Bijlage
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Paragraaf 1. Algemeen
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Doelstelling
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
De Transitiefaciliteit heeft een tweeledig doel: enerzijds de verbetering van het
ondernemingsklimaat in het transitieland en anderzijds het vergroten van de omvang
van de (duurzame) handel, investeringen en diensten door Nederlandse bedrijven met
het transitieland. Beide doelstellingen moeten elkaar versterken en in samenhang worden
bezien.
Uitgangspunt van een gekozen interventie is een positieve bijdrage aan de Nederlandse
bedrijfsactiviteiten in het transitieland. Een subsidieproject onder deze subsidiebeleidsregels
sluit bij voorkeur aan op een bestaande of lopende interventie.
De onderhavige beleidsregels zijn een instrument om deze tweeledige doelstelling van
de Transitiefaciliteit mede te bewerkstellingen, dat wil zeggen voor zover het subsidieverstrekking
met ODA-middelen betreft. Voor de non-ODA-middelen bestaat de mogelijkheid van subsidie
onder de Subsidieregeling internationaal excelleren. Activiteiten die onder die regeling of een andere wettelijke grondslag voor subsidie
door de minister van Buitenlandse Zaken of de minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking in aanmerking kunnen komen, komen niet voor subsidie onder
deze beleidsregels in aanmerking. De nadruk in deze beleidsregels ligt derhalve op
projecten die een bijdrage leveren aan de verbetering van het ondernemingsklimaat
in het transitieland, waarbij het aannemelijk moet zijn dat uit een subsidieproject
een positieve bijdrage aan de Nederlandse bedrijfsactiviteiten in het transitieland
voortvloeit of een bestaande of lopende interventie op dat punt versterkt.
Daarbij worden in de eerste plaats projecten ondersteund die zijn gericht op kennisoverdracht
en -uitwisseling, capaciteitsversterking en human resources development binnen de prioriteitssectoren die per transitieland zijn vastgesteld. In bijzondere
gevallen kunnen ook projecten in andere sectoren worden ondersteund, namelijk indien
de toegevoegde waarde zodanig is dat ondersteuning als bijzonder waardevol wordt beoordeeld.
Uitgangspunt van beleid is dat minimaal 80% van het subsidiebudget wordt ingezet voor
de prioriteitssectoren. Naast het verstrekken van subsidie kunnen voor een interventie
zo nodig aanpalende instrumenten worden ingezet, zoals government-to-government projecten, Holland Branding of andere niet-subsidie instrumenten. De ondersteuning door middel van subsidie op
grond van deze beleidsregels richt zich echter niet op activiteiten die kunnen worden
gefinancierd door andere reeds bestaande instrumenten of programma’s van het ministerie
van Buitenlandse Zaken.
Transitielanden en prioriteitssectoren
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
De landen die als transitieland worden aangemerkt staanvermeld in bijlage A bij deze
beleidsregels. Indien daartoe aanleiding bestaat, kunnen nieuwe landen aan deze lijst
worden toegevoegd. Landen waarvoor de transitie op enig moment als voltooid kan worden
beschouwd, zullen van deze bijlage worden verwijderd.
De prioriteitssectoren van de verschillende transitielanden worden vermeld in bijlage
B bij deze beleidsregels.
Projecten
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie uit de Transitiefaciliteit dient een
project een samenhangend geheel van activiteiten te vormen dat een significante bijdrage
levert aan de doelstelling van de beleidsregels zoals hiervoor beschreven. Het leveren
van een significante bijdrage betekent niet dat het project van grote omvang moet
zijn. Ook kleinere projecten kunnen door aard en inhoud een significante bijdrage
leveren.
Een project sluit bij voorkeur aan op reeds ontwikkelde of lopende interventies en
dient aannemelijk te maken dat het leidt tot positieve effecten voor het Nederlandse
bedrijfsleven en het lokale ondernemingsklimaat. Voorbeelden van mogelijke projecten
zijn trainingen, capaciteitsopbouw, ontwikkeling of versterking van curricula of het
gezamenlijk opzetten van een onderzoeksprogramma voor opbouw van praktische kennis
en wetenschappelijke samenwerking.
De te verwachten positieve effecten op het lokale ondernemingsklimaat en de te verwachten
positieve effecten voor het Nederlandse bedrijfsleven worden in de aanvraag zo concreet
mogelijk aannemelijk gemaakt, waarbij reële toekomstperspectieven worden geschetst.
De in een subsidieproject te besteden uren die voor subsidie in aanmerking komen en
de eventueel benodigde apparatuur (hardware) dienen in redelijke verhouding tot elkaar
te staan. Doorgaans zal een project in overwegende mate projectactiviteiten voor te
besteden uren bevatten. De eventuele apparatuur dient, indien dat naar het oordeel
van de EVD opportuun is, te worden overgedragen aan een partij uit het transitieland,
dan wel te worden ingebracht in een gezamenlijke eigendomsstructuur (joint venture)
met een partij uit het transitieland.
Subsidieaanvragers
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Het verdient de voorkeur dat de subsidie wordt aangevraagd ten behoeve van een samenwerkingsverband
dat dient te bestaan uit ten minste twee Nederlandse partijen, waarvan bij voorkeur
ten minste één onderneming. De subsidie wordt aangevraagd door één van de deelnemers
in het samenwerkingsverband, de penvoerder, die rechtspersoonlijkheid heeft. Daarnaast
levert ten minste één partij uit het transitieland een aantoonbare bijdrage aan de
uitvoering van het project. De partij uit het transitieland kan deel uitmaken van
het subsidie ontvangende samenwerkingsverband, maar dat is niet verplicht. Deze partij
kan ook een zelfstandige bijdrage aan de uitvoering van het project leveren door middel
van inzet van financiële middelen of in kind (inzet van personeel, gebouwen, apparatuur
e.d.).
Indien de aanvrager aannemelijk maakt dat een samenwerkingsverband niet opportuun
is, kan de subsidie worden aangevraagd door één Nederlandse partij met rechtspersoonlijkheid.
Wel dient ook in dat geval een partij uit het transitieland een aantoonbare bijdrage
aan de uitvoering van het project te leveren.
Indien subsidie wordt verleend ten behoeve van activiteiten verricht in een samenwerkingsverband
van twee of meer partijen, kan de subsidie uitsluitend worden verleend aan een van
de deelnemers in het samenwerkingsverband, de penvoerder. Op deze penvoerder rusten
als subsidieontvanger alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, onverschillig
welk van de deelnemers in het samenwerkingsverband feitelijk is belast met de uitvoering
van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden. Voor zover de subsidie mede strekt
tot bekostiging van andere deelnemers in het samenwerkingsverband dan de penvoerder,
blijkt dat uit de subsidieaanvraag. De aanvraag verschaft inzicht in ieders aandeel
in de uitvoering van de activiteiten en de daarmee gemoeide kosten. In de beschikking
tot subsidieverlening zal worden bepaald dat de penvoerder een deel van de middelen
ter beschikking moet stellen aan de andere deelnemers in het samenwerkingsverband.
Dat maakt die deelnemers in economische zin tot subsidieontvangers – ook al zijn ze
dat in de relatie tot de Minister niet – en niet tot ‘onderaannemers’. De kosten van
de andere deelnemers van het samenwerkingsverband zullen voor de bepaling van de subsidie
op dezelfde financiële grondslagen in aanmerking worden genomen als de kosten van
de penvoerder. Dat betekent dat de interne kosten van zowel de penvoerder als de andere
deelnemers in het samenwerkingsverband zonder winstopslag in aanmerking worden genomen.
Uitvoerder
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de uitvoering
van deze beleidsregels opgedragen aan Agentschap NL, divisie NL EVD Internationaal
(verder: EVD), baten-lastendienst van het ministerie van Economische Zaken. De EVD
zal deze beleidsregels uitvoeren namens de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
op grond van een aan Agentschap NL verleend mandaat.
Staatssteun
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Subsidie die aan een Nederlandse onderneming wordt verstrekt kan staatssteun vormen
in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Dit zal bij elke aanvraag worden getoetst. In het bevestigende geval zullen subsidies
die voldoen aan Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008, waarbij bepaalde categorieën steun op grond
van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar
worden verklaard (Algemene groepsvrijstellingsverordening; verder: Agvv) (PBEU 2008,
L 214/3) op die grond kunnen worden verstrekt. Deze beleidsregels voldoen derhalve
aan de uit de Agvv voortvloeiende voorwaarden.
