Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen 2016

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 24-11-2024.
Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Richtlijn voor strafvordering feitgecodeerde misdrijven en overtredingen 2016

Samenvatting

Deze richtlijn voor strafvordering bevat het strafbeschikkings- en strafvorderingsbeleid van het OM inzake misdrijven en overtredingen waarvoor feitomschrijvingen (feitcodes) zijn vastgesteld, voor zover deze zaken worden afgedaan met een politiestrafbeschikking of een OM-strafbeschikking.

Op zaken waarin een bestuurlijke strafbeschikking ter zake milieuovertredingen wordt uitgevaardigd is de Richtlijn voor strafvordering bestuurlijke strafbeschikking milieu- en keurfeiten (art. 257 ba Sv) van toepassing.

Verder bevat deze richtlijn recidiveregelingen voor enkele soorten overtredingen.

Achtergrond

In het verleden was sprake van verschillende aanwijzingen en richtlijnen die zagen op de feitgecodeerde afdoening van zaken. Ten behoeve van een goede toepasbaarheid in de praktijk is besloten tot het samenvoegen van de verschillende aanwijzingen en richtlijnen tot een Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen en een Richtlijn feitgecodeerde misdrijven en overtredingen. De Richtlijn is aangepast vanwege het vervallen van de politietransactie (art. 74c Sr.) en OM-transactie ter zake van deze feiten.

Definitie feitgecodeerde zaken

Alle zaken die met gebruikmaking van een feitcode zoals opgenomen in de Bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), Bijlage I en II bij het Besluit OM-afdoening de bij deze richtlijn behorende Bijlage OM-feiten geautomatiseerd in de strafrechtketen worden verwerkt.

Deze richtlijn omvat

Het strafbeschikkings- en strafvorderingsbeleid van het OM inzake misdrijven en overtredingen (Bijlage I Besluit OM-afdoening en de bijlage OM-feiten met tarieven), omvattende de volgende afdoeningsvormen waarbij de zaak wordt afgedaan met een politiestrafbeschikking1 of OM-strafbeschikking.

  • a: de politiestrafbeschikking

    De feiten ondergebracht in Bijlage I van het Besluit OM-afdoening, waarvoor de daartoe aangewezen opsporingsambtenaar strafbeschikkingsbevoegdheid heeft, zijn te herkennen aan een ‘p’ voor de feitcode. Bijvoorbeeld: p D 530, zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden. Het bijbehorende tarief wordt achter de omschrijving vermeld. Deze zaken worden door middel van een strafbeschikking op grond van artikel 257b Sv afgedaan. Meer informatie over de politiestrafbeschikking is te vinden in de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen.

  • b: de OM-strafbeschikking

    Ook de officier van justitie kan in zaken die binnen de scope van de OM-afdoening vallen op grond van artikel 257a Sv een strafbeschikking uitvaardigen.

    Het bij die feiten horende tarief wordt achter de omschrijving van het feit vermeld. In het geval dat bij een feit geen tarief wordt vermeld, is mogelijk een specifieke Richtlijn voor strafvordering van toepassing, dan wel kan vanwege bijzondere omstandigheden van het geval geen tarief worden aangegeven en zal elke zaak afzonderlijk door het OM moeten worden beoordeeld.

Indien in deze Richtlijn bij een bepaalde gradatie van een feit ‘OM-strafbeschikking of eis ter zitting’ wordt genoemd geldt als uitgangspunt dat een strafbeschikking wordt uitgevaardigd. Uitsluitend in die gevallen waarin gelet op de eis (geldboete hoger dan € 2.000 of een OBM van meer dan 6 maanden (artikel 257c Sv)) geen strafbeschikking kan worden uitgevaardigd en in die gevallen waarin sprake is van een of meer in de Aanwijzing OM-strafbeschikking gestelde contra-indicaties dient de verdachte te worden gedagvaard waarbij de genoemde sanctie het uitgangspunt voor de eis ter zitting vormt.

1. Berekening van bepaalde strafbeschikkings- en geldboetetarieven

De volgende straffen en maatregelen kunnen op grond van de Wet OM-afdoening bij strafbeschikking worden opgelegd: een taakstraf van ten hoogste 180 uren, een geldboete, onttrekking aan het verkeer, een schadevergoedingsmaatregel en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor ten hoogste zes maanden (artikel 257a, tweede lid, Sv).

Daarnaast kunnen aan de verdachte aanwijzingen worden gegeven die onder meer kunnen inhouden: afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer (artikel 257a, derde lid, Sv). Nog niet alle modaliteiten zijn in de praktijk onder de strafbeschikking gebracht, voor de laatste stand van zaken met betrekking tot de implementatie wordt verwezen naar de Aanwijzing OM-strafbeschikking.

