Beleidsregel factureringstermijnen energie

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-12-2011.
Geldend van 01-07-2005 t/m 31-03-2013

Beleidsregel factureringstermijnen energie

Overwegingen

  • I. Ingevolge artikel 19c van de Elektriciteitswet 1998 draagt de netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, er zorg voor dat de afnemers die op zijn net zijn aangesloten een overzicht ontvangen waarop de kosten in verband met die aansluiting overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd.

  • II. Ingevolge artikel 95b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 is de leverancier verplicht op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van elektriciteit aan de kleinverbruiker die daarom verzoekt.

  • III. Ingevolge artikel 35c van de Gaswet draagt de netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, er zorg voor dat de afnemers die op zijn gastransportnet zijn aangesloten een overzicht ontvangen waarop de kosten in verband met die aansluiting overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd.

  • IV. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Gaswet is de leverancier verplicht op een betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van gas aan de kleinverbruiker die daarom verzoekt.

  • V. Ingevolge artikel 95d, eerste lid, van de Elektriciteitswet en artikel 45, eerste lid, van de Gaswet verleent de Minister op aanvraag een vergunning voor de levering van elektriciteit onderscheidenlijk gas, indien de aanvrager genoegzaam aantoont te beschikken over:

    • a. de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taak en

    • b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen die gelden voor leveranciers na te komen.

  • VI. De liberalisering van de energiemarkt, als uitvloeisel van Europese regelgeving, is tot stand gebracht met als doel keuzevrijheid voor afnemers in te voeren en concurrentie tussen aanbieders te bevorderen.

  • VII. Op 1 juli 2004 is de energiemarkt voor kleinverbruikers vrijgegeven. Vanaf die datum kunnen ook kleinverbruikers, waaronder consumenten, een eigen leverancier van energie kiezen. De marktwerking wordt hierdoor bevorderd. Leveranciers kunnen zich met de door hun aangeboden prijzen, voorwaarden en het niveau van dienstverlening onderscheiden van hun concurrenten.

  • VIII. In de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zijn regels opgenomen die ten doel hebben publieke belangen met betrekking tot de productie en levering van energie te waarborgen. Tot die belangen behoren onder andere: a. bescherming van kleinverbruikers; b. doelmatige marktordening en c. doelmatig toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften.

  • IX. De vergunningstelsels in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zijn daarin opgenomen ten behoeve van een betrouwbare energievoorziening voor de meest kwetsbare groep afnemers, te weten kleinverbruikers. Met het oog op de bescherming van die afnemers zijn onder meer de bij de overwegingen I-V genoemde voorschriften in de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk de Gaswet opgenomen.

  • X. Het vertrouwen dat afnemers hebben in de werking van de energiemarkt wordt mede bepaald door de wijze waarop de administratieve processen bij de daarin werkzame bedrijven zijn georganiseerd en worden uitgevoerd.

  • XI. Op grond van gesprekken met diverse leveranciers en netbeheerders, belangenorganisaties, publicaties, klachten en een advertentie in enkele landelijke dagbladen waarin een grote leverancier aan haar klanten excuses aanbiedt voor de bestaande administratieve problemen, heeft de directeur DTe een redelijk vermoeden gekregen dat een aantal leveranciers en netbeheerders structurele problemen heeft met de (uitvoering van de) administratieve processen. Afnemers worden mogelijk benadeeld doordat zij facturen te laat ontvangen, dan wel doordat de facturen berusten op onjuiste of niet actuele gegevens. Hierdoor wordt het vertrouwen in de werking van de energiemarkt ondermijnd.

  • XII. Naar het oordeel van de directeur DTe worden daarmee bestaande wettelijke normen overschreden die in meer algemene bewoordingen in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zijn opgenomen. Met deze beleidsregel beoogt de directeur DTe deze bestaande wettelijke normen nader te concretiseren zodat over de exacte aard en omvang van deze normen geen onduidelijkheid meer kan bestaan. Gebleken is dat er thans onvoldoende duidelijkheid bestaat over bijvoorbeeld het aantal weken dat een leverancier heeft om een eindfactuur op te maken dan wel, in geval van een verhuizing of overstap naar een andere leverancier dit in de facturering te verwerken.

  • XIII. Een verminderd vertrouwen in de werking van de energiemarkt kan ertoe leiden dat kleinverbruikers minder snel in overweging nemen de voordelen te onderzoeken van een eventuele overstap naar een andere leverancier van elektriciteit of gas. Er zijn aanwijzingen dat hiervan sprake is.

  • XIV. Door middel van deze beleidsregel wordt vastgesteld wat in verband met de naleving door leveranciers en netbeheerders en het toezicht door DTe op de bij overwegingen I-V genoemde artikelen uit de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet, moet worden verstaan onder een redelijke termijn.

  • XV. Voor de concrete invulling van de norm van een redelijke termijn waarbinnen een eindafrekening moet worden opgemaakt geldt als uitgangspunt dat de duur daarvan niet mag leiden tot verstoring van de marktwerking. Voor marktpartijen moet blijven gelden dat zij met elkaar kunnen concurreren op de kwaliteit van de dienstverlening aan hun klanten.

  • XVI. Gezien vanuit het perspectief van de consument, is een termijn van acht weken als redelijk aan te merken. Deze termijn is naar het oordeel van de directeur DTe voldoende lang om een eindafrekening te kunnen opmaken en biedt aan leveranciers de mogelijkheid om zich door snellere afhandeling van de administratieve processen te onderscheiden van hun concurrenten.

Besluit

Definities

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Onder de plicht op betrouwbare wijze en tegen redelijke tarieven en voorwaarden zorg te dragen voor de levering van elektriciteit onderscheidenlijk gas aan de kleinverbruiker, als bedoeld in artikel 95b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 44, eerste lid, van de Gaswet wordt onder meer verstaan het verzenden binnen een redelijke termijn van een juiste en volledige (eind)afrekening aan de kleinverbruiker:

    • a. nadat de verhuizing door de netbeheerder is geaccepteerd;

    • b. nadat de overstap van de kleinverbruiker naar een andere leverancier is geëffectueerd;

    • c. na de afrekenmaand.

  • 2 Tot de verplichting een overzicht te verzenden aan afnemers waarin de kosten in verband met de aansluiting overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd, als bedoeld in artikel 19c van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 35c van de Gaswet, wordt onder meer verstaan het verzenden binnen een redelijke termijn van een juist en volledig kostenoverzicht aan de afnemer:

    • a. nadat de verhuizing door de netbeheerder is geaccepteerd;

    • b. na de afrekenmaand.

Artikel 3

De redelijke termijn als bedoeld in artikel 2 bedraagt voor leveranciers en netbeheerders ten hoogste acht weken.

Artikel 4

In geval van overtreding van het bepaalde in de artikelen 19c en 95b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en de artikelen 35c en 44, eerste lid, van de Gaswet, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, gelet op het bepaalde in de artikelen 77h en 77i van de Elektriciteitswet 1998 en de artikelen 60ac en 60ad van de Gaswet, aan de overtreder een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen.

Artikel 5

Onverminderd het bepaalde in artikel 4 van deze beleidsregel, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding bestaat, alvorens een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete op te leggen, een bindende aanwijzing geven als bedoeld in artikel 5, zevende lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 60, derde lid, van de Gaswet.

Den Haag, 14 februari 2005.

De directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie,

namens deze:

P.J. Plug,

plv. directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie.