2009 verplicht verzekerd is blijft ook na die datum verplicht verzekerd;

  • 23 Zij-instromers: onbevoegden met een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 176b WPO.

Toelichting op artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 3 In de begripsbepaling van het bevoegd gezag wordt via een verwijzing naar de bekostigingswetten een aanduiding gegeven van het gedeelte van het onderwijsveld waarop het Vervangingsfonds betrekking heeft.

  • 20 Door de begripsbepaling uitzendarbeid op te nemen, wordt bereikt dat alleen erkende uitzendbureaus ingeschakeld kunnen worden ten laste van het fonds. Bij de ABU of NBBU aangesloten bureaus dienen als uitzendbureau bij de Kamer van Koophandel ingeschreven te staan, een aansluitnummer bij UWV te hebben en de CAO voor Uitzendkrachten van de ABU of NBBU te hanteren.

  • 22 Het bestuur van het Vervangingsfonds heeft besloten het bevriezingsmodel per 1 januari 2009 te beëindigen. Dat model hield in dat de verplichte aansluiting bij het fonds bleef gelden voor alle personeelsleden indien en voor zover deze op 5 juli 2006 onder de verplichte aansluiting vielen. Alle andere personeelsleden waren niet verplicht aangesloten en het bevoegd gezag kon ervoor kiezen deze eventueel vrijwillig aan te sluiten bij het Vervangingsfonds. De beëindiging van het bevriezingsmodel betekent dat personeel dat op of na 1 januari 2009 nieuw in dienst treedt, weer onder de verplichte aansluiting bij het Vervangingsfonds valt. Dat is de hoofdregel.

Vanaf 1 januari 2009 kunnen zich een aantal situaties voordoen. Aangegeven wordt welke verzekeringsvorm alsdan van toepassing is, de verplichte of de vrijwillige verzekering:

  • 1. uitbreiding van aanstelling van een verplicht verzekerd personeelslid:

    de uitbreiding van uren valt onder de verplichte verzekering;

  • 2. uitbreiding van aanstelling van een vrijwillig verzekerd personeelslid:

    de uitbreiding valt niet onder de verplichte verzekering. Ook de uitbreiding van uren valt dan onder de vrijwillige aansluiting;

  • 3. uitbreiding van aanstelling van een niet bij het Vervangingsfonds verzekerd personeelslid:

    hiervoor geldt hetzelfde als bij 2. Deze uitbreiding valt niet onder de verplichte aansluiting;

  • 4. overgang personeelslid naar een ander bevoegd gezag:

    het betreffende personeelslid valt ongeacht de eerdere verzekeringsvorm onder de verplichte aansluiting bij het fonds;

  • 5. overdracht van scholen naar een ander bevoegd gezag:

    de verzekeringsvorm van personeelsleden verandert niet. Is iemand verplicht verzekerd, dan blijft betrokkene verplicht verzekerd. Dit geldt evenzo voor degene die op het moment van overdracht niet danwel vrijwillig is verzekerd. De verkrijgende rechtspersoon treedt in alle uit de wet voortvloeiende rechten en plichten van de overdragende rechtspersoon. Hetzelfde geldt indien bevoegde gezagsorganen in het kader van een bestuurlijke fusie scholen overdragen aan een nieuwe rechtspersoon;

  • 6. oprichting nieuwe school door bevoegd gezag:

    vanaf 1 januari 2009 valt al het personeel onder de verplichte aansluiting;

  • 7. opnieuw in dienst treden:

    personeel dat na ontslag opnieuw in dienst treedt bij de oude werkgever valt ongeacht de eerdere verzekeringsvorm onder de verplichte aansluiting bij het fonds;

  • 8. functiewisseling binnen het bestuur:

    er is sprake van een nieuwe benoeming/aanstelling en daarom is sprake van een verplichte aansluiting;

  • 9. een aansluitende aanstelling/benoeming:

    bij een aansluitende aanstelling/benoeming is ongeacht het aantal dagen tussen beide aanstellingen/benoemingen sprake van een nieuwe aanstelling/benoeming. Om die reden is sprake van een verplichte aansluiting;

  • 10. een niet verplicht verzekerd personeelslid wordt tijdelijk als vervanger ingezet en daarna weer regulier aangesteld:

    er is feitelijk geen sprake van een nieuwe aanstelling/benoeming. Betreffend personeelslid valt terug in de situatie van voor de vervanging en is derhalve niet verplicht verzekerd;

  • 11. een fusie tussen besturen waarvan de één een vrijwillige verzekering bij het Vervangingsfonds heeft en de ander bij het Risicofonds is aangesloten:

    eenieder die verplicht verzekerd was op het moment van fusie blijft ook verplicht verzekerd. Voor het totaal van de op het moment van fusie niet verplicht verzekerde personeelsleden, dient het nieuwe bestuur een keuze te maken tussen een verzekering bij het Vervangingsfonds of het Risicofonds, ofwel men kiest ervoor deze personeelsleden niet te verzekeren;

  • 12. urenuitbreiding (regulier) van een personeelslid dat voor een deel verplicht en voor een ander deel vrijwillig is verzekerd:

    de urenuitbreiding valt onder de verzekeringsvorm van de hoofdaanstelling. Verder wordt toegestaan dat in voorkomend geval de hele aanstelling onder dezelfde verzekeringsvorm wordt gebracht, op basis van de verzekeringsvorm van de hoofdaanstelling;

  • 13. nieuw aanstellen/benoemen van bovenschools personeel:

    er is sprake van een nieuwe aanstelling/benoeming en daarom is sprake van een verplichte aansluiting;

  • 14. samenvoeging van openbaar onderwijs met een bestaand bestuur voor bijzonder onderwijs, waardoor een nieuwe stichting ontstaat:

    eenieder die verplicht verzekerd was op het moment van fusie blijft ook verplicht verzekerd. Voor het totaal van de op het moment van fusie niet verplicht verzekerde personeelsleden, dient het nieuwe bestuur een keuze te maken tussen een verzekering bij het Vervangingsfonds of het Risicofonds, ofwel men kiest ervoor deze personeelsleden niet te verzekeren;

  • 15. hoe te handelen in het geval dat in januari een akte van aanstelling/benoeming wordt opgesteld met een ingangsdatum gelegen voor 1 januari 2009:

    de ingangsdatum van de aanstelling/benoeming is bepalend. Ligt die voor 1 januari 2009, dan is geen sprake van een verplichte aansluiting van betreffend personeelslid;

  • 16. het aanstellen van een vervanger voor eigen rekening:

    er is feitelijk sprake van een nieuwe aanstelling/benoeming en daarom is sprake van een verplichte aansluiting.

Artikel 1A–1C. : Groot schoolbestuur (eigen risicodrager)

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 1A. Bevoegd gezag, zijnde groot schoolbestuur (eigen risicodrager) – Definitie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

het bevoegd gezag dat blijkens de bekostigingsbeschikking van OCW over het kalenderjaar 2010 aanspraak heeft op tenminste 20 miljoen euro structurele bekostiging.

  • a. Structurele bekostiging: Het bedrag op bestuursniveau dat bij DUO op peildatum 1 november 2010 bekend is ter bekostiging van het schoolbestuur. Bij het vaststellen van de structurele bekostiging worden de volgende door DUO gehanteerde componenten gehanteerd:

    • a. personele bekostiging regulier,

    • b. personeel en arbeidsmarktbeleid (PAB-budget),

    • c. materiële instandhouding regulier,

  • b. Eigen risico: Het in de periode 1 augustus 2011–1 augustus 2013, respectievelijk in de periode 1 januari 2012–1 augustus 2013, voor eigen rekening nemen van de vervangingskosten gedurende de eerste 52 weken afwezigheid wegens ziekte van personeel, als bedoeld in artikel 2 van dit reglement.

  • c. Periode eigen risico: Bij onderbreking van het ziekteverzuim van minder dan 4 weken wordt het ziekteverzuim geacht te zijn voortgezet.

Artikel 1B. Bevoegd gezag, zijnde groot schoolbestuur (eigen risicodrager) – Ontheffing

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • a. Het bevoegd gezag, als bedoeld in artikel 1a, blijft tot 1 januari 2012 aangesloten bij het Vervangingsfonds onder de in het reglement 2011–2012 vigerende bepalingen die van toepassing zijn voor bevoegde gezagsorganen, maar niet zijnde grote schoolbesturen, tenzij het bevoegd gezag heeft besloten per 1 augustus 2011 ‘eigen risicodrager’ te willen zijn, als bedoeld in artikel 1a, onder b, gedurende de periode 1 augustus 2011–1 augustus 2013, en dit besluit vóór 15 juni 2011 schriftelijk aan het Vervangingsfonds heeft medegedeeld.

  • b. Op schriftelijk verzoek van het bevoegd gezag, als bedoeld in artikel 1a, besluit het Vervangingsfonds aan het bevoegd gezag ontheffing te verlenen voor de periode 1 januari 2012–1 augustus 2013 van het zijn van ‘eigen risicodrager’ als bedoeld in artikel 1a, onder b, ten gevolge waarvan het bevoegd gezag valt onder de reglementbepalingen van de bevoegde gezagsorganen met een structurele bekostiging tot 20 miljoen euro. Het Vervangingsfonds kan daarbij nadere voorwaarden stellen. Dit verzoek wordt vóór 1 oktober 2011 bij het Vervangingsfonds schriftelijk ingediend, onder bijvoeging van een schriftelijke verklaring van het bevoegd gezag dat het verzoek met de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad is afgestemd. De ontheffing wordt verleend voor de periode 1 januari 2012–1 augustus 2013. Een verzoek op of na 1 oktober 2011 wordt niet-ontvankelijk verklaard.

Artikel 1C. Bevoegd gezag, zijnde groot schoolbestuur (eigen risicodrager) – Fusie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Indien het bevoegd gezag, als gevolg van een bestuurlijke fusie, blijkens de bekostigingsbeschikking van OCW over het kalenderjaar 2011 aanspraak kan maken op tenminste 20 miljoen euro structurele bekostiging, wordt dit bevoegd gezag aangemerkt als groot schoolbestuur gedurende de periode 1 augustus 2012–1 augustus 2013. Artikel 1b, onder b, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van 1 oktober 2011 moet worden gelezen 1 mei 2012.

Toelichting op artikel 1a

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Voor de bepaling van de hoogte van het lumpsumbedrag, dat door het Vervangingsfonds wordt gehanteerd voor de indeling van schoolbesturen in de drie onderscheiden grootteklassen, kan gebruik worden gemaakt van het Overzicht financiële beschikkingen (Ofb), dat door DUO/Cfi op haar website wordt gepubliceerd. Het overzicht vindt men onder Instellingsinformatie, na opgave van het administratienummer van het bestuur, door Bekostigingsinformatie PO te selecteren en dan ‘Op onderwerp’.

Het Ofb, dat beschikbaar is op 1 november voor het desbetreffende jaar, is daarin leidend. De bedragen voor personele bekostiging regulier en het budget Personeels- en Arbeidsmarktbeleid zijn vastgesteld voor het voorliggende schooljaar. Het bedrag voor de materiële instandhouding is vastgesteld voor het desbetreffende kalenderjaar. Aanvullend moet worden opgemerkt dat bij de bepaling van de hoogte van het lumpsumbedrag sec is uitgegaan van de drie genoemde componenten, zoals die ook zijn terug te vinden op het Ofb. De rugzakbekostiging blijft voor alle besturen buiten beschouwing.

In een enkel geval, namelijk als het samenwerkingsverband volledig samenvalt met het schoolbestuur, wordt de bekostiging voor dat samenwerkingsverband weergegeven als ‘Personele bekostiging regulier (zorgbekostiging)’ en als ‘Materiële bekostiging regulier (zorgbekostiging)’ van dat schoolbestuur. Deze zorgbekostiging blijft buiten beschouwing.

Toelichting op artikel 1b

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Krachtens het reglement worden alle grote schoolbesturen per 1 januari 2012 eigen risicodrager voor een periode van afwezigheid van 52 weken, tenzij door het Vervangingsfonds ontheffing wordt verleend indien een bevoegd gezag dit risico niet wil of kan dragen. Ontheffing betekent dat het bevoegd gezag aanspraak kan maken op de reguliere bekostiging. Het bevoegd gezag treedt in overleg met de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad. De vraag of de raad een advies- of instemmingsrecht heeft is geen zaak van het fonds, maar is de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en de raad.