In deze richtlijn zijn tarieven afhankelijk gesteld van de zwaarte van de overtreding. Verder zijn bijvoorbeeld voor de overtreding van de voorschriften ten aanzien van de remvertraging van motorvoertuigen tarieven vastgesteld naar de mate waarin deze voorschriften zijn overschreden.

Bij de feitcodes die misdrijven betreffen is geen tarief opgenomen. Dit zijn zaken (OM-feiten), waarvoor specifieke strafvorderingsrichtlijnen zijn vastgesteld, of waarvoor de specifieke omstandigheden van het geval maatwerk vereisen. Uitzonderingen hierop zijn een aantal overtredingen van artikel 8 WVW 1994, een aantal feitcodes betrekking hebbende op de WWM en de op eenvoudige winkeldiefstal en verduistering betrekking hebbende feitcodes.

1.1. Afwijking van de in deze richtlijn aangegeven tarieven

De officier van justitie mag, binnen de wettelijke strafmaxima, afwijken van de tarieven van de OM-strafbeschikking en/of eis ter zitting. Dat kan zowel naar beneden als naar boven, al naar gelang de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

De feitomschrijvingen met bijhorende tarieven bij de zogeheten OM-feiten in de bijlage bij deze richtlijn2, zien toe op strafbare feiten die voor afdoening via een OM-strafbeschikking in aanmerking komen.

NB In zaken waarin een strafbeschikking is uitgevaardigd doch waarvan verdachte in verzet is gekomen, eist de officier van justitie in beginsel dezelfde geldboete als initieel bij strafbeschikking is opgelegd. Het doen van verzet is echter niet geheel vrijblijvend. Als er redenen zijn om aan te nemen dat verzet uitsluitend is gedaan ter uitstel van de executie of om de procesgang te vertragen, kan in beginsel een hogere sanctie worden gevorderd. Een dergelijke situatie kan voorkomen wanneer de bestrafte in het verzetschrift geen gronden heeft aangegeven en eveneens verstek laat gaan ter terechtzitting, dan wel verschijnt maar geen inhoudelijk verweer voert. In deze gevallen kan een tot maximaal 20% hogere sanctie worden gevorderd (zie tevens de Aanwijzing OM-strafbeschikking). Als de zaak ter terechtzitting is aangebracht na een geheel of gedeeltelijk mislukte executie, kan – mede afhankelijk van de reden van mislukking van die executie – een zwaardere of andere sanctie worden geëist. Indien reeds een gedeeltelijke betaling heeft plaatsgevonden, wordt deze in de uitvoering door het CJIB in mindering gebracht op de door de rechter opgelegde straf. De officier dient het reeds voldane bedrag dus niet te verdisconteren in de eis.

1.2. Minderjarigen

Aan een minderjarige die wordt verdacht van het plegen van een feitgecodeerd feit kan in beginsel een strafbeschikking worden uitgevaardigd.

Parallel aan hetgeen in de Wahv is vastgelegd, geldt dat ten aanzien van minderjarigen van 12 tot 16 jaar de vastgestelde tarieven worden gehalveerd met een afronding op hele Euro’s naar boven. Voor minderjarigen van 16 tot 18 jaar gelden in beginsel dezelfde tarieven als voor meerderjarigen.

Artikel 489, eerste lid aanhef en onder b, Sv bepaalt dat bij het uitvaardigen van een strafbeschikking van meer dan € 115, aan de minderjarige verdachte een raadsman moet worden toegevoegd. Deze bepaling is gewijzigd bij inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening. Om deze reden wordt – analoog aan artikel 489 eerste lid, aanhef en onder b, Sv – door het CJIB geen politiestrafbeschikking of OM-strafbeschikking verzonden als de geldboete meer dan € 115 bedraagt. Deze zaken worden ter beoordeling aan het OM overgedragen.

3. Recidiveregelingen voor enkele soorten overtredingen

3.1.0. Algemeen

Recidive

Van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen de recidivetermijn die voor dat feit geldt na afdoening3 van de vorige overtreding. Door het OM wordt via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of sprake is van recidive.

3.1.1. Recidiveregeling overtredingen artikelen 30 en 34 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM)

Let op: Deze recidiveregeling is alleen van toepassing voor zover de overtredingen langs het strafrechtelijke traject worden afgedaan!

De recidiveregeling t.a.v. de overtredingen van artikel 30 WAM uitgezonderd het tweede lid en artikel 34 WAM luidt voor de met motorrijtuigen, uitgezonderd bromfietsen, gepleegde overtredingen als volgt:

Recidiveregeling artikelen 30 en 34 WAM

Categorie-indeling B

Categorie 1:

Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

Categorie 2:

Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

Categorie 3:

Bromfietsers en snorfietsers

Categorie 8:

Een ieder (eigenaar / houder)

 

Motorrijtuigen ex. bromfiets (feitcodes A 914 a t/m d, A 917 a t/m c en A 918)

Bromfietsen (feitcodes A 901 a t/m d, A 903 a t/m c, A 904 en A 934)

Eerste overtreding

OM-strafbeschikking: € 550

Minderjarige eis ter zitting geldboete € 275

OM-strafbeschikking: € 360

Minderjarige OM-strafbeschikking geldboete € 115

Tweede overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting: geldboete € 650 en vier maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

Minderjarige eis ter zitting geldboete € 325 en 2 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

OM-strafbeschikking of eis ter zitting: geldboete € 440 en vier maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

Minderjarige eis ter zitting geldboete € 220 en 2 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

Derde overtreding:

Meerderjarigen

Eis ter zitting: twee weken hechtenis onvoorwaardelijk1 en 6 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk; eventueel verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig

Eis ter zitting: tien dagen hechtenis onvoorwaardelijk en 6 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk; eventueel verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig

Derde overtreding: Minderjarigen

Eis ter zitting: WS 24 uur en 4 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk;

eventueel verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig

Eis ter zitting: WS 20 uur en 4 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk;

eventueel verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig

1 Hechtenis kan in geval van een overtreding door een minderjarige niet worden geëist.

Van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen twee jaar na afdoening van de vorige strafrechtelijke overtreding van artikel 30 en/of 34 WAM. Door het OM wordt via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of sprake is van recidive.

Uitzondering artikel 30 tweede lid WAM

Sinds 1 juli 20114 worden de vanaf die datum geconstateerde overtredingen van artikel 30 tweede lid WAM met een Wahv-beschikking afgedaan. Dit betreft de feitcodes A 902 en A 915.

3.1.2. Recidiveregeling overtreding 30, tweede lid WAM geconstateerd voor 1 juli 2011

 

Motorrijtuigen ex. bromfiets

Bromfietsen

Eerste t/m derde overtreding

OM-strafbeschikking € 380

OM-strafbeschikking: € 310

Vierde overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting: geldboete € 600 en 4 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

OM-strafbeschikking of eis ter zitting: geldboete € 440 en 4 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid onvoorwaardelijk

3.2. Recidiveregeling rijden zonder rijbewijs

De recidiveregeling voor het rijden zonder rijbewijs (overtreding van artikel 107 eerste lid WVW 1994) heeft betrekking op motorvoertuigen uit de voertuigcategorieën 1 tot en met 3 van categorie-indeling B. Tevens is deze recidiveregeling van toepassing op bestuurders van motorrijtuigen waarvan het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur met meer dan één jaar of waarvan het rijbewijs met beperkte geldigheidsduur zijn geldigheid heeft verloren (feitcode K 060f of K 060g).

Voor de voertuigcategorieën 1 (bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen5), 2 (bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen) en 3 (brom- en snorfietsers, inclusief bestuurders van brommobielen6) geldt onderstaande recidiveregeling:

Recidiveregeling rijden zonder rijbewijs

Categorie-indeling B

Categorie 1:

Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen

Categorie 2:

Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

Categorie 3:

Bromfietsers en snorfietsers, inclusief bestuurders van brommobielen

Eerste overtreding:

Meerderjarigen

OM-strafbeschikking vast tarief feitcode K 055, K 060f en K 060g

Eerste overtreding:

Minderjarige cat 3

NB Cat 1 en 2 vervolgen voor feit dat ze te jong zijn om motorrijtuig te besturen of specifiek voor overtreding beginnersrijbewijs

Minderjarige eis ter zitting geldboete € 240

Tweede overtreding:

Meerderjarigen

Dagvaarden, eis ter zitting: geldboete categorie 1 en 2:

€ 400 en categorie 3: € 280 en voor alle categorieën één week hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar

Tweede overtreding:

Minderjarigen (vanaf 16 jaar) cat 3

Dagvaarden, eis ter zitting:

WS 16 uur waarvan 8 uur voorwaardelijk

Derde overtreding:

Meerderjarigen

Dagvaarden, eis ter zitting: twee weken hechtenis onvoorwaardelijk

Derde overtreding:

Minderjarigen (vanaf 16 jaar) cat 3

Dagvaarden, eis ter zitting: WS 32 uur

Vierde overtreding:

