-
1. Heffingsrente bij aanslagbelastingen
-
1a. Wijzigen boekjaar Vpb tot en met 2009
De periode waarover de heffingsrente met betrekking tot de vennootschapsbelasting
wordt berekend begint op de dag na het midden van het tijdvak waarover de belasting
wordt geheven en eindigt op de dag van de dagtekening van het aanslagbiljet (zie artikel 30f, derde lid, onderdeel a, van de AWR). De uitbreiding (sinds belastingjaar 2005) van het tijdvak heeft bij de wijziging
van een boekjaar tot gevolg dat de belastingplichtige heffingsrente verschuldigd kan
worden over een periode gedurende welke de fiscus geen rentenadeel heeft geleden.
Daarom keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat het in rekening brengen van heffingsrente op verzoek wordt beperkt
tot het daadwerkelijk door de fiscus geleden liquiditeitsnadeel.
-
1b. Te hoge of onterechte verliesverrekening
Navordering
De inspecteur vergoedt geen heffingsrente over een teruggaaf als gevolg van de verrekening
van een verlies van een volgend jaar (zie artikel 30g, vierde lid, van de AWR). Als navordering van (een deel van) die teruggaaf plaatsvindt, brengt de inspecteur
wel heffingsrente in rekening over het bedrag van de navordering.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de inspecteur bij navordering van een verrekend verlies slechts heffingsrente
in rekening brengt over het tijdvak dat begint op de dag na de dagtekening van de
verliesverrekeningsbeschikking en eindigt op de dag van de dagtekening van de navorderingsaanslag.
Voorlopige verliesverrekeningsbeschikking
Ook over een negatieve voorlopige aanslag als gevolg van een voorlopige verliesverrekeningsbeschikking
vergoedt de inspecteur geen heffingsrente (zie artikel 30g, vierde lid, van de AWR). Als de voorlopige verliesbeschikking bij de definitieve aanslag wordt verrekend,
brengt de inspecteur heffingsrente in rekening over de ten onrechte verleende voorlopige
verliesverrekening.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de inspecteur bij de verrekening van een ten onrechte verleende voorlopige
verliesbeschikking slechts heffingsrente in rekening brengt over het tijdvak dat begint
op de dag na de dagtekening van de voorlopige verliesverrekeningsbeschikking en eindigt
op de dag van de dagtekening van de aanslag.
-
1c. Beperken van heffingsrente bij aanslagbelastingen
Om te voorkomen dat de inspecteur heffingsrente in rekening brengt als gevolg van
de enkele omstandigheid dat de inspecteur niet binnen een redelijke termijn na het
indienen van de aangifte een belastingaanslag vaststelt, streeft de Belastingdienst
er naar om binnen drie maanden nadat een aangifte is ingediend een definitieve of
voorlopige aanslag vast te stellen.
Als de inspecteur niet binnen drie maanden na het tijdig indienen van de aangifte
een definitieve of (nadere) voorlopige aanslag vaststelt, beperkt hij het in rekening
brengen van heffingsrente over de conform de aangifte verschuldigde belasting tot
drie maanden.
Het bovenstaande is eveneens van toepassing op een schatting in een verzoek om uitstel
voor het indienen van de aangifte.
-
2. Heffingsrente bij aangiftebelastingen
-
2a. Naheffing wegens onterechte teruggaaf
De inspecteur kan heffingsrente in rekening brengen bij de naheffing vanwege een onterechte
teruggaaf op verzoek. Een redelijke wetstoepassing brengt in dat geval met zich mee,
dat het tijdvak waarover de heffingsrente wordt berekend, aanvangt op de dag na het
eind van het kalenderjaar waarin de te hoge teruggaaf heeft plaatsgevonden. Pas in
dat jaar heeft belastingplichtige ten onrechte een bedrag ter beschikking.
