Beleidsregel openbaarmaking RDW

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 01-08-2014 t/m heden

Beleidsregel openbaarmaking RDW

1. Inleiding

In deze beleidsregel wordt de werkwijze van de RDW inzake openbaarmaking van bestuurlijke informatie bekendgemaakt. Het betreft hier specifiek openbaarmaking naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Deze beleidsregel ziet niet op actieve openbaarmaking.

Deze beleidsregel wordt bekendgemaakt door plaatsing ervan in de Staatscourant en op website van de RDW.

De meest relevante artikelen uit zowel de Algemene wet bestuursrecht als de Wet openbaarheid van bestuur treft u aan in de bijlage.

2. Uitgangspunten van het beleid van de RDW

Doelstelling van het beleid van de RDW is dat de afhandeling van verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-verzoeken) op juiste wijze, tijdig en efficiënt plaatsvindt. De RDW geeft hierop op volgende wijze uitvoering aan.

Wob-verzoek

Als bestuursorgaan verstrekt de RDW op verschillende manieren informatie over beleid en uitvoering. Voorbeelden hiervan zijn de website www.rdw.nl, informatiebrieven of persberichten. Meer informatie omtrent het beleid van de RDW en de uitvoering daarvan kan worden verkregen door middel van indiening van een verzoek tot openbaarmaking, een zogenaamd Wob-verzoek.

Voorwaarden aan indiening

Een ieder kan een verzoek tot openbaarmaking van gegevens met betrekking tot het beleid van de RDW en de uitvoering daarvan aan de RDW richten. Een belang bij een dergelijk verzoek behoeft niet te worden aangetoond.

Verzoeker dient in zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen, te vermelden. Indien de bestuurlijke aangelegenheid niet voldoende uit het Wob-verzoek blijkt, stelt de RDW verzoeker hiervan op de hoogte.

Het verzoek dient te zijn voorzien van de naam van de verzoeker en een postadres.

Wijze van indiening

Een Wob-verzoek en in het kader daarvan ingediende ingebrekestellingen of dwangsomvorderingen dienen te worden ingediend op het door de RDW aangewezen postadres, te weten:

RDW

T.a.v. de afdeling Juridische en Bestuurlijke Zaken

O.v.v. verzoek Wet openbaarheid van bestuur

Postbus 777

2700 AT Zoetermeer

De elektronische weg voor het indienen van Wob-verzoeken en in het kader daarvan ingediende ingebrekestellingen en dwangsomvorderingen is niet opengesteld. Dit betekent dat Wob-verzoeken, ingebrekestellingen of dwangsomvorderingen ingediend per fax of email met ingang van de datum van publicatie van deze beleidsregel in de Staatscourant niet in behandeling zullen worden genomen.

Indien bij ontvangst van het Wob-verzoek of ingebrekestelling blijkt dat dit verzoek niet op de juiste wijze is ingediend of niet aan de formele vereisten voldoet, stelt de RDW verzoeker hiervan op de hoogte op het door verzoeker opgegeven postadres. Tevens stelt de RDW verzoeker in de gelegenheid om het gebrek binnen een termijn van twee weken na dagtekening te herstellen. De termijn die de RDW heeft voor het nemen van zijn besluit wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de RDW verzoeker de gelegenheid heeft geboden tot herstel van het gebrek tot de dag waarop het verzoek is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Doorzending

Indien wordt verzocht om de verstrekking van gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan de RDW, wordt het verzoek doorgezonden naar het betreffende bestuursorgaan. De RDW stelt verzoeker hiervan op de hoogte.

Indien de RDW uit het Wob-verzoek niet kan afleiden welk bestuursorgaan het relevante is, dan stelt de RDW verzoeker daarvan op de hoogte.

Reikwijdte Wob

De Wob geeft algemene regels voor de openbaarmaking en voorwaarden voor verstrekking van overheidsinformatie. Daarnaast zijn in andere wetten bijzondere bepalingen ten aanzien hiervan opgenomen. In dat geval hebben de bijzondere bepalingen voorrang boven de Wob. Bijzondere bepalingen zijn bijvoorbeeld opgenomen in artikel 43 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Archiefwet.

De Wob is alleen van toepassing indien het verzoek is gericht op informatie vastgelegd in een document, waarvan de inhoud betrekking heeft op een bestuurlijke aangelegenheid.