Ontheffing moet vóór 1 oktober 2011 worden aangevraagd. Dit is een fatale termijn. Indien geen of niet tijdig om ontheffing is verzocht, wordt het bevoegd gezag per 1 januari 2012 eigen risicodrager. Tegen weigering van de ontheffing door het fonds staat bezwaar en beroep open in gevolge de Awb.

Toelichting op artikel 1c

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

In de praktijk zijn dit veelal bestuurlijke fusies per 1 augustus 2010 of per 1 januari 2011. In het kalenderjaar 2010 hadden de fuserende besturen nog geen structurele bekostiging van tenminste 20 miljoen euro. De vorm waarin de fusie wordt gerealiseerd is niet van belang.

Artikel 2. Afwezigheidsgronden

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

Met inachtneming van de in dit reglement opgenomen bepalingen komt vervanging bij de volgende vormen van afwezigheid van onderwijspersoneel in aanmerking voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds:

  • 1. ziekteverlof – voor grote schoolbesturen (eigen risicodragers): na de eerste 52 weken – als bedoeld in het Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijspersoneel primair onderwijs (BZA), mits artikel 2, tweede en derde lid, artikel 4, vierde lid, en artikel 5, van de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’ in acht zijn genomen;

  • 2. buitengewoon verlof als bedoeld in de artikelen 8.7, 8.8 en 8.18 CAO-PO, voorzover verleend met behoud van loon, indien en voor zover daarbij geen sprake is van door de Minister extra toegekende budgetten, dan wel van door de Minister rechtstreeks vergoede vervangingskosten;

  • 3. verlof wegens militaire dienst;

  • 4. verlof wegens zwangerschap en/of bevalling;

  • 5. gecompenseerd vakantieverlof indien het zwangerschaps- en bevallingsverlof van de vrouwelijke werknemer dat samenvalt met de verlofperiode van de zomervakantie, zoals deze wordt vastgesteld in de Regeling spreiding zomervakanties van het ministerie van OCW, voor maximaal 3 weken wordt gecompenseerd (artikel 8.2.6 CAO-PO);

  • 6. schorsing als bedoeld in de artikelen 3.13 tot en met 3.17 en 4.11 tot en met 4.16 CAO-PO;

  • 7. verlof wegens het volgen van een door het Participatiefonds in gang gezet vervroegd re-integratietraject, in geval van dreigend ontslag;

  • 8. verlof dat door het bevoegd gezag met toepassing van artikel 8.6 CAO-PO opnieuw wordt verleend.

lid 2

Vervanging van personeel, werkzaam bij een groot schoolbestuur (eigen risicodrager), dat reeds afwezig is wegens ziekte vóór 1 augustus 2011 (respectievelijk vóór 1 januari 2012) komt in aanmerking voor bekostiging, met dien verstande dat de periode van het eigen risico wordt verminderd met de periode van afwezigheid voor 1 augustus 2011 (respectievelijk vóór 1 januari 2012).

Toelichting op artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

Dit artikel somt de vormen van afwezigheid op die voor vervanging, bekostigd ten laste van het Vervangingsfonds, in aanmerking komen.

Grote schoolbesturen (eigen risicodragers)

Met uitzondering van ziekteverlof, komen alle in artikel 2 genoemde vormen van verlof vanaf de eerste dag van afwezigheid voor bekostigde vervanging in aanmerking. Bij de vervanging van onderwijsondersteunend personeel en bovenschools management, dient echter wel rekening te worden gehouden met de in de artikel 23 en 23B genoemde wachttijd.

Ziekteverlof

Bij ziekteverlof als afwezigheidsgrond wordt bepaald dat het bevoegd gezag de in artikel 2, tweede en derde lid, artikel 4, vierde lid, en artikel 5, gestelde voorschriften uit de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’ (25 maart 2002, Stcrt. 2002, 60) in acht neemt. Dit houdt ondermeer in dat, als er naar het oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst sprake is van dreigend langdurig ziekteverzuim, het bevoegd gezag binnen 6 weken na de eerste ziektedag van betrokkene een oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst moet hebben gevraagd. Als pas na 6 weken blijkt dat het verzuim langdurig dreigt te worden, moet er op dat moment ogenblikkelijk advies gevraagd worden. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat het bedoelde oordeel in het dossier aanwezig is. Alleen bij kortdurend verzuim is een oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst niet voorgeschreven.

Uit de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’:

Artikel 2. Gegevensverstrekking aan de bedrijfsarts of de arbodienst

(...)

  • 1. De werkgever verlangt indien er naar de verwachting van de bedrijfsarts of de arbodienst sprake is van dreigend langdurig ziekteverzuim, binnen zes weken na de eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid een oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst over het desbetreffende ziektegeval.

  • 2. De werkgever verlangt onverwijld een oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst als bedoeld in het tweede lid indien eerst na zes weken blijkt dat het ziekteverzuim naar de verwachting van de bedrijfsarts of de arbodienst langdurig dreigt te zijn.

Artikel 4. Het plan van aanpak

(...)

  • 3. De werkgever draagt er zorg voor dat de bedrijfsarts of de arbodienst de werknemer regelmatig hoort over het verloop van de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid en verlangt indien het verloop van de ongeschiktheid naar het oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst bijstelling van het plan van aanpak noodzakelijk maakt, hieromtrent onverwijld advies van de bedrijfsarts of de arbodienst aan zichzelf en de werknemer.

    Uit de toelichting op de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar’:

    (...) Hoewel ook voor dit contact geldt dat niet voorzien is in een minimumfrequentie, geldt hier eveneens dat bij een contact van eens in de zes weken in zijn algemeenheid aan de vereiste regelmaat zal zijn voldaan.

Artikel 5. Afwijken van termijnen

Van de termijnen, bedoeld in artikel 2 en 4, kan door de werkgever en de werknemer gemotiveerd worden afgeweken.

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat in het dossier aanwezig zijn:

  • 1. het oordeel van de bedrijfsarts of de arbodienst, zoals bedoeld in artikel 2;

  • 2. documenten waarmee wordt aangetoond dat de bedrijfsarts of arbodienst de werknemer regelmatig hoort, zoals bedoeld in artikel 4;

  • 3. documenten waarmee wordt aangetoond dat gemotiveerd van de in artikel 2 en 4 genoemde termijnen wordt afgeweken.

vakbondsfaciliteiten

Vakbondsfaciliteiten waarvoor de Minister rechtstreeks de kosten van vervanging vergoedt, ook bekend als het structureel verlof voor overleg- en advieswerkzaamheden, kunnen niet ten laste van het Vervangingsfonds worden vervangen. De Minister verleent faciliteiten voor verlof in verband met SLO, LPC, CITO en andere overleg- en advieswerkzaamheden; daar kan dus evenmin sprake zijn van bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds.

De te volgen procedure in deze gevallen is de volgende: leraar A heeft buitengewoon verlof in verband met een regeling waarvoor de Minister faciliteiten verstrekt; die faciliteiten houden bijvoorbeeld toekenning van extra budget in. Voor de vervanging van leraar A wordt gebruik gemaakt van dit extra budget en wordt geen beroep op het Vervangingsfonds gedaan. Met dit extra budget wordt op de school leraar B aangesteld. Indien leraar B uitvalt, dan kan zijn vervanging wel ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd worden.

artikel 8.6 CAO-PO

Afwezigheid van onderwijsondersteunend personeel wegens vakantieverlof dat – met toepassing van artikel 8.6 CAO-PO – na intrekking door het bevoegd gezag opnieuw verleend wordt, komt eveneens in aanmerking voor vervanging bekostigd ten laste van het Vervangingsfonds; het spreekt vanzelf dat de bepalingen omtrent wachtdagen daarbij wel van toepassing blijven.

artikel 8.7 CAO-PO

Uitgangspunt van het Reglement is dat uitsluitend verlof voor zover verleend met behoud van loon voor bekostigde vervanging in aanmerking komt. Onder buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 8.7 CAO-PO valt o.a. het zogenaamde ’calamiteitenverlof’.

vervroegd re-integratietraject

Voor werknemers uit de marktsector die na ontslag onder de re-integratieverantwoordelijkheid van UWV vallen, biedt de WW de mogelijkheid om vanaf 4 maanden voor hun ontslag CWI te verzoeken te bepalen of een vroegtijdig re-integratietraject noodzakelijk is, en zo ja, dit in te zetten. Ook voor werknemers in het primair onderwijs bestaat de mogelijkheid van een vroegtijdig re-integratietraject. Wanneer werkgever, werknemer en CWI een vervroegd trajectzinvol achten, en er is voldaan aan de voorwaarden die het Participatiefonds stelt, kan de werknemer die een dergelijk traject volgt ten laste van het Vervangingsfonds worden vervangen.

voorwaarde van extra kosten

Het Reglement biedt aan de bevoegde gezagsorganen een aanspraak op bekostiging indien daadwerkelijk vervangen wordt volgens het bepaalde in dit Reglement en voor zover er aan die vervanging voor het bevoegd gezag extra kosten zijn verbonden. Kernpunt in de systematiek is dat er sprake moet zijn van afwezigheid in de zin van artikel 2 en dat er materieel sprake is van vervanging en van vervangingskosten.

Een personeelslid dat verplicht verzekerd is kan in principe niet met vervanging voor rekening van het Vervangingsfonds worden belast.

Een personeelslid dat verplicht verzekerd is kan uitsluitend tijdelijk voor vervanging worden ingezet, als hiermee kan worden voorkomen dat het bevoegd gezag als gevolg van een daling van de formatie tot ontslag moet overgaan. Dit personeelslid dient na afloop van de vervanging weer als verplicht verzekerd te worden aangemerkt.

Inzet van een verplicht verzekerd personeelslid in een door het Vervangingsfonds bekostigde vervangingspool is toegestaan.

geen bekostigde vervanging mogelijk

  • 1. Personeel dat afwezig is omdat gebruik wordt gemaakt van de levensloopregeling komt niet voor bekostigde vervanging in aanmerking.

  • 2. Personeel dat gebruik maakt van betaald danwel onbetaald ouderschapsverlof komt niet voor bekostigde vervanging in aanmerking (artikelen 8.19, 8.20 en 8.21 CAO-PO).

  • 3. Personeel dat gebruik maakt van vormen van overig onbetaald verlof komt niet voor bekostigde vervanging in aanmerking (artikelen 8.11, 8.12, 8.13 en 8.15 CAO-PO). Verlof dat in beginsel wordt verleend zonder behoud van loon wordt aangemerkt als overig onbetaald verlof.

lid 2

Voorbeelden van vermindering van de periode van eigen risico voor grote schoolbesturen (eigen risicodragers):

  • Indien de eerste dag van afwezigheid betreft 29 november 2010 bedraagt de periode voor 1 augustus 2011 35 weken. Dit betekent dat de periode van het eigen risico van 52 weken wordt verminderd met 35 weken en dus is de eerste dag waarop aanspraak bestaat op bekostigde vervanging 28 november 2011.

  • Eerste dag van afwezigheid betreft 1 februari 2011, dan is de eerste dag, waarop aanspraak bestaat op bekostigde vervanging 31 januari 2012.

Artikel 3–4. Premie en de afdracht van WAO-uitkeringen aan het Vervangingsfonds

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 3. Premiebetaling

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

  • a. Het bevoegd gezag is verplicht op de wijze als bepaald in de bestuursvoorschriften een door het bestuur te bepalen premie te voldoen in verband met de kosten voor vervanging.

  • b. Het bevoegd gezag is verplicht om in het kader van de uitvoering van het Convenant Decentralisatie hoofdstuk I-C Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel een afzonderlijke kostendekkende premie te betalen.

    De kostendekkendheid wordt per schooljaar vastgesteld. Overschotten danwel tekorten in de premieopbrengst worden verrekend in de premie voor het volgend schooljaar.

  • c. Het bevoegd gezag, zijnde groot schoolbestuur, is een opslag op de premie verschuldigd (risicopremie).

lid 2

  • a. Het bevoegd gezag is gehouden in verband met arbeidsongeschiktheid van zijn personeelsleden ontvangen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, dan wel het equivalent daarvan indien die uitkering door UWV aan de werknemer zelf is uitbetaald, af te dragen aan het Vervangingsfonds. Het betreft hier uitsluitend arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die betrekking hebben op de WAO en niet op de WIA. Het Vervangingsfonds maakt geen aanspraak op de WIA-gelden.