De steuncategorieën van de Agvv die, binnen de doelstelling en de voorwaarden van
deze subsidiebeleidssregels, voor subsidie in aanmerking komen zijn:
-
– Artikel 15
mkb-steun ten behoeve van investeringen en werkgelegenheid;
-
– Artikel 16
Steun voor nieuwe, door vrouwelijke ondernemers opgerichte kleine ondernemingen;
-
– Artikel 18
Investeringssteun die ondernemingen in staat stelt verder te gaan dan communautaire
normen inzake milieubescherming of, bij ontstentenis van communautaire normen, het
niveau van milieubescherming te doen verbeteren;
-
– Artikel 19
Steun voor de aanschaf van nieuwe vervoermiddelen die verder gaan dan communautaire
normen of die, bij ontstentenis van communautaire normen, het niveau van milieubescherming
doen toenemen;
-
– Artikel 24
Steun ten behoeve van milieustudies;
-
– Artikel 26
Steun voor advisering ten gunste van het mkb;
-
– Artikel 27
Steun ten behoeve van deelneming van het mkb aan beurzen;
-
– Artikel 31
Steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten;
-
– Artikel 32
Steun voor technische haalbaarheidsstudies;
-
– Artikel 33
Steun voor het mkb ten behoeve van de kosten voor industriële eigendomsrechten;
-
– Artikel 34
Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en visserijsector;
-
– Artikel 39
Opleidingssteun
Indien de subsidie niet voldoet aan de uit de Agvv voortvloeiende voorwaarden, zal
de subsidie moeten voldoen aan Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen
87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (de-minimisverordening) (PBEU 2006, L 379/5) wil deze worden goedgekeurd. Met de uitvoering van
deze beleidsregels wordt derhalve tevens voldaan aan de in de de-minimisverordening opgenomen vereisten. Indien de subsidie die staatssteun vormt niet onder
de Agvv of de de-minimisverordening kan worden gebracht, zal de subsidie worden afgewezen.
Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
De Nederlandse overheid hecht veel belang aan IMVO en verwacht dat projecten op dit
gebied een voorbeeldfunctie hebben. In paragraaf 9 ‘Beoordelingscriteria’ zijn onder
‘Impact’ daarom een aantal toetsingscriteria omtrent IMVO opgenomen.
Quick Scan
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Met het oog op een beperking van de administratieve lasten hebben potentiële subsidieaanvragers
de verplichting om voorafgaande aan het indienen van een aanvraag aan de EVD een (niet
bindend) advies te vragen (Quick Scan) met betrekking tot de mogelijkheden om voor
subsidieverstrekking in het kader van deze beleidsregels in aanmerking te komen. Op
deze wijze kan worden voorkomen dat niet passende aanvragen worden uitgewerkt en ingediend
of kunnen voorgenomen aanvragen worden bijgestuurd. Het gegeven advies is geheel vrijblijvend,
kan geen in rechte te honoreren verwachtingen wekken en is geen besluit gericht op
rechtsgevolg. Mocht de aanvrager ondanks een negatief advies toch een aanvraag willen
indienen dan bestaat daartoe geen enkele belemmering. Indien voorafgaand aan een aanvraag
geen Quick Scan is ingediend, wordt de aanvraag afgewezen.
Via de website kan toegang worden verkregen tot een Quick Scan formulier: www.agentschapnl.nl/transitiefaciliteit.
Het ingevulde formulier kan per e-mail worden verzonden naar transitiefaciliteit@agentschapnl.nl.
Na ontvangst van het formulier zal een EVD projectadviseur zo spoedig mogelijk contact
opnemen om de resultaten van de Quick Scan te bespreken en hierover te adviseren.
Administratieve lasten
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
Voor de administratieve lasten die voor de aanvrager met het aanvragen van de subsidie
en vaststellen van de subsidie gepaard gaan, geldt het navolgende.
In de fase voorafgaand aan de indiening van een aanvraag heeft de aanvrager te maken
met het bekend raken met het onderhavige subsidieprogramma, de procedure van aanvragen,
inclusief Quick Scan, het opzetten en uitwerken van een eventueel samenwerkingsverband
en het aanvraagformulier. Voor het doen van een aanvraag moet de aanvrager een projectplan,
een financiële begroting en een aanvraagformulier volledig invullen.
Vervolgens is er een beheerfase. Deze fase begint wanneer de aanvrager een beschikking
tot subsidieverlening hebben ontvangen. Op dat moment ontvangen aanvragers ook ambtshalve
een voorschot. Hieraan zijn voor de aanvrager geen administratieve lasten verbonden.
