Beleidsregels voorschotverstrekking WW 2015

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2019.
Geldend van 01-07-2015 t/m heden

Beleidsregels voorschotverstrekking WW 2015

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op het bepaalde in artikel 4:95, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht,

Besluit:

Artikel 1. Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • aanvraag van WW-uitkering: een aanvraag van WW-uitkering op grond van hoofdstuk II van de WW die voldoet aan alle vereisten die bij en krachtens de WW aan een geldige aanvraag van een dergelijke uitkering zijn gesteld. Bij voorkomende verdragsgevallen geldt dat de aanvraag vergezeld moet gaan van het EU-formulier E 301 dan wel van het SED-document U1 of U002 , dan wel van bescheiden die gelijkwaardig zijn aan het genoemde EU-formulier of de genoemde SED-documenten;

  • het UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • WW: Werkloosheidswet.

Artikel 2. Voorschot op eerste betaling uitkering hoofdstuk II WW

  • 1 De werknemer ontvangt van het UWV een voorschot op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de WW indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de werknemer heeft een aanvraag van WW-uitkering ingediend;

    • b. de werknemer heeft een aanvraag van een voorschot op de eerste betaling van de uitkering ingediend;

    • c. de werknemer heeft aannemelijk gemaakt dat hij verkeert in een zodanige omstandigheid dat hij mede als gevolg van de latere betaling van uitkering op grond van hoofdstuk II van de WW niet in staat is te voorzien in noodzakelijke en niet te vermijden kosten van het bestaan van hem en van zijn gezin.

  • 2 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, is eenmalig en heeft alleen betrekking op de eerste betaling na de betreffende aanvraag van WW-uitkering en wordt verrekend met de eerstvolgende betaling.

  • 3 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op ten hoogste de vermoedelijke eerste betaling op de WW-uitkering.

  • 4 Indien geheel onzeker is hoeveel de vermoedelijke eerste betaling, bedoeld in het derde lid, zal bedragen, dan wordt het voorschot vastgesteld op het bedrag van een WW-uitkering die berekend is naar een maandloon ter hoogte van 21,75 maal het minimumloon als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de WW.

Artikel 3. Voorschot bij onzekerheid over het recht op of hoogte van uitkering hoofdstuk II WW

  • 1 Het UWV betaalt een voorschot op de uitkering op grond van hoofdstuk II WW als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de werknemer heeft een aanvraag van WW-uitkering ingediend;

    • b. de werknemer heeft een aanvraag van een WW-voorschot ingediend.;

    • c. er bestaat onzekerheid omtrent het recht op of de hoogte van de uitkering op grond van hoofdstuk II van de WW;

    • d. het voorschot ziet niet op tijdvakken als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de WW;

    • e. als gevolg van de onder sub c bedoelde onzekerheid kan de WW-uitkering niet door het UWV betaald worden vóór de vijftiende dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarop de uitkering betrekking heeft.

  • 3 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op de te verwachten hoogte van de uitkering.

  • 4 Indien de te verwachten hoogte, bedoeld in het derde lid, geheel onzeker is, wordt het voorschot vastgesteld op het bedrag van een WW-uitkering die berekend is naar een maandloon ter hoogte van 21,75 maal het minimumloon als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de WW.

  • 5 Het UWV is bevoegd aan een voorschot als bedoeld in het eerste lid voorschriften te verbinden.

Artikel 4. Voorschot op uitkering hoofdstuk IV WW

  • 1 Het UWV verstrekt ambtshalve een voorschot op een uitkering op grond van Hoofdstuk IV WW indien er zekerheid bestaat omtrent het recht op die uitkering.

  • 2 Indien er geen zekerheid bestaat omtrent het recht op uitkering op grond van Hoofdstuk IV WW verstrekt het UWV een voorschot op die uitkering als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. de werknemer heeft een aanvraag van een voorschot ingediend;

    • b. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er enig recht op uitkering zal worden vastgesteld.

  • 3 Het voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt vastgesteld op de te verwachten hoogte van de uitkering.

  • 4 Indien de te verwachten hoogte, bedoeld in het derde lid, geheel onzeker is, wordt het voorschot vastgesteld op het bedrag van een WW-uitkering die berekend is naar een maandloon ter hoogte van 21,75 maal het minimumloon, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de WW.

Artikel 5. Inwerkingtreding en intrekking besluiten

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Artikel 6. Overgangsrecht

De Beleidsregels voorschot bij inkomstenverrekening langdurig werklozen, zoals deze luidden op 30 juni 2015, blijven van toepassing op de werknemers waarop op grond van het bepaalde in artikel 130z van de WW het bepaalde in artikel 20, zesde lid, onder b, van de WW, zoals deze bepaling luidde op de dag voor de datum waarop artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid in werking is getreden, van toepassing is.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 6 mei 2015

B.J. Bruins

Voorzitter Raad van Bestuur UWV