  • b. Het bevoegd gezag dat volgens UWV in gebreke is gebleven waar het gaat om de toepassing van de Wet verbetering poortwachter, dan wel de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003, waardoor het Vervangingsfonds WAO gelden heeft misgelopen, zal door het Vervangingsfonds financieel aansprakelijk worden gesteld. Het Vervangingsfonds brengt het bevoegd gezag in ieder geval het bedrag in rekening dat het bevoegd gezag zou hebben moeten afdragen als het niet in gebreke was gebleven (fictieve WAO).

  • c. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing indien en voor zover die uitkering betrekking heeft op arbeidsongeschiktheid in verband waarmee, gelet op artikel 8a van dit Reglement, geen vervangingsbekostiging meer plaatsvindt.

Toelichting op artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

Voor de te onderscheiden soorten onderwijs (WPO, WEC) zullen de premies door het bestuur afzonderlijk worden vastgesteld.

Het bevoegd gezag, zijnde groot schoolbestuur, is een opslag op de premie verschuldigd. Deze opslag wordt door het Vervangingsfonds gereserveerd ten behoeve van een mogelijk onwenselijk geachte stijging van de premie bij de kleine schoolbesturen, die als gevolg van de modernisering zich zou kunnen voordoen.

lid 2

Het tweede lid, sub a regelt de verplichte afdracht van WAO-gelden aan het Vervangingsfonds. De Minister van OCW maakt als bekostiger van het onderwijspersoneel aanspraak op de WAO-uitkeringen die in het onderwijsveld worden uitbetaald. Het bedrag dat daarmee gemoeid is, is in 1992 door de Minister en de sociale partners toegevoegd aan de voeding van het Vervangingsfonds. Het fonds heeft dus een van de minister afgeleide aanspraak op deze uitkeringen. De WAO bepaalt echter dat de uitkering moet worden uitbetaald aan de werknemer ofwel – op basis van een machtiging – aan diens werkgever. Als de uitkering aan de werknemer wordt uitbetaald, kort de werkgever deze uitkering op het salaris. Het Vervangingsfonds spreekt de werkgevers aan en maakt aanspraak op de doorbetaalde WAO-uitkeringen of op de besparing als gevolg van de korting op het salaris, het zogenaamde WAO equivalent.

Vanaf 1 januari 2006 is de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) van kracht. Het Vervangingsfonds maakt geen aanspraak op WIA-gelden. Het tweede lid, sub c houdt verband met de beëindiging van de vervangingsbekostiging na 30 maanden eventueel na verlenging in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof en ziekte verband houdende met zwangerschap of een negatief foa. Het Vervangingsfonds maakt dan geen aanspraak meer op de uitkering.

De specificaties voor de afdracht van de betaling van de premies zijn opgenomen in de bestuursvoorschriften. Op 16 mei 2002 hebben de Minister van OCW, de VSWO en de werknemersorganisaties het Convenant Decentralisatie hoofdstuk I-C Rpbo gesloten. Het doel van decentralisatie van (het voormalig) hoofdstuk I-C is te komen tot een situatie dat de verlofregelingen meer op de specifieke situatie van de scholen in het PO zullen zijn toegesneden. Het budget dat omgaat in de verlofregelingen waarop het Convenant doelt, is de basis voor een vermindering van het opslagpercentage aan de scholen voor PO onder navenante verhoging van de schoolbudgetten. Deze systematiek is ingegaan per 1 augustus 2004. Dit is voor het bestuur aanleiding geweest om te besluiten een afzonderlijke kostendekkende premie voor de vervangingskosten te heffen. Overschotten en tekorten in de premieopbrengst worden verrekend in de premie voor het schooljaar 2011–2012.

Artikel 4. Premiegrondslag

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

De verschuldigde premie wordt uitgedrukt in een percentage van het bijdrage inkomen van het verplicht aangesloten onderwijspersoneel, vermeerderd met een toeslag dan wel verminderd met een restitutie vastgesteld per bevoegd gezag conform het bepaalde in de artikelen 4A t/m 4J van dit reglement.

lid 2

De verschuldigde premie – indien en voor zover het bevoegd gezag gebruik maakt van de vrijwillige aansluiting bij het Vervangingsfonds – wordt afzonderlijk kostendekkend vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van het bijdrage-inkomen van het onderwijspersoneel.

De kostendekkendheid wordt per schooljaar vastgesteld. Overschotten danwel tekorten in de premieopbrengst worden verrekend in de premie voor het volgend schooljaar. Bij het vaststellen van de premie wordt rekening gehouden met een aan te houden reserve ter hoogte van 5% van de jaarlijkse uitgaven voor de vrijwillige verzekering.

Toelichting op artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

In artikel 4, lid 2 is de verschuldigde premie voor de vrijwillige aansluiting geregeld. Ten behoeve van deze vrijwillige aansluiting dient het bevoegd gezag eveneens premie aan het Vervangingsfonds af te dragen. De hoogte van deze premie is niet gekoppeld aan de reguliere premie als bedoeld in lid 1.

Artikel 4A–4J. Premiedifferentiatie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 4A. Premiedifferentiatie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

De hoogte van de eventuele toeslag of restitutie bedoeld in artikel 4, lid 1 is afhankelijk van de trede waarin de bevoegde gezagsorganen door het bestuur worden ingedeeld op basis van de verhouding tussen de in het voorgaande schooljaar verschuldigde premie (exclusief eventuele toeslag of restitutie) voor de onderscheiden onderwijssoorten en de aan datzelfde schooljaar toe te rekenen gedeclareerde netto-loonkosten i.v.m. vervanging wegens ziekte voor de onderscheiden onderwijssoorten.

In het kader van het Reglement Vervangingsfonds wordt onder ziekte en ziekteverlof niet begrepen zwangerschap en zwangerschapsverlof.

Indien het bevoegd gezag gebruik maakt van de vrijwillige aansluiting bij het Vervangingsfonds, worden de in verband met die aansluiting betaalde premies en gedeclareerde netto-loonkosten i.v.m. vervanging wegens ziekte ter vaststelling van de trede-indeling toegevoegd aan de in de voorgaande volzin genoemde premie en gedeclareerde netto-loonkosten.

lid 2

Indien vervangingsdeclaraties worden ingediend die verband houden met een ongeval waarbij een bevoegd gezag op grond van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren (Voa) een vordering wegens loonschade heeft ingesteld, maakt het Vervangingsfonds aanspraak op de uit te betalen schadevergoeding. Deze vervangingsdeclaraties worden in dat geval niet meegeteld bij de berekening van de verhouding als bedoeld in het voorgaande lid.

Toelichting op artikel 4a

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 4 A, lid 1

In artikel 4A t/m 4J is het vervangingsbijdrage-differentiatiesysteem opgenomen. Ook in het schooljaar 2011–2012 wordt per bevoegd gezag per soort onderwijs bekeken welke toeslag verschuldigd is dan wel voor welke restitutie men in aanmerking komt. Voor een bevoegd gezag met WPO en WEC scholen wordt één toeslag dan wel restitutie WPO/WEC vastgesteld.

Ook in het schooljaar 2011–2012 is de vervangingsbijdragedifferentiatieregeling van toepassing op de vrijwillige aansluiting. Ook declaraties die buiten het salarissysteem van het bevoegd gezag worden ingediend, zoals declaratie van vervanging wegens ziekte door extern personeel, gedetacheerd personeel of vervangingspoolers worden meegeteld bij de bepaling van de trede-indeling.

Artikel 4 A, lid 2

Bevoegde gezagsorganen zijn gerechtigd aanspraken te maken wegens loonschade op grond van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren (Voa). Die wet biedt onder andere verhaalsmogelijkheden aan de werkgevers of bekostiger van overheids- en onderwijspersoneel in geval van ongevalschade. Wanneer een bevoegd gezag ervoor kiest vervangingsdeclaraties in te dienen die verband houden met een dergelijk ongeval, worden deze declaraties niet meegeteld bij de toepassing van het vervangingsbijdrage differentiatiesysteem. Daarbij wordt door het Vervangingsfonds wel de voorwaarde gesteld dat het bevoegd gezag aan het Vervangingsfonds kenbaar maakt de schadevergoeding na ontvangst per omgaande op rekening van het Vervangingsfonds te zullen storten.

Het bevoegd gezag kan ervoor kiezen de in dit lid bedoelde vervanging niet te declareren. In dat geval maakt het Vervangingsfonds geen aanspraak op de schadevergoeding.

Artikel 4B. Treden

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

Indeling bedoeld in artikel 4A, lid 1 vindt plaats in een van de volgende treden:

In trede nul: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2010–2011 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte minder bedraagt dan 101% van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

In trede een: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2010–2011 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 101% of meer, maar minder dan 110% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

In trede twee: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2010–2011 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 110% of meer, maar minder dan 125% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

In trede drie: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2010–2011 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 125% of meer, maar minder dan 150% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

In trede vier: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2010–2011 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte 150% of meer, maar minder dan het tweevoudige bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

In trede vijf: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2010–2011 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte het tweevoudige of meer, maar minder dan het drievoudige bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

In trede zes: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2010–2011 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte het drievoudige of meer, maar minder dan het viervoudige bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

In trede zeven: indien het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2010–2011 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte het viervoudige of meer bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

lid 2

Bevoegde gezagsorganen worden ingedeeld in de zevende trede indien aan het bevoegd gezag toerekenbaar is dat per 31 oktober 2011 de in de administratie van het Vervangingsfonds aanwezige gegevens m.b.t. het schooljaar 2010–2011 onjuist of onvolledig zijn én indien ten gevolge daarvan de indeling in de juiste trede belemmerd zou kunnen worden.

Artikel 4C. Toeslagpercentages

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

De toeslag bedoeld in artikel 4, lid 1 bedraagt voor bevoegde gezagsorganen met basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs alsook voor de centrale diensten als bedoeld in de WPO en de WEC, alsmede voor bevoegde gezagsorganen met scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs:

  • bij indeling in trede 0: 0%

  • bij indeling in trede 1: 0,5%

  • bij indeling in trede 2: 1,2%

  • bij indeling in trede 3: 1,87%

  • bij indeling in trede 4: 2,07%

  • bij indeling in trede 5: 2,84%

  • bij indeling in trede 6: 3,61%

  • bij indeling in trede 7: 4,38%

van het bijdrage-inkomen van het onderwijspersoneel waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen.

De toeslag dan wel de restitutie wordt vastgesteld door het toeslag- of restitutiepercentage te vermenigvuldigen met het bijdrage-inkomen van alle personeelsleden waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen.

Deze berekeningsgrondslag wordt vastgesteld door de premie zoals die over de maanden augustus, september en oktober 2011 is verantwoord om te rekenen tot een jaarbedrag door vermenigvuldiging met de factor 4,32 en het resultaat vervolgens te delen door het geldende premiepercentage en deze uitkomst met 100 te vermenigvuldigen.

lid 2

Het bestuur kan besluiten de toeslag te mitigeren in verband met de financiële positie van het fonds.

Artikel 4D. Grondslag

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Indeling in treden vindt plaats op basis van de per 31 oktober 2011 beschikbare gegevens in de administratie van het Vervangingsfonds over het schooljaar 2010–2011. Deze indeling is bepalend voor de mate waarin in het schooljaar 2011–2012 toeslag op de premie verschuldigd is dan wel aanspraak bestaat op een restitutie.

Artikel 4E. Recht op restitutie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

De restitutie bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt toegekend aan de bevoegde gezagsorganen indien en voor zover zij gedurende één jaar voor één soort onderwijs zijn ingedeeld in trede 0 én

  • a. het totaalbedrag van de aan het schooljaar toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte voor de betrokken soort onderwijs in één jaar minder bedraagt dan 50% van de in datzelfde schooljaar verschuldigde vervangingsbijdrage of,

  • b. het totaalbedrag van de aan het schooljaar toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie i.v.m. vervanging wegens ziekte voor de betrokken soort onderwijs in één jaar meer bedraagt dan 50%, maar minder dan 75% van de in datzelfde schooljaar verschuldigde vervangingsbijdrage.

lid 2

De restitutie wordt in het schooljaar 2011–2012 toegekend op basis van administratieve gegevens over het schooljaar 2010–2011 (stand 31 oktober 2011).

lid 3

Indien aan een bevoegd gezag toerekenbaar is dat het Vervangingsfonds per 31 oktober 2011 niet beschikt over juiste en volledige administratieve gegevens met betrekking tot de verschuldigde premie en de te declareren netto-loonkosten in verband met vervanging wegens ziekte betrekking hebbende op het schooljaar 2010–2011 vervalt iedere aanspraak op premierestitutie in het schooljaar 2011–2012.

