Beleidsregels inzake uitgiftebeleid korte informatienummers

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-03-2013.
Geldend van 01-12-2010 t/m 31-03-2013

Beleidsregels inzake uitgiftebeleid korte informatienummers

1. Inleiding

1.1. Achtergrond

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) kent op grond van artikel 4.2 Telecommunicatiewet (hierna: Tw) nummers toe. Artikel 4.3 Tw bevat de limitatief opgesomde dwingende en facultatieve weigeringsgronden. Gelet op artikel 4.7, vierde lid, onderdeel c, Tw kan een weigeringsgrond ook een grond vormen voor het college om de toekenning van een nummer op te schorten of in te trekken. Het college geeft in de onderhavige beleidsregels nader invulling aan zijn taken en bevoegdheden die verband houden met de toekenning en intrekking van korte informatienummers (0800-/090x-nummers).

Het college heeft in 1998 beleisen vastgesteld voor de toekenning van korte informatienummers.1 De beleisen vormen een instrument om deze schaarse nummers efficiënt te beheren en te voorkomen dat de voorraad nummers niet snel uitgeput raakt. In 2001 zijn de beleisen verlaagd.2 In 2007 zijn de beleisen nogmaals verlaagd.3 Uit de Schaarsterapportages van 2008 en 20094 blijkt dat de uitgiftepercentages van de verschillende reeksen laag zijn, zodat er nog voldoende korte informatienummers beschikbaar zijn. Daarnaast blijkt uit de rapportages dat de vraag naar korte informatienummers zelfs na de verlaging van de beleisen in 2007 significant is afgenomen.5 Los van deze constatering blijkt ook dat partijen niet meer korte informatienummers aanvragen dan bijvoorbeeld lange informatienummers.

1.2. Loslaten beleisen

Gelet op het feit dat er thans geen sprake is van dreigende uitputting van de voorraad korte informatienummers, is het wenselijk dat het college zijn uitgiftebeleid ten aanzien van korte informatienummers herziet. De beleisen voor korte informatienummers worden losgelaten. Een mogelijk gevolg van het loslaten van de beleisen is dat nummers worden aangevraagd ten behoeve van voorraad en dat deze dus niet worden gebruikt. Het gevolg daarvan is dat, in tegenstelling tot de huidige trend, de voorraad korte informatienummers op korte termijn uitgeput kan raken. Er zou dan geen sprake zijn van efficiënt beheer en doelmatig gebruik van deze nummers. De beleisen worden daarom vervangen door een controle op het verwezenlijken van het voorgenomen gebruik van korte informatienummers. De administratieve lasten voor nummerhouders zullen als gevolg hiervan aanzienlijk afnemen. Nummerhouders zullen immers niet meer worden geconfronteerd met de periodieke verplichting om verkeersgegevens op te leveren ter onderbouwing van de beleisen en ook niet meer met (herhaaldelijke) toekenningen voor bepaalde duur en daarmee gepaard gaande kosten.

1.3. Proces

Op 21 juli 2010 heeft het college zijn voorgenomen beleidsregels gepubliceerd. Daarop is gereageerd door Allfree BV, Belfabriek, BTG, Byteplanet BV, KPN, OrcaGroup, Sensemakers, Superfoon BV, Telefuture Groep, TelServ BV, The Sound of Data en Ziggo BV. Voor een overzicht van de door deze partijen naar voren gebrachte zienswijzen en de beoordeling hiervan verwijst het college naar de Nota van Bevindingen, die als bijlage bij deze beleidsregels is opgenomen.

De reacties op de consultatie hebben niet geleid tot aanpassing van het beleidsvoornemen.

