Inleiding
Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het
college) heeft met de Beleidsregels inzake uitgiftebeleid korte informatienummers
van 16 november 2010 nader invulling gegeven aan zijn taken en bevoegdheden die verband houden met de
uitgifte van korte informatienummers.
Een ontwerpversie van de beleidsregels is op 21 juli 2010 ter consultatie aan de markt
voorgelegd. In deze Nota van Bevindingen wordt een overzicht gegeven van de reacties
van partijen en wordt ingegaan op deze reacties.
Reacties partijen en reactie college
De volgende partijen (op alfabetische volgorde) hebben gereageerd op het voornemen
van het college om het uitgiftebeleid voor de toekenning van informatienummers ter
herzien en daarmee de ter zake geldende beleisen af te schaffen: Allfree BV, Belfabriek,
BTG, Byteplanet BV, KPN, OrcaGroup, Sensemakers, Superfoon BV, Telefuture Groep, TelServ
BV, The Sound of Data en Ziggo BV.
Reactie Allfree, Belfabriek, Byteplanet, KPN, OrcaGroup, Superfoon, The Sound of Data
en Telserv
In hun separate reacties ondersteunen deze partijen het beleidsvoornemen of hebben
daarop geen commentaar. Telefuture geeft aan dat zij op grond van het beleidsvoornemen
op dit moment nog niet in staat is om een inhoudelijke reactie te geven, aangezien
het college in het beleidsvoornemen alleen de doelmatigheidsheffing vergelijkt met
de doelmatigheidsheffing die een aantal buitenlandse toezichthouders hanteert en niet
het totale pakket vergelijkt met het beleid van buitenlandse toezichthouders. Sensemakers
is tevreden over de beleisen en ziet daarom geen reden tot wijziging van het beleid.
Reactie Ziggo
Ziggo ondersteunt het beleidsvoornemen maar plaatst een kanttekening bij de doelmatigheidsheffing;
zij geeft de voorkeur aan het herinvoeren van de beleisen bij de dreiging van nummerschaarste.
Reactie college
Ten aanzien van de voorkeur van Ziggo voor het herinvoeren van de beleisen bij de
dreiging van nummerschaarste merkt het college het volgende op. Het college heeft
op goede gronden besloten tot het afschaffen van de beleisen. Zo zullen de administratieve
lasten voor nummerhouders als gevolg hiervan aanzienlijk afnemen. Zoals aangegeven
in het beleidsvoornemen worden nummerhouders immers niet meer geconfronteerd met de
periodieke verplichting om verkeersgegevens op te leveren ter onderbouwing van de
beleisen en ook niet meer met (herhaaldelijke) toekenningen voor bepaalde duur en
daarmee gepaard gaande kosten. Hoewel die mogelijkheid bestaat, ligt het niet voor
de hand dat het college in geval van schaarste de beleisen opnieuw zal invoeren. Dat
is wel afhankelijk van alternatieven die op dat moment zouden bestaan om die schaarste
weg te nemen, zoals een doelmatigheidstoeslag. Het college merkt in dit verband op
dat de verschillende opties hiervoor in samenspraak met het ministerie van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie slechts indicatief zijn bedoeld.
Reactie BTG
BTG verzoekt het college het beleidsvoornemen in te trekken. BTG geeft aan dat in
de Schaarsterapportage alleen wordt gesuggereerd maar niet wordt aangetoond of zelfs
aannemelijk wordt gemaakt dat de lage uitgiftepercentages het gevolg zijn van de beleisen.
BT wijst er op dat in de Schaarsterapportage de hoge originating tarieven die mobiele
aanbieders aan nummergebruikers en nummerhouders in rekening brengen voor het opbouwen
van deze gesprekken naar 0800 nummers, als reden worden aangemerkt voor de lage uitgiftepercentages.
Daarnaast meent BTG dat het college op basis van een onjuiste interpretatie van de
cijfers in de Schaarsterapportage 2009 ervan is uitgegaan dat de vraag naar korte
informatienummers zelfs na de verlaging van de beleisen in 2007 significant is afgenomen.
Volgens BTG is deze aanname feitelijk onjuist. De Schaarsterapportage 2009 geeft aan
dat er in 2007, 2008 en 2009 respectievelijk 169, 173 en 174 informatienummers zijn bijgekomen (netto verschil tussen uitgegeven nummers
en ingetrokken nummers).