Artikel 4F. Restitutiepercentage

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

De restitutie toegekend op basis van artikel 4E, lid 1 sub a bedraagt voor bevoegde gezagsorganen met basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs alsmede voor centrale diensten als bedoeld in de WPO, en voor bevoegde gezagsorganen met scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs alsmede voor centrale diensten als bedoeld in de WEC: 0,40% van het bijdrage-inkomen van het onderwijspersoneel waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen. Voor de berekening van het bedrag van de restitutie is het bepaalde in de twee laatste volzinnen van artikel 4C, lid 1 van overeenkomstige toepassing.

lid 2

De restitutie toegekend op basis van artikel 4E, lid 1 sub b bedraagt voor bevoegde gezagsorganen met basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs alsmede voor centrale diensten als bedoeld in de WPO, en voor bevoegde gezagsorganen met scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs alsmede voor centrale diensten als bedoeld in de WEC: 0,20% van het bijdrage-inkomen van het onderwijspersoneel waarover premie aan het Vervangingsfonds wordt afgedragen. Voor de berekening van het bedrag van de restitutie is het bepaalde in de twee laatste volzinnen van artikel 4C, lid 1 van overeenkomstige toepassing.

lid 3

Het bestuur kan besluiten de restitutie geheel of gedeeltelijk te weigeren in verband met de financiële positie van het fonds.

Artikel 4G. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

De indeling in treden en de eventueel daarbij behorende beslissing tot oplegging van een toeslag dan wel toekenning van een restitutie wordt vóór 15 februari 2012 aan de bevoegde gezagsorganen kenbaar gemaakt. Het bestuur kan besluiten deze termijn met maximaal zes weken te verlengen, mits dit besluit voor 1 februari 2012 wordt gepubliceerd.

lid 2

Indien het bestuur heeft besloten de toeslag te mitigeren of de restitutie geheel of gedeeltelijk te weigeren, wordt dit besluit vóór 15 februari 2012 aan de bevoegde gezagsorganen kenbaar gemaakt. Het bestuur kan besluiten deze termijn met maximaal zes weken te verlengen, mits dit besluit voor 1 februari 2012 wordt gepubliceerd.

Toelichting op artikel 4G

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De incasso van de toeslagen vindt plaats in de maand maart 2012. In zeer uitzonderlijke gevallen kan een bevoegd gezag verzoeken om betaling in twee of drie termijnen, afhankelijk van de hoogte van het bedrag.

Artikel 4I. Overdracht van scholen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Voor de uitvoering van de artikelen 4A t/m 4J van het Reglement Vervangingsfonds vormen de gegevens van de door het bevoegd gezag op 31 oktober 2011 instandgehouden scholen de berekeningsgrondslag.

Toelichting op artikel 4I

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bij overdracht van een school/scholen is het raadzaam dat de betrokken bevoegde gezagsorganen reeds bij voorbaat regelen hoe zij om zullen gaan met de (mogelijke) consequenties van de premiedifferentiatie.

Artikel 4J. Hardheidsbepaling m.b.t. de premiedifferentiatieregeling

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het bestuur beslist in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4A t/m 4H indien de onverkorte toepassing van deze artikelen dan wel van enige afzonderlijke bepaling naar het oordeel van het bestuur een situatie van bijzondere hardheid oplevert voor het betreffende bevoegd gezag. Het bestuur neemt een dergelijke beslissing slechts op verzoek van het bevoegd gezag en alleen indien het bevoegd gezag ten gerieve van het bestuur kan aantonen dat de situatie van bijzondere hardheid een gevolg is van niet aan het bevoegd gezag toe te rekenen feiten en omstandigheden.

Een verzoek om toepassing van de hardheidsbepaling dient het bevoegd gezag in te dienen binnen 6 weken na dagtekening van de in artikel 4G bedoelde beslissing tot oplegging van de toeslag.

Toelichting op artikel 4J

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Deze hardheidsbepaling is alleen van toepassing op de bepalingen met betrekking tot de premie-differentiatie. Uitgangspunt is dat de situatie van bijzondere hardheid geen gevolg mag zijn van aan het bevoegd gezag toe te rekenen feiten en omstandigheden. In dat verband is evident dat ziekteverzuim, ongeacht aard, duur en omvang, in beginsel toerekenbaar is aan de werkgever. De vraag naar de verwijtbaarheid van ziekteverzuim of een splitsing in beïnvloedbare en niet te beïnvloeden factoren, komt dan ook niet aan de orde. Ziekteverzuim kan op zichzelf daarom geen aanleiding vormen voor toepassing van de hardheidsbepaling. Het bestuur is van oordeel dat van een hardheid in de zin van de onderhavige regeling met name sprake kan zijn in geval van calamiteiten die niet toerekenbaar zijn aan het bevoegd gezag, die een onevenredig zware wissel trekken op het personeelsbestand en waarvan de gevolgen in redelijkheid niet in volle omvang door het bevoegd gezag gedragen kunnen worden. Daarnaast kan het bestuur ook in de situatie dat onverkorte toepassing van het premiedifferentiatiesysteem het bevoegd gezag voor onoverkomelijke financiële problemen stelt, wanneer met andere woorden het gevaar van een faillissement dreigt, aanleiding zien de hardheidsbepaling toe te passen.

Een verzoek om toepassing van de hardheidsbepaling dient het bevoegd gezag in te dienen binnen 6 weken na dagtekening van de in artikel 4G bedoelde beslissing tot oplegging van de toeslag. Een verzoek ontvangen buiten de gestelde termijn, die parallel loopt aan de bezwaartermijn volgens de Awb, wordt slechts marginaal getoetst. Dit houdt in dat het bevoegd gezag dan moet aantonen dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden (als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb) die, indien ze bekend waren ten tijde van het nemen van de in artikel 4G bedoelde beslissing, tot een andersluidende beslissing zouden hebben geleid.

Artikel 5–13. Bekostiging van de vervanging ten laste van het Vervangingsfonds

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 5. Welke vervanging wordt bekostigd

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De vervanging die ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd wordt, betreft, met inachtneming van hetgeen overigens in dit reglement is bepaald, alle werkzaamheden die de afwezige vervult uit hoofde van zijn functie.

Bekostiging van de vervanging van onderwijspersoneel, voor zover het is opgenomen in een door het bestuur bekostigde vervangingspool, dan wel indien en voor zover voor de bekostiging een tegemoetkoming uit het Noodfonds Primair Onderwijs is ontvangen, vindt niet plaats ten laste van het Vervangingsfonds.

Onderwijspersoneel dat niet onder de verplichte verzekering valt, komt alleen in aanmerking voor ten laste van het Vervangingsfonds bekostigde vervanging indien het bevoegd gezag zich daartoe vrijwillig heeft aangesloten bij het Vervangingsfonds en indien is voldaan aan de nadere voorwaarden en verplichtingen die het bestuur hieromtrent heeft vastgesteld.

Toelichting op artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Personeelsleden die niet onder de verplichte aansluiting vallen, kunnen niet zondermeer ten laste van het Vervangingsfonds vervangen worden. Het bevoegd gezag kan zich hiertoe echter wel vrijwillig bij het Vervangingsfonds aansluiten. Daaraan zijn een aantal voorwaarden verbonden die in de artikelen 14 t/m 16 verwoord zijn.

Artikel 5A. Mogelijkheid tot stellen van nadere voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

Het bestuur kan nadere voorwaarden stellen aan de vervangingsbekostiging ten aanzien van bevoegde gezagsorganen bij wie het totaalbedrag van de aan het schooljaar 2009–2010 en 2010–2011 toe te rekenen netto-loonkostendeclaratie in verband met vervanging wegens ziekte meer dan 110% bedraagt van de in datzelfde schooljaar verschuldigde premie.

lid 2

De in lid 1 bedoelde voorwaarden betreffen onder meer de kwaliteit van arbeidsomstandigheden, bedrijfsgezondheidszorg en ziekteverzuimbestrijding.

lid 3

Het bestuur geeft slechts toepassing aan het bepaalde in de vorige leden indien en voor zover door het bestuur met het betreffende bevoegd gezag geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de kwaliteit van arbeidsomstandigheden, bedrijfsgezondheidszorg en ziekteverzuimbestrijding.

toelichting op artikel 5A

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het bestuur is gerechtigd bevoegde gezagsorganen die op basis van hun vervangingskostendeclaraties in de schooljaren 2009–2010 en 2010–2011 in de achtereenvolgende schooljaren 2010–2011 en 2011–2012 bij de toepassing van de premiedifferentiatieregeling in de hogere treden (vanaf 110%) zijn ingedeeld, daarop aan te spreken. Het bestuur is van mening dat aan indeling in de hogere treden een extra inzet van het bevoegd gezag verbonden moet worden. Indeling in deze trede moet in beginsel voor het bevoegd gezag reden zijn extra aandacht aan ARBO-beleid te besteden en/of extra budget te besteden aan bedrijfsgezondheidszorg of aan verzuimbestrijding. Alvorens door het bestuur extra voorwaarden aan de vervangingsbekostiging worden gesteld, zal eerst getracht worden om in goed overleg met het betreffende bevoegd gezag op basis van een gemeenschappelijke analyse schriftelijk afspraken te maken over de maatregelen die het bevoegd gezag zal nemen ter bestrijding van het ziekteverzuim en over de ondersteuning (beleidsmatig en financieel) die daarbij door of namens het bestuur zal worden verleend.

De inhoud van deze niet vrijblijvende afspraken is mede afhankelijk van en evenredig aan de inzet van het bevoegd gezag tot dusverre met betrekking tot de bestrijding van het ziekteverzuim en van de toerekenbaarheid daarvan. Bij de ondersteuning van de betreffende scholen en de uitwerking van de te maken afspraken, worden de ARBO-dienst, de werkgeversorganisatie waarbij het bevoegd gezag is aangesloten en de regio-adviseur Diensten VF/PF betrokken. Een en ander vindt plaats in het kader van het project ’Intensivering aanpak hoog verzuim Primair Onderwijs’.

Lukt het niet schriftelijke afspraken te maken met het bevoegd gezag dan stelt het bestuur nadere voorwaarden aan de vervangingsbekostiging. Bij de vaststelling van die nadere voorwaarden weegt het bestuur de feiten en omstandigheden mee die van belang waren voor het niet tot stand komen van de schriftelijke afspraken. Zonodig zal het bestuur toepassing geven aan artikel 26 van dit Reglement.

Artikel 6. Reguliere voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Vervanging van onderwijspersoneel ten laste van het Vervangingsfonds wordt eerst bekostigd, indien en nadat het bevoegd gezag voor vervanging heeft ingezet: onderwijspersoneel indien en voor zover voor de bekostiging een tegemoetkoming uit het Noodfonds Primair Onderwijs is ontvangen.

Toelichting op artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Dit artikel beschrijft de eigen inzet die van het bevoegd gezag verwacht wordt, voordat een beroep op het Vervangingsfonds kan worden gedaan. Onderwijspersoneel indien en voor zover voor de bekostiging een tegemoetkoming uit het Noodfonds is ontvangen, moet bij voorrang worden ingezet voor vervangingswerkzaamheden alvorens een beroep op het Vervangingsfonds te doen. Hierbij wordt uiteraard rekening gehouden met de inzetbaarheid van bedoelde personeelsleden, met benoembaarheidsvereisten en regels van passende arbeid.

Artikel 8. Wie mag vervangen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bekostiging van vervanging ten laste van het Vervangingsfonds kan slechts plaatsvinden indien en voor zover de vervanging feitelijk gerealiseerd is en de door de wet gestelde benoembaarheidseisen met inbegrip van de in artikel 3 van de WPO en artikel 3 van de WEC voorziene mogelijkheden tot dispensatie daarbij in acht zijn genomen. Tevens moeten er aan de vervanging voor het bevoegd gezag extra kosten zijn verbonden.

In afwijking van het bovenstaande kunnen leraren in geval van afwezigheid als bedoeld in artikel 2 door een lerarenondersteuner, een onderwijsassistent danwel een klassenassistent worden vervangen. Het bepaalde in artikel 20 A, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

In afwijking van het bovenstaande kunnen leraren door zij-instromers, leraren in opleiding en door onderwijsassistenten in opleiding vervangen worden. Het bepaalde in artikel 20 A, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Bekostiging van vervanging ten laste van het Vervangingsfonds kan slechts plaatsvinden indien de CAO-PO op de vervanger van toepassing is, tenzij in de vervanging wordt voorzien door inzet van gedetacheerd personeel als bedoeld in artikel 20A en 22A dan wel door inzet van extern personeel als bedoeld in artikel 22B, 23 en 23B dan wel door inzet van uitzendkrachten als bedoeld in artikel 20B.

