Dit besluit bevat het beleid over diverse onderwerpen betreffende de vrijstelling
van overdrachtsbelasting. Het betreft de vrijstellingen van artikel 15, eerste lid, onderdelen g, i, l en p van de WBR. De onderdelen 2, 3 en 5 zijn overgenomen van het besluit van 19 februari 2010, nr. CPP2010/0002M. Die onderdelen zijn verduidelijkt. Hierbij zijn enkele redactionele
wijzigingen aangebracht waarmee geen beleidswijziging is beoogd. Onderdeel 4 van het besluit CPP2010/0002M heeft zijn belang verloren en is niet meer opgenomen.
In onderdeel 2.4 is een nieuwe goedkeuring opgenomen voor de toepassing van de vrijstelling bij verdeling
van een gemeenschap tussen samenwoners (zie artikel 15, eerste lid, onderdeel g, van de WBR). Onder voorwaarden geldt de vrijstelling ook als de verdeling plaatsvindt na een
herverkaveling.
Het nieuwe onderdeel 4 bevat het beleid zoals opgenomen in het besluit van 12 november 2004, nr. CPP2004/1679M over de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel l, van de WBR. Dit beleid is aangepast naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet inrichting landelijk gebied op 1 januari 2007. De vragen 4 en 5 van het besluit CPP2004/1679M hebben hun belang verloren en zijn niet meer opgenomen.
Het besluit van 7 november 1988, nr. IB88/1043 (verkrijging ingevolge beschikking reconstructie oude glastuinbouwgebieden)
wordt ingetrokken. Dat besluit heeft door wetswijziging zijn belang verloren.
De goedkeuringen in dit besluit zijn verleend met toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule).
Voor de in dit besluit opgenomen goedkeuringen geldt verder het volgende. Door toepassing
van artikel 9, vierde lid, of artikel 13 van de WBR kan het bedrag aan verschuldigde overdrachtsbelasting worden verminderd. Voor deze
vermindering moet bij een voorgaande verkrijging volgens de wet overdrachtsbelasting
of niet-aftrekbare omzetbelasting zijn verschuldigd. Deze wettelijke vermindering
geldt ook als bij een voorgaande verkrijging een tegemoetkoming op grond van een goedkeuring
uit dit beleidsbesluit is verleend. Het is uiteraard ongewenst dat een beroep wordt
gedaan op vermindering van overdrachtsbelasting als bij een voorgaande verkrijging
de heffing op grond van een goedkeuring achterwege is gebleven. Daarom geldt voor
elke in dit besluit opgenomen goedkeuring de voorwaarde dat deze komt te vervallen
en dat de door de goedkeuring niet geheven belasting alsnog verschuldigd is, voor
zover bij een toekomstige verkrijging een beroep wordt gedaan op artikel 9, vierde lid, of artikel 13 van de WBR.