Dit betekent dat het verzoek gericht dient te zijn op een bij de RDW berustend schriftelijk stuk (of ander materiaal dat gegevens bevat) waarvan de inhoud ziet op het beleid van de RDW of de voorbereiding en uitvoering daarvan. Reeds openbare gegevens vallen niet onder de reikwijdte van de Wob, zodat een dergelijk Wob-verzoek niet in behandeling wordt genomen. Daarnaast kan de RDW weigeren stukken openbaar te maken op basis van de wettelijke uitzonderingsgronden zoals genoemd in artikel 10 en artikel 11 van de Wob. Hierbij kan gedacht worden aan bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de RDW zijn medegedeeld. Dergelijke gegevens worden door de RDW niet verstrekt.

Het tijdstip van ontvangst van het Wob-verzoek bij de RDW is bepalend voor de reikwijdte van het verzoek. Alleen die documenten die op het moment van ontvangst van het Wob-verzoek aanwezig waren bij de RDW, worden bij de beoordeling betrokken. Documenten die na ontvangst van het Wob-verzoek zijn opgesteld, worden niet meegenomen ter beoordeling van het Wob-verzoek.

Wijze van afhandeling

Na ontvangst van het Wob-verzoek, stuurt de RDW verzoeker een ontvangstbevestiging naar het door verzoeker opgegeven postadres.

De RDW beslist zo spoedig mogelijk op het Wob-verzoek. Het Wob-besluit wordt genomen door de afdeling waar de gevraagde informatie aanwezig is. Als uitgangspunt bij het nemen van het besluit op het Wob-verzoek geldt een termijn van vier weken. De RDW kan de beslissing op het Wob-verzoek met vier weken verdagen.

Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een Wob-verzoek vindt schriftelijk en gemotiveerd plaats.

Bij de RDW worden in beginsel voor de afhandeling van Wob-verzoeken geen kosten in rekening gebracht. In uitzonderlijke gevallen kan door de RDW besloten worden om alsnog kosten in rekening te brengen voor afhandeling van Wob-verzoeken. Bij uitzonderlijke gevallen kan gedacht worden aan een Wob-verzoek dat zo omvangrijk is dat het gratis verstrekken van de informatie als onevenredig wordt geacht. Het tarief wordt in dergelijke gevallen vastgesteld conform het Besluit tarieven openbaarheid van bestuur.

Belanghebbende

De RDW onderzoekt of bij de behandeling van het Wob-verzoek rekening gehouden dient te worden met de belangen van derden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vertrouwelijke bedrijfsgegevens. De RDW stelt derde-belanghebbende in de gelegenheid om een zienswijze ten aanzien van de verstrekking van de betreffende gegevens naar voren te brengen. Indien blijkt dat derde- belanghebbende bezwaar heeft tegen de voorgenomen beslissing van de RDW, wordt deze hieromtrent gehoord. Wanneer de RDW besluit, ondanks de bezwaren van de derde-belanghebbende, om tot verstrekking van de gevaagde gegevens over te gaan, worden deze gegevens conform artikel 6, vijfde lid, van de Wob niet eerder dan twee weken na het nemen van het Wob-besluit bekendgemaakt. De RDW stelt de derde-belanghebbende van het voorgenomen besluit op de hoogte.

Mogelijkheid tot bezwaar

Een Wob-besluit, zowel een besluit tot afwijzing als een besluit tot verstrekking van de gevraagde gegevens, is een besluit in de zin van de Awb. Dit brengt mee dat de RDW in zijn besluitvorming gebonden is aan de besluitvormingsbepalingen uit de Awb. Indien verzoeker en/of derde-belanghebbende het niet eens is met het op zijn verzoek genomen Wob-besluit, kan hij hiertegen binnen zes weken na dagtekening van het besluit schriftelijk bezwaar maken.

3. Slotbepalingen

Aanpassing en herziening

Deze beleidsregel bevat het RDW-beleid inzake de openbaarmaking van bestuurlijke informatie. De RDW behoudt zich uitdrukkelijk de mogelijkheid voor daarin wijzigingen aan te brengen. Toepassing van deze beleidsregel en voortschrijdend inzicht zullen zo nodig tot aanpassing of herziening ervan leiden.

De directie van de Dienst Wegverkeer,

Algemeen Directeur,

J.G. Hakkenberg

Bijlage : Wettelijk kader

Algemeen

Het juridisch kader voor het publicatiebeleid van de RDW wordt naast de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gevormd door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Binnen dit juridisch kader voert de RDW zijn verplichtingen met betrekking tot openbaarmaking uit. De meest relevante bepalingen uit de betreffende wetgeving worden hieronder weergegeven.