-
2b. Vrijwillige verbetering van aangifte of betaling binnen drie maanden
De inspecteur brengt geen heffingsrente in rekening aan de belastingplichtige of inhoudingsplichtige
die:
-
• van de inspecteur nog geen uitnodiging tot het doen van aangifte heeft ontvangen en
-
• die binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarin hij belastingplichtig
of inhoudingsplichtig is geworden, de inspecteur verzoekt hem een naheffingsaanslag
op te leggen.
Dit kan bijvoorbeeld gelden voor een startende ondernemer of een onderneming die een
andere rechtsvorm heeft gekregen. Hiermee wordt aangesloten bij de regel dat de inspecteur
geen heffingsrente in rekening brengt als de naheffingsaanslag het gevolg is van een
vrijwillige verbetering van de aangifte binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar
of het boekjaar waarop de nageheven belasting betrekking heeft (zie artikel 30f, tweede lid, letter a, van de AWR).
-
2c. Ambtshalve verlenen van teruggaven
De inspecteur vergoedt geen heffingsrente over teruggaven die worden verleend op grond
van een in de wet voorgeschreven aangifte, aanvraag of verzoek. De situatie kan zich
voordoen dat belastingplichtige verzoekt om correctie van een eerdere teruggaaf of
betaling op aangifte. Als de inspecteur aan dit verzoek tegemoetkomt, dan bestaat
bij letterlijke wetstoepassing geen ruimte voor vergoeding van heffingsrente. Dit
acht ik ongewenst omdat de fiscus geen liquiditeitsnadeel heeft geleden. Daarom keur
ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de inspecteur heffingsrente vergoedt over de periode zoals bedoeld
in artikel 30f, derde lid, onderdelen b en c van de AWR (vanaf het tijdvak dat aanvangt drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarop
de teruggaaf betrekking heeft).
De inspecteur vergoedt geen heffingsrente over zaken die geen herstel van een onjuistheid
zijn. Een teruggaaf als gevolg van een negatieve (reguliere) aangifte, een in de wet-
of regelgeving genoemde aanvraag of verzoek of een afzonderlijke aangifte is geen
herstel van een onjuistheid.
Als de belastingplichtige niet binnen de (wettelijke) termijn een negatieve aangifte
of een afzonderlijke aangifte indient maar op een later moment een teruggaaf verzoekt,
is sprake van een verzoek om ambtshalve teruggaaf.
Als de inspecteur heffingsrente vergoedt over de periode waarover op grond van artikel 32r van de Wet op de omzetbelasting 1968 rente moet worden vergoed, wordt de heffingsrente geacht op grond van artikel 32r
van de Wet op de omzetbelasting 1968 te worden vergoed.
-
2d. In rekening brengen van heffingsrente bij kleineondernemersregeling en forfaitaire
berekeningsmethoden
De zogenoemde kleineondernemersregeling kan door middel van voorlopige verminderingen
worden toegepast. Na afloop van het jaar vindt er verrekening plaats van de voorlopige
verminderingen (zie artikel 24 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting). Als deze verrekening leidt tot een hoger bedrag dan over het jaar aan belasting
is betaald, dan moet het verschil worden voldaan op de aangifte over het eerste belastingtijdvak
van het volgende jaar.
Bij de forfaitaire berekeningsmethoden (zie artikel 16 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting) vindt na afloop van het boekjaar een herrekening van de verschuldigde belasting
plaats. Als deze herrekening leidt tot een hoger bedrag dan over het boekjaar aan
belasting is afgedragen, dan moet het verschil worden voldaan op de aangifte over
het eerste belastingtijdvak van het volgende boekjaar.
In deze situaties is sprake van een in de Wet op de omzetbelasting 1968 voorziene correctie. Om een versoepeling van de uitvoeringspraktijk mogelijk te maken,
keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de inspecteur bij deze correcties geen heffingsrente in rekening
brengt als zij plaatsvinden bij de aangifte over enig tijdvak van de in de voorgaande
alinea’s genoemde (volgende) jaren.