Toelichting op artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

In dit artikel is bepaald dat op de vervanger de CAO-PO van toepassing is. Een en ander heeft automatisch tot gevolg dat voor vervanging geen beroep kan worden gedaan op extern personeel. De vervanger dient immers conform de CAO-PO een akte van benoeming/ aanstelling te ontvangen.

Een uitzondering wordt alleen gemaakt in de volgende situaties:

  • 1. onderwijsondersteunend personeel dat wel door extern personeel mag worden vervangen;

  • 2. leraren en directieleden die door gedetacheerde personeelsleden vervangen worden;

  • 3. de vervanging van leraren door uitzendkrachten;

  • 4. de vervanging van bovenschools management als bedoeld in artikel 23B;

  • 5. de vervanging van directie als bedoeld in artikel 22B.

In afwijking van artikel 3 van de WPO kunnen leraren in geval van afwezigheid als bedoeld in artikel 2 door een lerarenondersteuner, een onderwijsassistent danwel een klassenassistent worden vervangen. Opvang van groepen onder de titel van vervanging door lerarenondersteuners, onderwijsassistenten danwel klassenassistenten is mogelijk onder de volgende condities:

  • 1. betrokkene heeft een benoeming dan wel aanstelling als lerarenondersteuner, onderwijsassistent danwel klassenassistent (een eerste benoeming/aanstelling dan wel uitbreiding van de reeds bestaande betrekking), waaruit blijkt dat betrokkene is benoemd/aangesteld in verband met en voor de duur van de afwezigheid van de met naam genoemde leerkracht.

  • 2. uit deze benoeming/aanstelling blijkt onder verantwoordelijkheid van welke andere leerkracht de lerarenondersteuner, onderwijsassistent danwel klassenassistent in kwestie de opvang verzorgt.

  • 3. bij vervanging door een klassenassistent kan het uitsluitend gaan om een klassenassistent die functioneert op het hoogste niveau (schaal 4).

Bekostigde vervanging door lerarenondersteuners, onderwijsassistenten danwel klassenassistenten is niet mogelijk indien betrokkene – zonder uitbreiding van zijn betrekking – in plaats van zijn reguliere werkzaamheden tijdelijk met de vervangingswerkzaamheden wordt belast. Wordt de lerarenondersteuner, onderwijsassistent danwel klassenassistent in verband hiermee vervangen door een andere lerarenondersteuner, onderwijsassistent danwel klassenassistent, die daarvoor is aangesteld of waarvan de betrekking daarvoor is uitgebreid, dan wordt die vervanging wel bekostigd.

functiemix

Vervanging van de ene door de andere leerkracht in het kader van de functiemix komt voor vergoeding door het Vervangingsfonds in aanmerking. De functie van de vervanger (LA-, LB- of LC-functie) is daarbij bepalend. Dat betekent dat als de afwezige een LB-functie heeft en de vervanger een LA-functie, de vervanger benoemd of aangesteld dient te worden als groepsleerkracht in een LA-functie om de daarmee gepaard gaande kosten ten laste van het Vervangingsfonds te kunnen brengen. Heeft de afwezige een LA-functie en de vervanger een LB-functie, dan dient de vervanger benoemd of aangesteld te worden als groepsleerkracht in een LB-functie om de vervangingskosten ten laste van het Vervangingfonds te kunnen brengen.

Artikel 8A. Vervanging bij arbeidsongeschiktheid

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Onverminderd het bepaalde in dit reglement vindt geen bekostiging plaats voor de vervanging van een afwezig personeelslid, dat meer dan 30 maanden arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) danwel de WIA.

De bovengenoemde periode van 30 maanden wordt (zowel in geval van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO als in geval van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA) verlengd met de periode dat een personeelslid gebruik maakt van zwangerschaps- en bevallingsverlof en met de periode van ziekte verband houdend met zwangerschap en bevalling gedurende de periode tussen het begin van de zwangerschap en het einde van het bevallingsverlof.

Indien het bevoegd gezag een personeelslid dat arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO, op grond van een door UWV uitgebracht negatief functie-ongeschiktheidsadvies niet kan ontslaan, wordt de periode van 30 maanden verlengd tot het moment dat het personeelslid op grond van een alsnog uitgebracht positief functie-ongeschiktheidsadvies, kan worden ontslagen. Dit onder voorwaarde dat de werkgever in de 18e maand na de eerste ziektedag het functieongeschiktheidsadvies heeft aangevraagd en dat hij, onverminderd het bepaalde in artikel 20, eerste lid, BZA telkens binnen 6 weken na ontvangst van het negatieve functie-ongeschiktheidsadvies een nieuwe aanvraag heeft ingediend.

Indien het bevoegd gezag een personeelslid dat arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA, niet kan ontslaan omdat UWV in het kader van de WIA-beschikking aangeeft dat redelijkerwijs te verwachten is dat betrokkene na twee jaar arbeidsongeschiktheid binnen zes maanden hersteld zal zijn – en na afloop van 30 maanden blijkt dat betrokkene desondanks niet hersteld is – doet zich de situatie voor dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA en tevens van ziekte in de zin van het BZA. Het bevoegd gezag kan echter niet tot ontslag overgaan. In dat geval blijft het Vervangingsfonds de vervangingskosten betalen ook na afloop van de 30 maanden. Dit onder voorwaarde dat het bevoegd gezag aanstonds na afloop van de 30 maanden een deskundigenoordeel aanvraagt bij UWV ten aanzien van de vraag of op dat moment herstel redelijkerwijs binnen zes maanden te verwachten is. Deze aanvraag wordt elke zes maanden herhaald totdat UWV aangeeft dat redelijkerwijs niet te verwachten is dat betrokkene binnen zes maanden hersteld zal zijn.

De vervangingsbekostiging loopt door tot het moment dat het personeelslid naar aanleiding van het deskundigenonderzoek kan worden ontslagen.

Toelichting op artikel 8A

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Een personeelslid dat langer dan 30 maanden wegens arbeidsongeschiktheid afwezig is, mag niet meer ten laste van het Vervangingsfonds vervangen worden. Volgens de bepalingen in het BZA in relatie tot de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is het immers in principe mogelijk om een personeelslid na 24 maanden arbeidsongeschiktheid te ontslaan.

In het geval de vervangingsbekostiging wegens overschrijding van de 30 maanden termijn beëindigd is, maakt het Vervangingsfonds op geen enkele manier meer aanspraak op de met de WAO gemoeide gelden of met het equivalent van de uitkering. Wanneer er wel sprake is van ziekte in de zin van het BZA maar niet van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO danwel WIA, kan de vervangingsbekostiging door het Vervangingsfonds ook na 30 maanden doorlopen. Afwezigheid wegens ziekteverlof in de zin van het BZA biedt immers een geldige titel voor vervangingsbekostiging. Dus wanneer een werknemer, blijkens het oordeel van een gecertificeerde bedrijfsarts, ziek is in de zin van het BZA terwijl er volgens UWV geen sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO danwel WIA, kan de bekostiging van de vervanger van de zieke werknemer ten laste van het Vervangingsfonds zich over een periode van meer dan 30 maanden uitstrekken.

Artikel 20, eerste lid, BZA bepaalt dat een werkgever niet vaker dan eenmaal in de drie maanden een functie-ongeschiktheidsadvies voor een werknemer kan aanvragen. Dat brengt met zich mee dat het voor een werkgever die binnen een paar weken na aanvraag al een functie-ongeschiktheidsadvies ontvangt, niet mogelijk is om binnen 6 weken na ontvangst van dat advies alweer een nieuwe aan te vragen. In dat geval wordt de termijn van 6 weken verlengd totdat de werkgever op grond van artikel 20, eerste lid, BZA een nieuwe aanvraag kan indienen.

Artikel 9. Declareren binnen drie maanden

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het bevoegd gezag declareert de kosten verbonden aan de vervanging, voor zover door dit reglement toegestaan, conform de bestuursvoorschriften die daartoe door het bestuur worden vastgesteld. Declaratie van kosten dient plaats te vinden binnen drie maanden na afloop van de maand waarop de declaratie betrekking heeft. Na het verstrijken van deze termijn vervalt de aanspraak op bekostiging, tenzij er naar het oordeel van het bestuur sprake is van buitengewone feiten of omstandigheden.

Artikel 10. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

Het bevoegd gezag is gehouden het bestuur alle mogelijke inlichtingen te verschaffen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van aanvragen om bekostiging van vervanging ten laste van het Vervangingsfonds.

lid 2

Het bevoegd gezag is gehouden aan het bestuur de inlichtingen te verschaffen die van belang kunnen zijn voor de monitoring in het kader van de invoering van het nieuwe stelsel.

Toelichting op artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 2

Het Vervangingsfonds acht de monitoring van het nieuwe stelsel van wezenlijk belang voor de vraag of en in hoeverre de modernisering na 1 augustus 2013 wordt gecontinueerd. Daartoe is afdoende informatie vereist vanuit alle bij het fonds aangesloten besturen. Administratieve lasten zullen zoveel mogelijk worden voorkomen.

Artikel 11. Administratie- en bewaarplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het bevoegd gezag dient administratie te voeren of te laten voeren met betrekking tot de afwezigheid en de vervanging van onderwijspersoneel en deze administratie ter beschikking te stellen van de controleurs die het bestuur daartoe heeft aangewezen. De administratie dient het bevoegd gezag gedurende een periode van vijf jaar te bewaren.

Toelichting op artikel 9, 10 en 11

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

In deze artikelen worden in hoofdlijnen de administratieve verplichtingen voor het bevoegd gezag aangeduid. Artikel 9 verwijst naar de administratieve voorschriften betreffende declaraties, artikel 10 legt de plicht bij het bevoegd gezag om het bestuur te informeren en artikel 11 schrijft het voeren van een administratie voor. Hierop baseert het bestuur de controle-activiteiten.

In artikel 9 is voorts nadrukkelijk opgenomen dat declaraties van de kosten voor vervanging binnen drie maanden na afloop van de maand waarop de declaratie betrekking heeft, moeten worden ingediend. Overschrijding van deze termijn zal worden gesanctioneerd in die zin dat de aanspraak op de vervangingsbekostiging vervalt indien er naar het oordeel van het bestuur geen sprake is van buitengewone feiten of omstandigheden. Voor een nadere toelichting zij verwezen naar de bestuursvoorschriften.

Artikel 12. Weigeren van bekostiging

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het bestuur is bevoegd de bekostiging van de vervanging ten laste van het Vervangingsfonds geheel of gedeeltelijk te weigeren, indien het bevoegd gezag naar de mening van het bestuur niet of niet tijdig voldoet aan de verplichtingen zoals verwoord in dit reglement.

Artikel 13. Administratieve heffing

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1 terugvordering uitbetaalde declaraties

In gevallen waarin door het niet of niet tijdig voldoen aan de verplichtingen door het bevoegd gezag dan wel door een onjuiste toepassing van de bepalingen van dit reglement ten onrechte bekostiging van vervanging ten laste van het Vervangingsfonds heeft plaatsgevonden, vordert het bestuur het ten onrechte betaalde bedrag terug als onverschuldigde betaling.

lid 2 invordering niet ontvangen premie

Indien het bevoegd gezag niet of niet tijdig dan wel door een onjuiste toepassing van de bepalingen van dit reglement geen of te weinig premie heeft afgedragen aan het Vervangingsfonds, vordert het bestuur het ten onrechte niet betaalde bedrag in.

lid 3 mogelijkheid tot compensatie

In voorkomende gevallen kan het bestuur bepalen dat het te vorderen bedrag in compensatie wordt gebracht met andere door het bestuur verschuldigde bedragen.

lid 4 administratieve heffing

Een vordering op grond van de leden 1 en 2 wordt vermeerderd met een administratieve heffing van 10% van de vordering. De omvang van de administratieve heffing wordt beperkt tot maximaal de kosten van de door het bestuur bij het bevoegd gezag uitgevoerde controle.

lid 5 uitzondering op administratieve heffing

Het bestuur legt geen administratieve heffing op en volstaat met een schriftelijke waarschuwing indien het bevoegd gezag niet eerder een schriftelijke waarschuwing heeft gekregen of een administratieve heffing kreeg opgelegd. Het bestuur legt geen administratieve heffing op indien het bevoegd gezag aannemelijk maakt dat de onjuiste toepassing van het reglement het bevoegd gezag niet kan worden toegerekend.