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 2:3 Awb

  • 1. Het bestuursorgaan zendt geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, onverwijld door naar dat orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender.

  • 2. Het bestuursorgaan zendt geschriften die niet voor hem bestemd zijn en die ook niet worden doorgezonden, zo spoedig mogelijk terug aan de afzender.

Artikel 2:15 Awb

  • 1. Een bericht kan elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.

  • 2. Een bestuursorgaan kan elektronisch verschafte gegevens en bescheiden weigeren voor zover de aanvaarding daarvan tot een onevenredige belasting voor het bestuursorgaan zou leiden.

  • 3. Een bestuursorgaan kan een elektronisch verzonden bericht weigeren voor zover de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van dit bericht onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.

  • 4. Het bestuursorgaan deelt een weigering op grond van dit artikel zo spoedig mogelijk aan de afzender mede.

Artikel 3:41 Awb

  • 1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

  • 2. Indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.

Artikel 4:1 Awb

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.

Artikel 4:2 Awb

  • 1. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a) de naam en het adres van de aanvrager;

    • b) de dagtekening;

    • c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

  • 2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 4:5 Awb

  • 1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

    • a) de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of

    • b) de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of

    • c) de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

  • 2. Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.

  • 3. Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.

  • 4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 4:17 Awb

  • 1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.

  • 2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 20 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 30 per dag en de overige dagen € 40 per dag.

  • 3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.

  • 4. Indien de aanvraag elektronisch kon worden gedaan, is artikel 4:3a van overeenkomstige toepassing op de ingebrekestelling.

  • 5. Beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schort de dwangsom niet op.

  • 6. Geen dwangsom is verschuldigd indien:

    • a) het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke is gesteld,

    • b) de aanvrager geen belanghebbende is, of

    • c) de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

  • 7. Indien er meer dan één aanvrager is, is de dwangsom aan ieder van de aanvragers voor een gelijk deel verschuldigd.

  • 8. De in het tweede lid genoemde bedragen kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd voorzover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 3 Wob

  • 1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

  • 2. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.

  • 3. De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.

  • 4. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam.

  • 5. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.

Artikel 4 Wob

Indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, wordt de verzoeker zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.

Artikel 5 Wob

  • 1. De beslissing op een verzoek om informatie wordt mondeling of schriftelijk genomen.

  • 2. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een schriftelijk verzoek om informatie vindt schriftelijk plaats. In geval van een mondeling verzoek vindt een afwijzing schriftelijk plaats, indien de verzoeker daarom vraagt. De verzoeker wordt op deze mogelijkheid gewezen.

  • 3. De beslissing wordt eveneens schriftelijk genomen indien het verzoek om informatie een derde betreft en deze daarom heeft verzocht. In dat geval wordt tevens aan de derde de op hem betrekking hebbende informatie toegezonden.

Artikel 6 Wob

  • 1. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek om informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.

  • 3. Onverminderd artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop het bestuursorgaan de verzoeker meedeelt dat toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, tot de dag waarop door de belanghebbende of belanghebbenden een zienswijze naar voren is gebracht of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 4. Indien de opschorting, bedoeld in het derde lid, eindigt, doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de termijn binnen welke de beschikking alsnog moet worden gegeven.

  • 5. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, wordt de informatie verstrekt tegelijk met de bekendmaking van het besluit, tenzij naar verwachting een belanghebbende bezwaar daar tegen heeft, in welk geval de informatie niet eerder wordt verstrekt dan twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt.

Artikel 7 Wob

  • 1. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:

    • a) kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,

    • b) kennisneming van de inhoud toe te staan,

    • c) een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of

    • d) inlichtingen daaruit te verschaffen.

  • 2. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij:

    • a) het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;

    • b) de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.

Artikel 10 Wob

  • 1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:

    • a) de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;

    • b) de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;

    • c) bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;

    • d) persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.

  • 2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

    • a) de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;

    • b) de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;

    • c) de opsporing en vervolging van strafbare feiten;

    • d) inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;

    • e) de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

    • f) het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;

    • g) het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

  • 3. Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.

  • 4. Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.

  • 5. Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.

  • 6. Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.

  • 7. Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

    • a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;

    • b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.

  • 8. Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.

Artikel 11 Wob

  • 1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.

  • 2. Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.

  • 3. Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van informatie over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt.

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.