Het integriteitsbeleid bij de overheid is gekoppeld aan goed ambtenaarschap en goed
werkgeverschap. Het goed ambtenaarschap is verankerd in artikel 125ter Ambtenarenwet (AW) en artikel 50, eerste lid van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en is daarnaast mede ingevuld door de Modelgedragscode Integriteit Sector
Rijk.
Goed ambtenaarschap houdt ondermeer in dat de ambtenaar zorgvuldig en zich van zijn
verantwoordelijkheid bewust, omgaat met bevoegdheden, middelen en informatie en het
algemeen belang dat hij dient leidend laat zijn. Tevens dient de ambtenaar in staat
te zijn verleidingen te weerstaan en, beter nog, te voorkomen dat hij in risicovolle
situaties terecht komt. Ook onderdeel van het goed ambtenaarschap is dat de ambtenaar
de regels interpreteert naar de letter en de geest; dat hij een zorgvuldige afweging
maakt van de legitieme rechten, belangen en verwachtingen, ook in situaties waarbij
het niet (onmiddellijk) duidelijk is wat de juiste keuze is. Daarnaast dient de ambtenaar
bereid te zijn om zijn overwegingen (vooraf dan wel achteraf) te laten toetsen en
daarover verantwoording af te leggen.
Goed ambtenaarschap is de ene kant van de medaille. De andere kant is goed werkgeverschap.
Ambtenaren hebben recht op respect voor hun privéleven en recht op vreedzame vereniging
en vergadering. De overheid als werkgever dient deze rechten te eerbiedigen. Het recht
op respect voor het privéleven is onder meer verankerd in artikel 8 van het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en in artikel 10 van de Grondwet. Het recht op vreedzame vereniging en vergadering is onder andere neergelegd in artikel
11 van het EVRM en in artikelen 8 en 9 van de Grondwet. De in deze circulaire opgenomen overwegingen aangaande het privéleven, integriteit
en goed ambtenaarschap dienen dan ook gelezen te worden in het licht van deze rechten.
Goed werkgeverschap brengt ook met zich mee dat de overheid bij zijn handelen als
werkgever de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht neemt, maar ook dat
de overheid bij zijn handelen als werkgever zorgt voor een volwaardig integriteitsbeleid.
Dit bekent onder andere dat de overheidswerkgever er voor dient te waken dat ambtenaren
niet onnodig worden blootgesteld aan integriteitsrisico’s en zij zoveel als redelijkerwijs
mogelijk daartegen worden beschermd. De overheidswerkgever dient daarom toe te zien
op adequate en noodzakelijke integriteitsvoozieningen en normeringen op grond waarvan
het goed ambtelijk handelen kan worden geborgd. Een open cultuur, waarbij leidinggevenden
en medewerkers met elkaar in gesprek gaan over integriteitsvraagstukken, is hierbij
van belang. Dit geldt ook voor het onderhavige vraagstuk ten aanzien van ongewenste
privécontacten; leidinggevende en (beoogd) ambtenaren kunnen dit onderwerp aan de
orde stellen tijdens sollicitatiegesprekken, functioneringsgesprekken en tijdens bijvoorbeeld
het werkoverleg.