Toelichting op artikel 12, 13

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 12 biedt het bestuur de mogelijkheid de bekostiging van vervanging ten laste van het Vervangingsfonds onder bepaalde omstandigheden geheel of gedeeltelijk te weigeren. Aangezien de controle vrijwel altijd achteraf zal plaatsvinden, zal weigering van de bekostiging in veel gevallen betekenen, dat er bekostiging terugbetaald zal moeten worden. Hierin voorziet het bepaalde in artikel 13.

Daarnaast is in artikel 13 opgenomen dat het bestuur gerechtigd is een administratieve heffing in rekening te brengen als het bevoegd gezag onrechtmatig vervangingskosten heeft gedeclareerd danwel geen of te weinig premie heeft afgedragen. Handelen of nalaten van het administratiekantoor wordt aan het bevoegd gezag toegerekend.

De administratieve heffing zal niet hoger zijn dan de werkelijke kosten van de uitgevoerde controle. Een voorbeeld kan dit duidelijk maken. De genoemde bedragen zijn fictief.

 

Voorbeeld 1

Voorbeeld 2

Onrechtmatige declaraties

€ 10.000,–

€ 1.000,–

Administratieve heffing 10%

€ 1.000,–

€ 100,–

Werkelijke kosten controle

€ 600,–

€ 600,–

In vordering te brengen

€ 600,–

€ 100,–

Indien sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit behoudt het Vervangingsfonds zich het recht voor aangifte te doen bij Justitie.

Artikel 14–17. Bekostiging van de vervanging van onderwijspersoneel dat niet onder de verplichte aansluiting van het Vervangingsfonds valt.

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 14. Vrijwillige aansluiting

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De vrijwillige aansluiting als bedoeld in artikel 5 staat open voor alle bevoegde gezagsorganen die van rechtswege bij het Vervangingsfonds zijn aangesloten. Het bevoegd gezag dat zich vrijwillig bij het Vervangingsfonds aansluit, is gehouden die aansluiting van toepassing te laten zijn op het voltallige in zijn dienst werkzame onderwijspersoneel voor zover niet reeds vallende onder de verplichte aansluiting. In afwijking van het in de eerste volzin bepaalde kan een bevoegd gezag de aansluiting beperken tot het voltallige onderwijzend personeel of het voltallige onderwijs ondersteunend personeel voor zover niet reeds vallend onder de verplichte aansluiting.

Artikel 15. Aanmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De schriftelijke aanmelding voor de vrijwillige aansluiting voor het schooljaar 2011–2012 dient uiterlijk op 1 juli 2011 in handen van het bestuur te zijn. Dit geldt ook voor wijziging van de vrijwillige aansluiting op het punt van het al dan niet verzekeren van het voltallige OP of OOP. Aanmelding in de loop van het schooljaar is slechts bij uitzondering mogelijk en alleen indien daar naar het oordeel van het bestuur bijzondere redenen voor aanwezig zijn.

De aanmelding geldt voor het gehele schooljaar en wordt geacht stilzwijgend te zijn verlengd voor het volgende schooljaar. Bevoegde gezagsorganen die in het schooljaar 2010–2011 vrijwillig aangesloten waren, worden geacht deze aansluiting te continueren, tenzij opzegging heeft plaats gevonden, danwel wijziging heeft plaatsgevonden met betrekking tot de aansluiting van OP of OOP als bedoeld in artikel 14 laatste volzin. Beëindiging danwel wijziging van de vrijwillige aansluiting kan uitsluitend plaatsvinden per 1 augustus van een schooljaar waarbij een maand opzegtermijn in acht moet worden genomen. Opzegging danwel wijziging van de vrijwillige aansluiting dient schriftelijk te geschieden.

Artikel 16. Aangesloten personeelsleden

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het bevoegd gezag dat gebruik maakt van de vrijwillige aansluiting bij het Vervangingsfonds, dient over de personeelsleden die het betreft – conform het bepaalde in de bestuursvoorschriften – informatie te verstrekken aan het bestuur. Voor bevoegde gezagsorganen die zich aanmelden voor de vrijwillige aansluiting en die in het schooljaar 2010–2011 geen gebruik hebben gemaakt van de vrijwillige aansluiting geldt de volgende beperking.

Behoudens beslissing van het bestuur is de vrijwillige aansluiting niet van toepassing op personeelsleden indien en voor zover zij op de eerste werkdag van het schooljaar dan wel bij ingangsdatum van de vrijwillige aansluiting door ziekte of arbeidsongeschiktheid niet in staat zijn hun functie uit te oefenen. Bedoelde personeelsleden vallen vanaf de datum van hun herstel onder de werking van de vrijwillige aansluiting. Het bevoegd gezag moet een verklaring van een gecertificeerde bedrijfsarts, of een verklaring opgesteld onder verantwoordelijkheid van een gecertificeerde bedrijfsarts kunnen overleggen waaruit het herstel blijkt.

Toelichting op artikel 14, 15 en 16

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Deze artikelen geven de nadere voorwaarden aan voor aanmelding van personeel dat niet onder de verplichte aansluiting valt.

In artikel 15 is bepaald, dat het bevoegd gezag uiterlijk 1 juli 2011 bij het bestuur kenbaar maakt of het van de vrijwillige aansluiting gebruik maakt. Deze aansluiting geldt dan in principe voor het gehele schooljaar en wordt – zonder opzegging – stilzwijgend verlengd voor het volgende schooljaar. Bevoegde gezagsorganen die in het schooljaar 2010–2011 van de vrijwillige aansluiting gebruik hebben gemaakt en deze niet hebben opgezegd, hoeven zich niet meer opnieuw aan te melden. De aansluiting wordt immers geacht te zijn gecontinueerd.

Tussentijdse aanmelding zal in elk geval geaccepteerd worden indien het een bevoegd gezag betreft dat in de loop van het schooljaar wordt opgericht en zich aanmeldt per oprichtingsdatum.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 18. Vervangingspools

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

Het bevoegd gezag dat daartoe uiterlijk 1 juni 2011 bij het bestuur een aanvraag indient, kan – onder de hierna volgende voorwaarden – toestemming krijgen om eventueel samen met andere bevoegde gezagsorganen personeel aan te stellen in een vervangingspool die door het bestuur bekostigd wordt.

lid 2

De aanvraag – op een bij het bestuur verkrijgbaar formulier – bevat de gegevens die voor de beoordeling door het bestuur noodzakelijk zijn, te weten de gegevens van het bevoegd gezag dat de aanvraag indient alsmede van de bevoegde gezagsorganen die gezamenlijk de vervangingspool in stand zullen houden, de gegevens van de scholen waaraan de poolvervangers werkzaam zullen zijn en de totale formatie van deze scholen.

lid 3

Het bestuur zal uiterlijk op 1 juli 2011 het bevoegd gezag in kennis stellen van zijn beslissing.

lid 4

  • 1. De maximale omvang van de pool is op 4% van de totale formatie van het deelnemende bevoegd gezag of bij een samenwerkingsverband, de deelnemende bevoegde gezagsorganen gesteld. Onder formatie wordt begrepen alle personeelsleden in dienst bij een bevoegd gezag, exclusief de vervangers.

  • 2. Personeel benoemd in de pool dient voor minimaal 98% van de beschikbare tijd te worden ingezet voor door het Vervangingsfonds bekostigde vervangingswerkzaamheden. Bij een inzet voor vervanging die lager ligt, dient het bevoegd gezag een deel van de gedeclareerde kosten terug te betalen (zijnde het verschil tussen 98% van de netto-loonkosten van de poolers en de netto-loonkosten gemoeid met de feitelijke vervangingswerkzaamheden).

  • 3. Een bevoegd gezag kan ervoor kiezen de omvang van de pool op 6% van de totale formatie te stellen. Personeel benoemd in een dergelijke pool dient voor 100% van de beschikbare tijd te worden ingezet voor vervangingswerkzaamheden. Bij een inzet voor vervanging die lager ligt, dient het bevoegd gezag een deel van de gedeclareerde kosten terug te betalen (zijnde het verschil tussen 100% van de nettoloonkosten van de poolers en de netto-loonkosten gemoeid met de feitelijke vervangingswerkzaamheden).

  • 4. Verantwoording van de inzet van de poolers dient te geschieden door middel van de door het Vervangingsfonds ter beschikking gestelde pooltool, danwel een daaraan vergelijkbaar systeem dat digitale aanlevering van de gewenste verantwoordingsgegevens mogelijk maakt.

    Grote schoolbesturen (eigen risicodragers)

  • 5. De maximale omvang van de pool bedraagt 2% van de (totale) formatie van het deelnemende grote schoolbestuur (eigen risicodrager) of van de in een samenwerkingsverband deelnemende grote schoolbesturen (eigen risicodragers). Onder formatie wordt verstaan alle personeelsleden in dienst bij het grote schoolbestuur of de grote schoolbesturen, exclusief de vervangers.

    Indien de vervangingspool een samenwerkingsverband betreft van een groot schoolbestuur (eigen risicodrager) of grote schoolbesturen (eigen risicodragers) met een ander schoolbestuur of andere schoolbesturen (middelgroot of klein schoolbestuur) wordt als de maximale omvang van de pool aangemerkt 2% van de formatie van het grote schoolbestuur of van de grote schoolbesturen vermeerderd met 4% van de formatie van het andere schoolbestuur of van de andere schoolbesturen.

  • 6. Het grote schoolbestuur (eigen risicodrager) of de pool van het samenwerkingsverband kan kiezen voor een inzetpercentage van 100%. Het bovenstaande is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van 2% moet worden gelezen 3% en in plaats van 4% moet worden gelezen 6%.

  • 7. Het onder sub 2 en 4 bepaalde is van overeenkomstige toepassing op grote schoolbesturen.

lid 5

Indien verschillende bevoegde gezagsorganen in een samenwerkingsverband een vervangingspool in stand houden, vindt toewijzing van de pooldeclaraties met het oog op de premiedifferentiatie plaats naar rato van de per bevoegd gezag afgedragen premie. Het premiebedrag per bevoegd gezag wordt gedeeld door het premiebedrag van de deelnemende bevoegde gezagsorganen samen. De uitkomst wordt vermenigvuldigd met het totaal aan pooldeclaraties. Het samenwerkingsverband kan onderbouwd aantonen dat de poolvervangingsdeclaraties anders over de deelnemende bevoegde gezagsorganen verdeeld dienen te worden.

lid 6

Van het totaal aantal door een bevoegd gezag ingediende of ingevolge het vorige lid toegerekende pooldeclaraties wordt standaard 80% gekenmerkt als ziektedeclaratie en betrokken bij de premiedifferentiatieregeling als bedoeld in artikel 4A t/m 4J. Indien het bevoegd gezag onderbouwd kan aantonen dat het percentage van 80% te hoog is, wordt het feitelijke percentage alsnog gehanteerd.

lid 7

Het staat bevoegde gezagsorganen vrij onder de hierboven geformuleerde voorwaarden een vervangingspool in stand te houden waarbij het in de pool opgenomen onderwijspersoneel voor minder dan 98% (danwel 100%) van de beschikbare tijd wordt ingezet voor vervangingswerkzaamheden als hierboven bedoeld, onder de voorwaarde dat de extra kosten aan het Vervangingsfonds vergoed worden. Onder extra kosten wordt in dit verband verstaan het verschil tussen 98% (danwel 100%) van de netto-loonkosten van de vervanger en de nettoloonkosten die gemoeid zijn met de feitelijke vervangingswerkzaamheden als hierboven bedoeld.

lid 8

Het bestuur zal instemmen met de bekostiging van vervanging door vervangers opgenomen in de vervangingspools die in het schooljaar 2010–2011 door het bestuur bekostigd zijn, indien en voor zover de bevoegde gezagsorganen die deze pools in stand houden het bestuur uiterlijk op 1 juni 2011 meedelen dat zij de bestaande vervangingspool willen voortzetten.

Toelichting op artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

In artikel 18 wordt een bevoegd gezag in het primair onderwijs de mogelijkheid geboden om een zogenaamde ’vervangingspool’ in stand te houden of op te richten. Het salaris van personeelsleden uit een dergelijke pool wordt volledig door het Vervangingsfonds betaald.

Personeelsleden opgenomen in een vervangingspool dienen voor ten minste 98% (danwel 100%) van de beschikbare tijd met vervangingswerkzaamheden belast te worden. Indien er sprake is van inzet van minder dan 98% (danwel 100%), dient het verantwoordelijke bevoegd gezag het verschil in nettoloonkosten te vergoeden aan het Vervangingsfonds. Het inzetpercentage van 98% (danwel 100%) wordt per schooljaar op totaalniveau van de vervangingspool vastgesteld.

De in het schooljaar 2010–2011 functionerende pools blijven bekostigd door het bestuur indien en voor zover de betreffende bevoegde gezagsorganen aan het bestuur uiterlijk op 1 juni 2011 meedelen dat zij dat willen.

Toewijzing van de pooldeclaraties van een samenwerkingsverband met het oog op de premiedifferentiatie vindt plaats naar rato van de per bevoegd gezag afgedragen premie. Het samenwerkingsverband kan onderbouwd aantonen dat de poolvervangingsdeclaraties conform de feitelijke inzet over de deelnemende bevoegde gezagsorganen verdeeld dienen te worden. De aan het samenwerkingsverband deelnemende bevoegde gezagsorganen dienen zich aan die verdeling te conformeren en de eventuele gevolgen voor de premiedifferentiatie te aanvaarden.

Grote schoolbesturen

Voorbeeld: het samenwerkingsverband bestaat uit een groot schoolbestuur met 500 fte’s en een klein schoolbestuur met 50 fte’s. Dit samenwerkingsverband kiest voor een inzetpercentage van 98%. De maximale omvang van het samenwerkingsverband bedraagt 10 fte’s (2%) vermeerderd met 2 fte’s (4%), derhalve 12 fte’s. In de praktijk bedraagt het volume van de vervangingskosten bij afwezigheid korter dan één jaar ongeveer de helft van het totale volume van de vervangingskosten bij afwezigheid. Derhalve bedraagt de maximale omvang van de pool bij grote schoolbesturen de helft van 4%, zijnde het percentage in het reglement 2010–2011.

Wordt door het samenwerkingsverband gekozen voor een inzetpercentage van 100% dan bedraagt de maximale omvang van de vervangingspool 15 fte’s (3%) vermeerderd met 3 fte’s (6%), derhalve 18 fte’s.

Artikel 19–20B. Vervanging van leraren

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 19. Aanvang bekostiging

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bekostiging van de vervanging ten laste van het Vervangingsfonds kan niet ingaan gedurende de vakantie van de te vervangen leraar. Zij kan eerst plaatsvinden met ingang van de eerste dag na de vakantie waarop de afwezige leraar is ingeroosterd.

Is er voor de aanvang van de zomervakantie reeds sprake van afwezigheid dan kan die bekostiging plaatsvinden:

  • tot en met uiterlijk de laatste dag voor de zomervakantie, indien de benoeming of aanstelling op of na 1 maart is begonnen of

  • tot en met uiterlijk de laatste dag van het schooljaar (31 juli), indien de benoeming of aanstelling plaatsvond vanaf een datum gelegen voor 1 maart.

Ten laste van het Vervangingsfonds vindt eveneens bekostiging plaats van de aanspraak van de vervanger als bedoeld in artikel 6.12 CAO-PO.

Toelichting op artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Dit artikel geeft aan hoe met vervanging tijdens de vakantie moet worden omgegaan. In dit artikel wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 6.12 CAO-PO. In genoemd artikel is onder andere geregeld wanneer de bezoldiging van een vervanger mag ingaan op 1 augustus. Indien een vervanger volgens de CAO-PO recht heeft op bezoldiging met ingang van 1 augustus, kunnen de kosten voor vervanging ook met ingang van 1 augustus gedeclareerd worden. Het Vervangingsfonds maakt voor wat betreft de toepassing van artikel 6.12 CAO-PO geen onderscheidt of de werknemer in het voorafgaande schooljaar een benoeming of aanstelling in een vervangingsbetrekking of in een reguliere betrekking heeft gehad.

Artikel 20. Aanvullende bezoldiging

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Indien de vervanging wordt gerealiseerd door tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang van een reeds aan de school verbonden en voor vervanging benoembaar personeelslid, komt voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds in aanmerking de aanvullende bezoldiging die aan de vervanger wordt toegekend en die wordt berekend op grond van de salarisschaal en het salarisnummer verbonden aan de functie waarin deze vervanger reeds aan de school was verbonden. Het bepaalde in artikel 19 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tijdelijke uitbreiding van de betrekkingsomvang.

Toelichting op artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Onder betrekkingsomvang wordt verstaan de taakomvang, waarvoor het personeelsliddoor het bevoegd gezag is benoemd en die in de akte van benoeming is vermeld. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat ook directie-leden door tijdelijke uitbreiding van hun betrekkingsomvang ten laste van het Vervangingsfonds ingezet kunnen worden ter vervanging van leraren. De rechtspositie staat uitbreiding van de betrekkingsomvang toe tot maximaal 120%; de bezoldiging houdt daarmee gelijke tred. Vervanging van leraarstaken door directieleden zal in alle gevallen een incidenteel karakter hebben gericht op uitzonderingssituaties. Ook krapte op de arbeidsmarkt kan zo’n uitzonderingssituatie opleveren. Directieleden hebben binnen de school een volledige dagtaak waarop in geen enkel opzicht kan worden afgedongen. Het bevoegd gezag en de directeur in kwestie beslissen met inachtneming van de onderwijskundige en schoolorganisatorische wenselijkheid over de inzet van de directeur voor vervanging.

Artikel 20A. Detachering en interne overplaatsing

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1 Detachering

Indien het niet mogelijk is vervanging van een leraar te realiseren langs de weg van artikel 20, kan voor deze vervanging gebruik worden gemaakt van een personeelslid in dienst van een ander – bij het Vervangingsfonds aangesloten – bevoegd gezag, niet zijnde een centrale dienst als bedoeld in artikel 1, dat op basis van detachering te werk wordt gesteld. In dat geval vindt bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds plaats tot ten hoogste de netto-loonkosten afgeleid van het maximum schaalsalaris dat verbonden is aan de te vervangen werkzaamheden. Op deze bekostiging brengt het Vervangingsfonds ten laste van het bevoegd gezag 3% administratiekosten in mindering.

lid 2 Interne overplaatsing

In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan voor deze vervanging gebruik worden gemaakt van een personeelslid in dienst van hetzelfde bevoegd gezag dat op basis van interne overplaatsing of aanwijzing tewerk wordt gesteld. Indien en voor zover dit vervangende personeelslid zelf ook daadwerkelijk vervangen wordt en het bevoegd gezag daardoor voor vervangingskosten staat, is vervangingsbekostiging mogelijk zoals bepaald in het eerste lid.

Toelichting op artikel 20A

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Ook in het schooljaar 2011–2012 wordt het mogelijk gemaakt leraren te laten vervangen door iemand die in dienst is bij een ander bevoegd gezag dat is aangesloten bij het Vervangingsfonds – niet zijnde een centrale dienst als bedoeld in artikel 1 – en van daaruit wordt gedetacheerd. Detachering vanuit een bevoegd gezag bedoeld in artikel 1 resp. 53b van de WVO dat op 31 december 2005 nog was aangesloten bij het Vervangingsfonds is eveneens toegestaan.

Overigens kan die vervanging alleen plaatsvinden in geval er sprake is van afwezigheid als bedoeld in artikel 2. Deze vervanging kan niet via het salarissysteem van het bevoegd gezag geadministreerd worden, maar moet separaat bij de Uitvoeringsorganisatie gedeclareerd worden. De gedetacheerde zelf kan op zijn oorspronkelijke werkplek niet ten laste van het Vervangingsfonds vervangen worden. Het inlenende bevoegd gezag sluit over detachering een overeenkomst met het uitlenende bevoegd gezag. Het uitlenende bevoegd gezag kan uit een eventueel te ontvangen detacheringsvergoeding de vervanging van de gedetacheerde bekostigen. Tewerkstelling van personeelsleden die zijn aangesteld bij een centrale dienst, wordt niet beschouwd als detachering als bedoeld in dit artikel.

In het tweede lid wordt de faciliteit van detachering aangeboden voor het geval de vervanging gerealiseerd kan worden door inzet van een personeelslid in dienst van hetzelfde bevoegd gezag. Deze inzet door interne overplaatsing of aanwijzing levert het bevoegd gezag op zichzelf geen kosten op. Dat wordt anders als de vervanger op zijn beurt ook weer vervangen moet worden.

Als ook die vervanging daadwerkelijk gerealiseerd wordt en voor het bevoegd gezag vervangingskosten oplevert, kan bekostiging door het Vervangingsfonds plaatsvinden. Er is enige gelijkenis met de reguliere vervanging van directieleden door aan de school verbonden leraren. In dat geval bekostigt het Vervangingsfonds de vervanging van de directievervanger terwijl de afwezigheidstitel als bedoeld in artikel 2 van het Reglement wordt geboden door de eerste afwezige.

Artikel 20A, lid 1

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Indien een bevoegd gezag een personeelslid detacheert naar een ander – bij het Vervangingsfonds aangesloten bevoegd gezag – niet zijnde een centrale dienst als bedoeld in artikel 1, en de gedetacheerde maakt gebruik van één van de in artikel 2 genoemde verlofgronden, dan kan het uitlenende bevoegd gezag ten behoeve van het inlenende bevoegd gezag aanspraak maken op door het Vervangingsfonds bekostigde vervanging. De declaraties ter vervanging van de wegens ziekte afwezige gedetacheerde worden in het kader van het vervangingsbijdrage differentiatiesysteem, toegerekend aan het uitlenende bevoegd gezag.

Artikel 20B. Uitzendarbeid en Payrollen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Ten laste van het Vervangingsfonds vindt bekostiging plaats van personeel dat via een uitzendbureau danwel een payroll onderneming – en dus niet op grond van een arbeidsovereenkomst danwel aanstelling – vervangingswerkzaamheden verricht.

Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat het bevoegd gezag beschikt over een contract gesloten tussen het bevoegd gezag en het uitzendbureau, danwel tussen het bevoegd gezag en de payroll onderneming, waarin is overeengekomen dat het uitzendbureau danwel de payroll onderneming aan de vervangende uitzendkracht/werknemer een honorering (salaris, verzekering sociale zekerheid en pensioen) toekent conform de terzake vigerende bepalingen van de CAO-PO. Het contract moet bij controle door het Vervangingsfonds aanwezig zijn.

Indien – onverminderd de gehoudenheid aan de overige in dit Reglement gestelde condities – aan deze voorwaarde is voldaan, vergoedt het Vervangingsfonds aan het bevoegd gezag de daadwerkelijk loonkosten van de vervanger. In de declaratie van het uitzendbureau danwel de payroll onderneming moeten de loonkosten van de vervanger identificeerbaar zijn. Indien reiskosten onderdeel uitmaken van de declaratie, dan wordt de vergoeding van deze kosten gebaseerd op de CAO-PO.

De bekostiging vindt plaats met inachtneming van hetgeen terzake van uitzendarbeid danwel payrollen in het onderwijs door de werkgevers- en werknemersorganisaties is danwel wordt overeengekomen.

Uitsluitend onderwijsgevend personeel kan via uitzendarbeid danwel payrollen vervangen worden, onverminderd hetgeen in dit reglement is bepaald ten aanzien van de vervanging van onderwijsondersteunend personeel.

Geen bekostiging vindt plaats gedurende de schoolvakantie van personeel dat via een uitzendbureau danwel een payroll onderneming vervangingswerkzaamheden verricht, tenzij het bevoegd gezag op grond van de CAO-PO gehouden is tot doorbetaling.

Uitzendondernemingen dienen te zijn aangesloten bij de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) te Badhoevedorp of bij de Nederlandse Bond van Bemiddelings en Uitzendondernemingen (NBBU) te Bilthoven. Payroll ondernemingen dienen te zijn aangesloten bij de Vereniging Payroll Ondernemingen (VPO).

toelichting op artikel 20B

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Uitgangspunt blijft dat voor vervanging personeel wordt ingeschakeld, dat is aangesteld op basis van een arbeidsovereenkomst met een bij het Vervangingsfonds aangesloten bevoegd gezag. In het belang van de continuïteit van het onderwijs, kan een beroep op uitzendkrachten danwel op payrollen gedaan worden.

Artikel 21–22B. Bepalingen met betrekking tot de vervanging van de directie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 21. Vervanging lesgevende taken directie

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Ten laste van het Vervangingsfonds vindt – overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 19, 20, 20A en 20B van dit reglement – bekostiging plaats van de vervanging van de lesgevende taken van een directeur of een adjunct-directeur.

Toelichting op artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De lesgevende taken van een directeur komen voor vervanging ten laste van het Vervangingsfonds in aanmerking. Wat onder lesgevende taken wordt verstaan, is vermeld in de CAO-PO, bijlage VII onder b.