Ten behoeve van kennisoverdracht en het waarborgen van de voortgang van het project
wordt per 12 maanden om een voortgangsrapportage gevraagd.
Bij de afronding van het project moet de aanvrager een eindrapport van het project
opstellen en een verzoek om vaststelling van de subsidie indienen. Dit gebeurt door
middel van een vaststellingsformulier. Voor projecten met deelnemers die een subsidie
van meer dan € 125.000,– zullen ontvangen, is een controleverklaring van een accountant
vereist.
Bij de bepaling van de administratieve lasten is ook rekening gehouden met voorkomende
bezwaar-en beroepsprocedures. Deze procedure wordt gevolgd indien de aanvrager het
oneens is met de beslissingen van bijvoorbeeld de vaststelling van de definitieve
subsidie.
Op basis van het kostenmodel is een berekening gemaakt van de administratieve lasten
voor de aanvrager die voortvloeien uit dit subsidieprogramma. Uit deze berekening
blijkt dat het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totale
beschikbare subsidiebudget ca. 4,9% bedraagt.
Paragraaf 6. Subsidiabele kosten
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
In deze paragraaf is een omschrijving van de projectkosten opgenomen die in aanmerking
kunnen worden genomen bij het bepalen van de omvang van de subsidie. Voor kosten die
in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd, wordt geen subsidie
verleend. Conform artikel 4:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 14 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken blijven deze kosten bij de subsidieverstrekking buiten beschouwing.
Voor de begroting van de projectkosten dient de project budget calculation tool gebruikt te worden, te vinden op www.agentschapnl.nl/transitiefaciliteit. In geval
van een samenwerkingsverband worden de subsidiabele projectkosten van de penvoerder
en de andere deelnemers in het samenwerkingsverband op dezelfde financiële grondslagen
in aanmerking genomen. Dit betekent dat de interne kosten van zowel de penvoerder
als de andere deelnemers in het samenwerkingsverband zonder winstopslag in aanmerking
worden genomen. Overigens worden kosten van eventuele lokale partijen in het samenwerkingsverband
naar lokale maatstaven in aanmerking genomen.
De subsidiabele kosten betreffen uitsluitend:
-
1. Het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personeel
ten behoeve van deze activiteiten hebben gemaakt, vermenigvuldigd met een vast uurtarief
van € 87,50, waarin zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte
kosten zijn begrepen, vermeerderd met
-
a. de kosten van het gebruik van apparatuur en de kosten van verbruikte materialen indien
deze in de administratie te onderscheiden zijn;
-
b. de aan derden betaalde kosten;
-
c. internationale reiskosten en nationale reiskosten op basis van economy class;
-
d. de gemaakte kosten volgens de Daily Subsistance Allowance Rates (DSA-lijsten) van
het ministerie van Buitenlandse Zaken.
-
2. In afwijking van het eerste lid wordt het vaste uurtarief voor personeel van partijen
uit het tranisitieland die deel uitmaken van het samenwerkingsverband naar lokale
maatstaven vastgesteld. Dit vaste uurtarief behoeft de goedkeuring van de minister.
-
3. In afwijking van het eerste lid kunnen de subsidiabele kosten worden berekend op basis
van het aantal door de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personeel
gemaakte uren, vermenigvuldigd met het in het vierde lid bedoelde integrale uurtarief
dat de aanvrager hanteert voor dat personeel.
-
4. Bij toepassing van het derde lid wordt het integrale uurtarief berekend op basis van
een binnen de organisatie gebruikelijke en controleerbare methodiek, gebaseerd op
bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Dit wordt onderbouwd
met een accountantsverklaring.
-
5. Het integrale uurtarief is samengesteld uit de directe loonkosten en de indirecte
kosten en betreft uitsluitend de kosten uit de gewone bedrijfsvoering en bevat geen
winstopslag.
-
6. Subsidiabele kosten als genoemd in het eerste lid, onder a tot en met d, die niet
in aanmerking zijn genomen bij de berekening van het integrale uurtarief, worden separaat
als subsidiabele kosten in aanmerking genomen.
-
7. Toepassing van het integrale uurtarief en de hoogte daarvan behoeven de voorafgaande
goedkeuring van de minister.
-
8. Voor goederen waarvan de waarde meer dan € 25.000,– bedraagt, is een marktconformiteitsverklaring
vereist.
-
9. In de beschikking tot subsidieverlening kan de verplichting worden opgenomen, indien
dat naar het oordeel van de minister opportuun is, dat overdracht van goederen aan
een begunstigde in het transitieland plaats dient te vinden door middel van het ondertekenen
van een daartoe bestemd protocol door de partij die de goederen inbrengt en de begunstigde
in het transitieland.
Pararaaf 7. Aanvraag
[Regeling vervallen per 01-01-2017]
-
1. Voorafgaand aan een aanvraag om subsidie wordt door de potentiële aanvrager een niet
bindend advies (Quick Scan) aan de EVD gevraagd met betrekking tot de mogelijkheden
om voor subsidieverstrekking in aanmerking te komen. Aanvragen om subsidie zonder
dat voorafgaand een Quick Scan is gevraagd, worden afgewezen.
-
2. Een aanvraag om subsidie wordt gesteld in de Engelse taal en ingediend met gebruikmaking
van een daartoe door de minister vastgesteld formulier en de daarin genoemde bijlagen,
dat beschikbaar is gesteld op www.agentschapnl.nl/transitiefaciliteit.
-
3. Een aanvraag wordt schriftelijk in tweevoud ingediend (een origineel en een kopie)
bij de EVD op het volgende adres: Agentschap NL, NL EVD Internationaal, Transitiefaciliteit,
Postbus 93144, 2509 AC Den Haag, of op het bezoekadres: Agentschap NL, Juliana van
Stolberglaan 2, Den Haag. Tevens wordt een elektronische versie ingediend op een USB-stick
of per email aan transitiefaciliteit@agentschapnl.nl.
-
4. Voor zover de subsidieaanvraag in geval van een samenwerkingsverband strekt tot bekostiging
van activiteiten verricht door andere deelnemers aan het samenwerkingsverband dan
de subsidieaanvrager zelf, blijkt dat uit de subsidieaanvraag, onder aanduiding van
de desbetreffende partijen en de daarmee gemoeide bedragen.
-
5. In geval van een samenwerkingsverband omvat de aanvraag een omschrijving van de wijze
waarop elk van de partijen van het samenwerkingsverband bijdraagt aan de werkzaamheden
en van de wijze waarop de besluitvorming is georganiseerd.
-
6. In geval van een samenwerkingsverband omvat de aanvraag voorts een ondertekende overeenkomst
tussen partijen waarin de samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband
is geregeld en op grond waarvan de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen
jegens de minister is gewaarborgd.
-
7. Bij de aanvraag wordt een verklaring gevoegd, in geval van een samenwerkingsverband
van alle partijen in het samenwerkingsverband, dat de aanvrager, c.q. de partijen
van het samenwerkingsverband op de hoogte zijn van de OESO Richtlijnen voor Multinationale
Ondernemingen over MVO en de ILO Verklaring over Fundamentele Beginselen en Rechten
op het Werk, en dat zij volgens deze richtlijnen zullen handelen.
-
8. Indien de subsidieaanvraag op één of meer onderdelen onvolledig is, wordt de aanvrager
in de gelegenheid gesteld de aanvraag alsnog te completeren binnen zeven kalenderdagen
nadat de EVD de aanvrager van de onvolledigheid in kennis heeft gesteld. Indien niet
correct of niet tijdig is hersteld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
Een Quick Scan formulier en een aanvraagformulier zijn verkrijgbaar bij Agentschap
NL, NL EVD Internationaal, Transitiefaciliteit, Postbus 93144, 2509 AC Den Haag of
kan worden gedownload via de website: www.agentschapnl.nl/transitiefaciliteit. In
het aanvraagformulier wordt vermeld welke bescheiden met het formulier moeten worden
meegezonden. Op basis van het complete aanvraagformulier (inclusief bescheiden) wordt
de aanvraag beoordeeld. Daarom dient het in detail uitgewerkt te zijn. Dit komt onder
meer tot uitdrukking in een heldere projectdoelstelling, een omschrijving van de verwachte
knelpunten en risico’s, de voorgestelde aanpak, de fasering van het project, de expertise
van de deelnemers en de uiteindelijke perspectieven van het project. Bij het projectvoorstel
hoort een begroting, waarbij gebruik dient te worden gemaakt van de project budget calculation tool, te downloaden via www.agentschapnl.nl/transitiefaciliteit.