2. Wettelijk kader

Artikel 4.3 Tw luidt:

  • ‘1. Een toekenning wordt geweigerd, indien:

    • b. de toekenning in strijd is met het desbetreffende nummerplan of een op grond van artikel 4.2, vijfde lid, vastgestelde aanwijzing;

      (...);

  • 2. Een toekenning kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, indien:

    • a. op grond van de aanvraag redelijkerwijs niet is te verwachten dat het voorgenomen gebruik binnen een jaar, of binnen een bij ministeriële regeling voor bij die regeling aan te wijzen categorieën van nummers te bepalen kortere termijn, wordt verwezenlijkt;

    • b. het in de aanvraag omschreven voorgenomen gebruik de toekenning van de gevraagde hoeveelheid nummers niet rechtvaardigt;

      (...)

    • e. het in de aanvraag omschreven voorgenomen gebruik de toekenning van de gevraagde nummers niet noodzakelijk maakt.

      (...)’

Artikel 4.7 Tw luidt:

‘(...)

  • 4. Een toekenning kan door het college worden opgeschort voor een door het college te bepalen termijn of worden ingetrokken, indien:

    (...)

    • c. de nummerhouder niet meer voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor toekenning van dat nummer.’

Artikel 3 Regeling beperking toekenning nummers luidt:

  • ‘1. De toekenning van korte informatienummers, niet zijnde geharmoniseerde nummers, en viercijferige carrierselectienummers, kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien op grond van de aanvraag te verwachten is dat het voorgenomen gebruik daarvan niet binnen zes maanden wordt verwezenlijkt.

    (...)’

Artikel 13 Machtigingsrichtlijn6 luidt:

‘De lidstaten kunnen de betrokken instantie toestaan de gebruiksrechten voor radiofrequenties of nummers of rechten om faciliteiten te installeren op, boven of onder openbare of particuliere eigendom, te onderwerpen aan vergoedingen die ten doel hebben een optimaal gebruik van deze middelen te waarborgen. De lidstaten zorgen ervoor dat deze vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant en niet-discriminerend zijn en in verhouding staan tot het beoogde doel en zij houden rekening met de doelstellingen van artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn).’

3. Toetsing aanvragen korte informatienummers

3.1. Verwezenlijken van het voorgenomen gebruik

Om de schaarse reeksen korte informatienummers efficiënt te beheren en doelmatig te gebruiken, wordt de uitgifte van deze nummers getoetst op het verwezenlijken van het voorgenomen gebruik daarvan. De nummerhouder is verplicht het voorgenomen gebruik van een kort informatienummer binnen zes maanden na toekenning te verwezenlijken.7

3.2. Vereisten en criteria

Voor de beoordeling van een aanvraag voor een kort informatienummer dient het college over bepaalde informatie te beschikken. Bij een aanvraag voor een kort informatienummer dient de aanvrager in ieder geval de volgende informatie te verstrekken:

  • of hij eerder een kort informatienummer8 heeft aangevraagd;

  • zo ja, of het eerder aan hem toegekende nummer in gebruik is;

  • zo nee, waarom hij een nieuwe aanvraag indient terwijl het eerder aan hem toegekende nummer nog niet in gebruik is;

  • welke dienst met het aangevraagde nummer wordt aangeboden; en

  • welk tarief voor het nummer bij de beller in rekening zal worden gebracht.

Het college hanteert bij de beoordeling van de aanvraag de volgende toetsingscriteria:

  • 1) De aanvrager dient op het aanvraagformulier aan te geven of hij het aangevraagde korte informatienummer9 zelf zal gebruiken. Indien de aanvrager het nummer niet zelf zal gebruiken, dient hij aan te geven wie het nummer zal gebruiken.10 Tevens dient de aanvrager op het aanvraagformulier de dienst te omschrijven die met het nummer zal worden geboden. Daarnaast ziet het college er op toe dat per dienst één nummer wordt gebruikt.11

  • 2) Als een aanvrager reeds beschikt over een kort informatienummer12 kan het college de aanvrager verzoeken aan te tonen dat dit nummer daadwerkelijk wordt gebruikt. Als een eerder toegekend nummer niet in gebruik is, wordt de aanvraag afgewezen op grond van artikel 4.3, tweede lid, sub b, Tw.

Als aan alle vereisten is voldaan, wordt het aangevraagde nummer voor onbepaalde tijd toegekend. Als de aanvrager niet aan de eisen voldoet, wordt de aanvaag afgewezen.

4. Verplichtingen nummerhouders die reeds nummers in bezit hebben

Voor nummerhouders aan wie op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels korte informatienummers voor bepaalde tijd zijn toegekend, vervalt vanaf dat moment de verplichting om aan de beleisen te voldoen. Wel geldt voor deze nummerhouders onverkort de verplichting dat het gebruik van de aan hen toegekende korte informatienummers binnen zes maanden na toekenning moet zijn verwezenlijkt. Daarnaast dienen deze nummerhouders voor het verstrijken van de termijn van de toekenning voor bepaalde tijd een beschikking voor onbepaalde tijd aan te vragen.

5. Algemene slotbepalingen

5.2. Aanpassing en herziening

Deze beleidsregels bevatten het beleid van het college inzake de uitgifte van korte informatienummers. Het college houdt zich uitdrukkelijk de mogelijkheid voor wijzigingen aan te brengen in deze beleidsregels. Toepassing van deze beleidsregels in de praktijk en voortschrijdend inzicht zullen zo nodig tot aanpassing of herziening ervan leiden.

Het

college

van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit,

C.A. Fonteijn,

voorzitter.

Bijlage Nota van bevindingen

Inleiding

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) heeft met de Beleidsregels inzake uitgiftebeleid korte informatienummers van 16 november 201016 nader invulling gegeven aan zijn taken en bevoegdheden die verband houden met de uitgifte van korte informatienummers.

Een ontwerpversie van de beleidsregels is op 21 juli 2010 ter consultatie aan de markt voorgelegd. In deze Nota van Bevindingen wordt een overzicht gegeven van de reacties van partijen en wordt ingegaan op deze reacties.

Reacties partijen en reactie college

De volgende partijen (op alfabetische volgorde) hebben gereageerd op het voornemen van het college om het uitgiftebeleid voor de toekenning van informatienummers ter herzien en daarmee de ter zake geldende beleisen af te schaffen: Allfree BV, Belfabriek, BTG, Byteplanet BV, KPN, OrcaGroup, Sensemakers, Superfoon BV, Telefuture Groep, TelServ BV, The Sound of Data en Ziggo BV.

Reactie Allfree, Belfabriek, Byteplanet, KPN, OrcaGroup, Superfoon, The Sound of Data en Telserv

In hun separate reacties ondersteunen deze partijen het beleidsvoornemen of hebben daarop geen commentaar. Telefuture geeft aan dat zij op grond van het beleidsvoornemen op dit moment nog niet in staat is om een inhoudelijke reactie te geven, aangezien het college in het beleidsvoornemen alleen de doelmatigheidsheffing vergelijkt met de doelmatigheidsheffing die een aantal buitenlandse toezichthouders hanteert en niet het totale pakket vergelijkt met het beleid van buitenlandse toezichthouders. Sensemakers is tevreden over de beleisen en ziet daarom geen reden tot wijziging van het beleid.

Reactie Ziggo

Ziggo ondersteunt het beleidsvoornemen maar plaatst een kanttekening bij de doelmatigheidsheffing; zij geeft de voorkeur aan het herinvoeren van de beleisen bij de dreiging van nummerschaarste.

Reactie college

Ten aanzien van de voorkeur van Ziggo voor het herinvoeren van de beleisen bij de dreiging van nummerschaarste merkt het college het volgende op. Het college heeft op goede gronden besloten tot het afschaffen van de beleisen. Zo zullen de administratieve lasten voor nummerhouders als gevolg hiervan aanzienlijk afnemen. Zoals aangegeven in het beleidsvoornemen worden nummerhouders immers niet meer geconfronteerd met de periodieke verplichting om verkeersgegevens op te leveren ter onderbouwing van de beleisen en ook niet meer met (herhaaldelijke) toekenningen voor bepaalde duur en daarmee gepaard gaande kosten. Hoewel die mogelijkheid bestaat, ligt het niet voor de hand dat het college in geval van schaarste de beleisen opnieuw zal invoeren. Dat is wel afhankelijk van alternatieven die op dat moment zouden bestaan om die schaarste weg te nemen, zoals een doelmatigheidstoeslag. Het college merkt in dit verband op dat de verschillende opties hiervoor in samenspraak met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie slechts indicatief zijn bedoeld.

Reactie BTG

BTG verzoekt het college het beleidsvoornemen in te trekken. BTG geeft aan dat in de Schaarsterapportage alleen wordt gesuggereerd maar niet wordt aangetoond of zelfs aannemelijk wordt gemaakt dat de lage uitgiftepercentages het gevolg zijn van de beleisen. BT wijst er op dat in de Schaarsterapportage de hoge originating tarieven die mobiele aanbieders aan nummergebruikers en nummerhouders in rekening brengen voor het opbouwen van deze gesprekken naar 0800 nummers, als reden worden aangemerkt voor de lage uitgiftepercentages.

Daarnaast meent BTG dat het college op basis van een onjuiste interpretatie van de cijfers in de Schaarsterapportage 2009 ervan is uitgegaan dat de vraag naar korte informatienummers zelfs na de verlaging van de beleisen in 2007 significant is afgenomen. Volgens BTG is deze aanname feitelijk onjuist. De Schaarsterapportage 2009 geeft aan dat er in 2007, 2008 en 2009 respectievelijk 16917, 173 en 174 informatienummers zijn bijgekomen (netto verschil tussen uitgegeven nummers en ingetrokken nummers).

Bovendien stelt BTG dat het college in zijn beleidsvoornemen niet aangeeft op grond waarvan een toekenning kan worden ingetrokken. Om aan te tonen dat een nummer wordt gebruikt, is het eenvoudig om snel het nummer te vermelden op een website, zo stelt BTG. In de praktijk zal volgens BTG blijken dat er geen basis is om ooit nog een nummer in te trekken.

Reactie college

Ten aanzien van het verzoek van BTG om het beleidsvoornemen in te trekken, merkt het college het volgende op. Het college is het eens met BTG dat hij niet met zekerheid kan vaststellen dat de lage uitgiftepercentages het gevolg zijn van het hanteren van beleisen. Het college heeft ter zake geen marktonderzoek gedaan. In de Schaarsterapportage 2009 heeft het college de aangescherpte regelgeving met betrekking tot 0900 nummers als een van de mogelijke oorzaken van de verminderde vraag naar 0900 nummers aangewezen. Het is echter de indruk van het college dat ook de beleisen een bepaalde rol hebben gespeeld. Aangezien het college geen invloed heeft op de aangescherpte regelgeving, maar het hem wel vrijstaat om de beleisen aan te passen of af te schaffen, heeft hij voor dat laatste gekozen. Feit is dat de uitgifte van korte informatienummers afneemt. Dit houdt in dat er geen sprake is van efficiënt nummerbeheer. Nummers moeten immers worden gebruikt. Als het college de beleisen in stand houdt, zullen de uitgiftepercentages verder dalen en door de beleisen af te schaffen beoogt het college een verder daling van de uitgiftepercentages te voorkomen.

Het college acht de conclusie van BTG dat de netto uitgifte van korte informatienummers licht is gestegen, onjuist. BTG verwijst naar de tabellen 12 en 13 van de Schaarsterapportage 2009. Daaruit blijkt dat er in 2007–2009 meer nummers zijn uitgegeven. Het college erkent dat deze tabellen tot verwarring kunnen leiden, aangezien daarin geen rekening wordt gehouden met toekenningen voor bepaalde tijd die na verloop van tijd automatisch vervallen. Deze tabellen zien echter niet op het totale aantal uitgegeven korte informatienummers, maar geven het aantal daadwerkelijk ingediende en behandelde aanvragen voor intrekking en toekenning van korte informatienummers weer. Deze tabellen beogen het werk van het college inzichtelijk te maken. Tabel 11 daarentegen ziet op de relevante uitgiftepercentages en derhalve op de mate van schaarste. Uit deze tabel blijkt dat de uitgiftepercentages dalen. Zoals gezegd, is het gevolg van de daling van de uitgiftepercentages dat er veel nummers ongebruikt zijn. Zoals reeds is aangegeven, beoogt het college dit te voorkomen.

Anders dan BTG stelt, kan het college een toekenning intrekken als het voorgenomen gebruik niet binnen zes maanden wordt verwezenlijkt. Op grond van artikel 4.7 vierde lid, onder c, Telecommunicatiewet kan een toekenning door het college worden ingetrokken als de nummerhouder niet meer voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor toekenning van dat nummer. Zoals aangegeven in het beleidsvoornemen, kan het college een aanvrager die reeds beschikt over een kort informatienummer verzoeken aan te tonen dat dit nummer daadwerkelijk wordt gebruikt. De nummeraanvrager dient in dat geval aan te tonen dat het toegekende nummer technisch is aangesloten. Een aanvrager die tevens nummerhouder is, kan dit bijvoorbeeld aantonen door het overleggen van een contract met de platformaanbieder waaruit blijkt dat het reeds aan hem toegekende korte informatienummer is aangesloten. BTG geeft aan dat het eenvoudig is om snel een nummer te vermelden op een website en zo het gebruik van het nummer aan te tonen. Het college geeft in het beleidsvoornemen echter aan dat hij de nummerhouder ook kan verzoeken het daadwerkelijk gebruik van het korte informatienummer aan te tonen.

Geen aanpassing beleidsvoornemen

Gelet op het voorgaande, hebben de reacties op de consultatie niet geleid tot aanpassing van het beleidsvoornemen.

  1. Stcrt. 1997, nr. 248, p. 36. ^ [1]
  2. Stcrt. 2001, nr. 21, p. 17. ^ [2]
  3. Stcrt. 2007, nr. 124, p. 21. ^ [3]
  4. <www.opta.nl>. ^ [4]
  5. Slechts het uitgiftepercentage van 0906-nummers is stabiel gebleven. ^ [5]
  6. PbEG 2002 L 108/21. ^ [6]
  7. Artikel 4.7, vierde lid, onder c, jo. 4.3, tweede lid, onder a, Tw en artikel 3, eerste lid, Regeling beperking toekenning nummers, Stcrt. 1998, nr. 230, p. 7. ^ [7]
  8. Of, indien van toepassing, meerdere korte informatienummers. ^ [8]
  9. Of, indien van toepassing, de aangevraagde korte informatienummers. ^ [9]
  10. In dit verband wijst het college er op dat op grond van artikel 4.9, derde lid, onder a, Tw jo. artikel 3.7, onder a, Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen (hierna: Rude), een nummergebruiker een aan hem in gebruik gegeven kort informatienummer niet in gebruik geeft aan een ander. Op grond van artikel 4.9, derde lid, onder b, Tw registreert de nummerhouder de bij artikel 3.8 Rude vastgestelde gegevens over de nummergebruiker en over het gebruik van het nummer. ^ [10]
  11. Op grond van artikel 4.3, tweede lid, sub b, Tw kan een toekenning worden geweigerd indien het in de aanvraag omschreven voorgenomen gebruik de toekenning van de gevraagde hoeveelheid nummers niet rechtvaardigt. ^ [11]
  12. Of, indien van toepassing, meerdere korte informatienummers. ^ [12]
  13. Stcrt. 2007, nr. 124, p. 21. ^ [13]
  14. Stcrt. 2009, nr. 43, p. 6. ^ [14]
  15. Stcrt. 2003, nr. 208, p. 36. ^ [15]
  16. Kenmerk OPTA/ACNB/2010/203237. ^ [16]
  17. Bedoeld wordt 175. ^ [17]