Bovendien stelt BTG dat het college in zijn beleidsvoornemen niet aangeeft op grond
waarvan een toekenning kan worden ingetrokken. Om aan te tonen dat een nummer wordt
gebruikt, is het eenvoudig om snel het nummer te vermelden op een website, zo stelt
BTG. In de praktijk zal volgens BTG blijken dat er geen basis is om ooit nog een nummer
in te trekken.
Reactie college
Ten aanzien van het verzoek van BTG om het beleidsvoornemen in te trekken, merkt het
college het volgende op. Het college is het eens met BTG dat hij niet met zekerheid
kan vaststellen dat de lage uitgiftepercentages het gevolg zijn van het hanteren van
beleisen. Het college heeft ter zake geen marktonderzoek gedaan. In de Schaarsterapportage
2009 heeft het college de aangescherpte regelgeving met betrekking tot 0900 nummers
als een van de mogelijke oorzaken van de verminderde vraag naar 0900 nummers aangewezen.
Het is echter de indruk van het college dat ook de beleisen een bepaalde rol hebben
gespeeld. Aangezien het college geen invloed heeft op de aangescherpte regelgeving,
maar het hem wel vrijstaat om de beleisen aan te passen of af te schaffen, heeft hij
voor dat laatste gekozen. Feit is dat de uitgifte van korte informatienummers afneemt.
Dit houdt in dat er geen sprake is van efficiënt nummerbeheer. Nummers moeten immers
worden gebruikt. Als het college de beleisen in stand houdt, zullen de uitgiftepercentages
verder dalen en door de beleisen af te schaffen beoogt het college een verder daling
van de uitgiftepercentages te voorkomen.
Het college acht de conclusie van BTG dat de netto uitgifte van korte informatienummers
licht is gestegen, onjuist. BTG verwijst naar de tabellen 12 en 13 van de Schaarsterapportage
2009. Daaruit blijkt dat er in 2007–2009 meer nummers zijn uitgegeven. Het college
erkent dat deze tabellen tot verwarring kunnen leiden, aangezien daarin geen rekening
wordt gehouden met toekenningen voor bepaalde tijd die na verloop van tijd automatisch
vervallen. Deze tabellen zien echter niet op het totale aantal uitgegeven korte informatienummers,
maar geven het aantal daadwerkelijk ingediende en behandelde aanvragen voor intrekking
en toekenning van korte informatienummers weer. Deze tabellen beogen het werk van
het college inzichtelijk te maken. Tabel 11 daarentegen ziet op de relevante uitgiftepercentages
en derhalve op de mate van schaarste. Uit deze tabel blijkt dat de uitgiftepercentages
dalen. Zoals gezegd, is het gevolg van de daling van de uitgiftepercentages dat er
veel nummers ongebruikt zijn. Zoals reeds is aangegeven, beoogt het college dit te
voorkomen.
Anders dan BTG stelt, kan het college een toekenning intrekken als het voorgenomen
gebruik niet binnen zes maanden wordt verwezenlijkt. Op grond van artikel 4.7 vierde lid, onder c, Telecommunicatiewet kan een toekenning door het college worden ingetrokken als de nummerhouder niet meer
voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor toekenning van dat nummer.
Zoals aangegeven in het beleidsvoornemen, kan het college een aanvrager die reeds
beschikt over een kort informatienummer verzoeken aan te tonen dat dit nummer daadwerkelijk
wordt gebruikt. De nummeraanvrager dient in dat geval aan te tonen dat het toegekende
nummer technisch is aangesloten. Een aanvrager die tevens nummerhouder is, kan dit
bijvoorbeeld aantonen door het overleggen van een contract met de platformaanbieder
waaruit blijkt dat het reeds aan hem toegekende korte informatienummer is aangesloten.
BTG geeft aan dat het eenvoudig is om snel een nummer te vermelden op een website
en zo het gebruik van het nummer aan te tonen. Het college geeft in het beleidsvoornemen
echter aan dat hij de nummerhouder ook kan verzoeken het daadwerkelijk gebruik van
het korte informatienummer aan te tonen.
Geen aanpassing beleidsvoornemen
Gelet op het voorgaande, hebben de reacties op de consultatie niet geleid tot aanpassing
van het beleidsvoornemen.