Artikel 22. Vervanging directietaken

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Indien er sprake is van vervanging van de directietaken van een afwezige directeur of adjunctdirecteur door een leraar werkzaam in dienst van het bevoegd gezag, komt de vervanging van die leraar voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds in aanmerking. Indien er sprake is van de vervanging van de directietaken van een afwezige directeur of adjunctdirecteur door een persoon die ter vervanging bij het bevoegd gezag in dienst wordt genomen, komt het dienstverband van deze vervanger voor bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds in aanmerking. Deze bekostiging vindt plaats tot ten hoogste de netto-loonkosten afgeleid van het maximum schaalsalaris dat verbonden is aan de te vervangen werkzaamheden.

toelichting op artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Dit artikel geeft aan dat bij afwezigheid van de directeur de directietaken vervangen kunnen worden. Bekostigde vervanging van directietaken kan ook plaatsvinden door een directeur of adjunct-directeur zonder onderwijsbevoegdheid.

Artikel 22A. Detachering

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Indien het niet mogelijk is vervanging van directietaken te realiseren langs de weg van artikel 22, kan voor deze vervanging gebruik worden gemaakt van een personeelslid in dienst van een ander – bij het Vervangingsfonds aangesloten – bevoegd gezag, niet zijnde een centrale dienst als bedoeld in artikel 1, dat op basis van detachering te werk wordt gesteld. In dat geval vindt bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds plaats tot ten hoogste de netto-loonkosten afgeleid van het maximum schaalsalaris dat verbonden is aan de te vervangen werkzaamheden. Op deze bekostiging brengt het Vervangingsfonds ten laste van het bevoegd gezag 3% administratiekosten in mindering.

toelichting op artikel 22A

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het is mogelijk directietaken te doen vervangen door iemand die in dienst is bij een ander bevoegd gezagsorgaan – niet zijnde een centrale dienst – en van daaruit wordt gedetacheerd. Detachering vanuit een bevoegd gezag bedoeld in artikel 1 resp. 53b van de WVO dat op 31 december 2005 nog was aangesloten bij het Vervangingsfonds is eveneens toegestaan.

Overigens kan die vervanging alleen plaatsvinden in geval er sprake is van afwezigheid als bedoeld in artikel 2. Deze vervanging kan niet via het salarissysteem van het bevoegd gezag geadministreerd worden, maar moet separaat bij de Uitvoeringsorganisatie gedeclareerd worden. De gedetacheerde zelf kan op zijn oorspronkelijke werkplek niet ten laste van het Vervangingsfonds vervangen worden. Het inlenende bevoegd gezag sluit over de detachering een overeenkomst met het uitlenende bevoegd gezag. Het uitlenende bevoegd gezag kan uit een eventueel te ontvangen detacheringsvergoeding de vervanging van de gedetacheerde bekostigen.

Tewerkstelling van personeelsleden die zijn aangesteld bij een centrale dienst, wordt niet beschouwd als detachering als bedoeld in dit artikel.

Het bestuur brengt op de declaratie administratiekosten in mindering.

Artikel 22B. Extern personeel

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Indien het niet mogelijk is vervanging van directietaken te realiseren langs de weg van artikel 22, kan voor de vervanging gebruik worden gemaakt van extern personeel, indien dit personeel voldoet aan de in de WPO gestelde vereisten voor benoeming of tewerkstelling van personeel. In dat geval vindt bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds plaats tot ten hoogste de netto-loonkosten afgeleid van het maximum schaalsalaris dat verbonden is aan de te vervangen werkzaamheden conform bijlage A1 van de CAO-PO.

Artikel 23. Vervanging van onderwijsondersteunend personeel

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 23. Vervanging onderwijsondersteunend personeel

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bij afwezigheid van onderwijsondersteunend personeel aan basisscholen wordt vervanging eerst ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd nadat een wachttijd van twee maanden in acht is genomen. Geen wachttijd geldt bij de afwezigheid van een personeelslid behorende tot het schoonmaakpersoneel. Bij afwezigheid van een lerarenondersteuner aan een basisschool wordt vervanging vanaf het eerste moment van afwezigheid ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd. Vervanging kan plaatsvinden door een andere lerarenondersteuner, een onderwijsassistent danwel een klassenassistent die functioneert op het hoogste niveau (schaal 4).

Bij afwezigheid van een onderwijsassistent aan een basisschool wordt vervanging vanaf het eerste moment van afwezigheid ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd. Vervanging kan uitsluitend plaatsvinden door een andere onderwijsassistent danwel een klassenassistent die functioneert op het hoogste niveau (schaal 4).

Bij afwezigheid van onderwijsondersteunend personeel aan speciale scholen voor basisonderwijs en aan scholen voor speciaal respectievelijk speciaal voortgezet onderwijs wordt vervanging vanaf het eerste moment van afwezigheid ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd, tenzij het een personeelslid betreft in de functies administratief medewerker, conciërge, psychologisch assistent of technisch vakman. Vervanging in deze functies wordt eerst bekostigd na verloop van een wachttijd van twee maanden.

In geval bij de vervanging van onderwijsondersteunend personeel gebruik wordt gemaakt van extern personeel, vindt bekostiging ten laste van het Vervangingsfonds plaats tot ten hoogste de netto-loonkosten afgeleid van het maximum schaalsalaris dat verbonden is aan de te vervangen werkzaamheden.

Wanneer aan niet-normfuncties (waaronder de bouwcoördinator) aantoonbaar lesgevende taken zijn verbonden komen die lesgevende taken zonder wachttijd direct voor bekostigde vervanging in aanmerking. Overige taken van niet-normfuncties komen na een wachttijd van twee maanden voor bekostigde vervanging in aanmerking.

Toelichting op artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 23 regelt de vervanging van onderwijsondersteunend personeel in het basis- en (voortgezet) speciaal onderwijs. Aan basisscholen kan onderwijsondersteunend personeel – met uitzondering van lerarenondersteuners, onderwijsassistenten en schoonmaakpersoneel – pas vervangen worden na twee maanden. Lerarenondersteuners, onderwijsassistenten en schoonmaakpersoneel mogen onmiddellijk vervangen worden. Aan speciale scholen voor basisonderwijs en aan scholen voor speciaal en speciaal voortgezet onderwijs is vervanging van onderwijsondersteunend personeel in principe direct mogelijk. Een uitzondering wordt gemaakt voor administratief medewerkers, conciërges, psychologisch assistent en technisch vakman. Voor deze categorieën geldt een wachttijd van twee maanden.

Artikel 23A. Vervanging van personeel in dienst bij een Centrale Dienst

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 23A. Centrale Dienst

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Personeel dat wordt bekostigd uit de zorgformatie en de coördinator in dienst bij een centrale dienst, mag bij afwezigheid ten laste van het Vervangingsfonds vervangen worden indien en voor zover de centrale dienst zich bij het Vervangingsfonds heeft aangemeld en indien en voor zover deze dienst de vervangingsbijdrage aan het Vervangingsfonds heeft afgedragen.

toelichting op artikel 23A

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Dit artikel bepaalt dat de coördinator en personeelsleden in dienst van een centrale dienst die bekostigd worden uit de zorgformatie ten laste van het Vervangingsfonds vervangen mogen worden. Vervanging ten laste van het Vervangingsfonds is alleen mogelijk indien de centrale dienst zich voor 1 juli 2011 bij het Vervangingsfonds heeft aangemeld en indien voor de personeelsleden in dienst van die centrale dienst, premie aan het Vervangingsfonds is afgedragen. Overigens kan die vervanging alleen plaatsvinden in geval er sprake is van afwezigheid als bedoeld in artikel 2. Deze vervanging kan niet via het salarissysteem van het bevoegd gezag geadministreerd worden, maar moet separaat bij de Uitvoeringsorganisatie gedeclareerd worden.

Artikel 23B. Vervanging van bovenschools management en leden van een college van bestuur

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 23B. Vervanging van bovenschools management en leden van een college van bestuur

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bij afwezigheid van bovenschools management en leden van een college van bestuur wordt vervanging eerst ten laste van het Vervangingsfonds bekostigd nadat een wachttijd van twee maanden in acht is genomen. De daadwerkelijke vervangingskosten worden betaald. Daarbij hanteert het Vervangingsfonds wel een maximumtarief tot ten hoogste de maximumschaal van directie. Conform bijlage A1 van de CAO-PO gaat het om schaal DD voor niet normfuncties.

toelichting op artikel 23B

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bij de vervanging van bovenschools management en leden van een college van bestuur kan gebruik worden gemaakt van extern personeel dat niet in dienst is bij het bevoegd gezag.

Artikel 23C. Vervanging van combinatiefuncties

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 23C. Vervanging van combinatiefuncties

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1. Vervanging van personeel werkzaam op combinatiefuncties als bedoeld in het document ‘Bestuurlijke afspraken Impuls brede scholen’, komt voor bekostiging door het Vervangingsfonds in aanmerking.

  • 2. Voorwaarde voor bekostigde vervanging is dat dit personeel aantoonbaar voor de volledige omvang van de betrekking in dienst is van het bevoegd gezag en dat over de volledige omvang van de betrekking premie wordt afgedragen.

  • 3. Bij het vaststellen of er sprake is van leraren danwel onderwijsondersteunend personeel zijn uitsluitend de werkzaamheden bij het bevoegd gezag die betrekking hebben op het onderwijs als bedoeld in de WPO bepalend.

toelichting op artikel 23c

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Uitgangspunt bij de vervanging van combinatiefuncties is dat de betrokkene in dienst is bij het bevoegd gezag en er over de volledige betrekking premie wordt betaald. Wanneer betrokkene in dienst is bij een werkgever die geen bevoegd gezag is in de zin van de WPO is er geen sprake van aansluiting bij het Vervangingsfonds en komt vervanging niet voor bekostiging door het Vervangingsfonds in aanmerking. De vervangingsbekostiging vindt plaats op basis van de volledige betrekkingsomvang van de afwezige. Dit betekent dat ook het deel dat de betrokkene werkzaam is buiten het onderwijs als bedoeld in de WPO, voor bekostigde vervanging in aanmerking komt.

Artikel 24. Subsidies

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 24. Subsidies

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bevoegde gezagsorganen kunnen bij het bestuur een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor subsidie. Op deze subsidie-aanvragen is van toepassing de ’Kaderregeling Subsidieverstrekking Vervangingsfonds’.

Toelichting op artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De criteria en voorwaarden waaronder subsidie kan worden verleend en de zorgverleningselementen die voor vergoeding in aanmerking komen, zijn opgenomen in brochures die op aanvraag verkrijgbaar zijn.

Artikel 25–28. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 25. Toelichting en bestuursvoorschriften

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

lid 1

In de toelichting, die deel uitmaakt van het reglement, wordt nader ingegaan op de betekenis van hetgeen in de diverse artikelen is bepaald.

lid 2

Het Vervangingsfonds hanteert bestuursvoorschriften waarin de belangrijkste uitvoeringstechnische verplichtingen voor bevoegde gezagsorganen zijn neergelegd.

Artikel 26. Wijzigen en afwijken

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Het bestuur is gerechtigd dit reglement op ieder moment te wijzigen. Om zwaarwegende redenen kan het bestuur afwijken van hetgeen in het reglement gesteld is.

Toelichting op artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Hoewel het reglement alleen geldt voor het schooljaar 2011–2012, heeft het bestuur zich het recht voorbehouden tot aanpassing van de regeling over te gaan indien daar aanleiding toe is. Tot reden voor aanpassing moet uitdrukkelijk een onverwacht groot beroep op de middelen van het Vervangingsfonds gerekend worden.

Artikel 27. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Dit reglement kan worden aangehaald als het ’Reglement Vervangingsfonds Primair Onderwijs voor het schooljaar 2011–2012’. Het treedt in werking op 1 augustus 2011.

Artikel 28. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Dit reglement wordt bekendgemaakt middels toezending aan de betrokken bevoegde gezagsorganen, vermelding in het publicatieblad Rentree van het Vervangingsfonds en plaatsing op de internetsite van het Vervangingsfonds. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Adressen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Bestuur en bestuursbureau Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs

Blaak 22

3011 TA ROTTERDAM

Tel 010-217 76 40

Fax 010-214 13 58

secretariaat@vfpf.org

www.vfpf.nl

Uitvoeringsorganisatie Vervangingsfonds

Postbus 4839

6401 JM HEERLEN

Tel 045-579 81 03

Fax 045-579 34 82

helpdesk@vfpf.nl

www.vfpf.nl