Meerderjarigen

Dagvaarden, eis ter zitting: drie weken hechtenis onvoorwaardelijk

Vierde overtreding:

Minderjarigen (vanaf 16 jaar) cat 3

Dagvaarden, eis ter zitting: WS 40 uur

Vijfde en volgende overtreding:

Meerderjarigen

Dagvaarden, eis ter zitting: vier weken hechtenis onvoorwaardelijk

Vijfde en volgende overtreding:

Minderjarigen (vanaf 16 jaar) cat 3

Dagvaarden, eis ter zitting: WS 56 uur

Bovenstaand strafvorderingsbeleid met betrekking tot minderjarigen geldt voor verdachten vanaf 16 jaar. Indien de verdachte, in geval van een categorie 3 voertuig, jonger is dan 16 jaar dient net als bij de categorieën 1 en 2 vervolgt te worden voor het feit dat verdachte te jong is voor het besturen van het motorrijtuig.

Van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen vier jaar na afdoening van de vorige overtreding. Door het OM wordt via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of sprake is van recidive.

3.3. Recidiveregeling gedocumenteerde overtredingen maximumsnelheid RVV 1990

Deze recidiveregeling wordt toegepast bij overtreding van de, in paragraaf 8, maximumsnelheid, van het RVV 1990 opgenomen, artikelen 19 (niet voldoende afstand houden, 20, 21, 22, 45 en 62 jo. de borden A1 en A3 (overschrijding maximumsnelheid), voor zover deze overtredingen niet administratiefrechtelijk worden afgedaan.

De recidiveregeling luidt als volgt:

van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen twee jaar na afdoening van één eerdere gedocumenteerde overtreding van artikel 19, 20, 21, 22, 45 en 62 jo. de borden A1 en A3 van het RVV 1990.

De categorie-indeling voor maximumsnelheid is ook van toepassing op de recidiveregeling gedocumenteerde overtredingen maximumsnelheid RVV 1990.

Categorie-indeling C (maximumsnelheid)

  • 1 Motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto’s, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen);

  • 2 Vrachtauto’s, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen;

  • 3 Bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

  • 4 Landbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

NB Gelet op de bijlage 2 van de Aanwijzing inbeslagneming kan na overleg met de officier van justitie het motorvoertuig, waarmee de snelheidsovertreding is gepleegd, in beslag worden genomen, indien een overschrijding van de maximumsnelheid met meer dan 100% in samenhang met geconcretiseerde gevaarzetting is geconstateerd.

3.3.1. Recidiveregeling niet voldoende afstand houden

Tabel 17

Recidiveregeling niet voldoende afstand houden

Categorie-indeling C

Categorie 1:

Motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto’s, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen)

Categorie 2:

Vrachtauto's, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen.

Categorie 3:

Bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor

 

Niet voldoende afstand houden bij een:

snelheid van 80 km/h t/m 100 km/h

snelheid van 100 km/h t/m 120 km/h

snelheid van meer dan 120 km/h

Onderlinge afstand 3 meter of meer

(van 0,5 sec.

t/m 0,2 sec.)

Onderlinge afstand minder dan 3 meter

(van minder

dan 0,2 sec.)

Onderlinge afstand 3 meter of meer

(van 0,5 sec.

t/m 0,2 sec.)

Onderlinge afstand minder dan 3 meter

(van minder

dan 0,2 sec.)

Ongeacht onderlinge afstand

(van 0,5 sec.

of minder)

Eerste overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

vast tarief

vast tarief

vast tarief

vast tarief

€ 700(cat 1/2) / € 500 (cat 3) + 3 mnd OBM ov

             

Tweede overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 4 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 5 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 5 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 6 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 6 mnd ov

Derde overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 6 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 8 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 8 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 10 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 10 mnd ov

Vierde overtreding

eis ter zitting

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 8 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 10 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 10 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 12 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 12 mnd ov

3.3.2. Recidiveregeling snelheidsovertredingen (weg)

Tabel 28

Recidiveregeling snelheidsovertredingen motorvoertuigen

Categorie-indeling C

Categorie 1:

Motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto’s, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen)

Categorie 2:

Vrachtauto's, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximum massa van meer dan 3.500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen.

   

Snelheidsovertredingen met een overschrijding van:

   

31 t/m 49 km/h

50 t/m 69 km/h

70 t/m 99 km/h

100 km/h of meer

           

Eerste overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

vast tarief

vast tarief + OBM 2 mnd ov

vast tarief + OBM 4 mnd ov

tarief 95 tot 100 km/h + € 200 per 5 km/h overschrijding + OBM 6 mnd ov

Tweede overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

tarief 1e overtreding + 20% +

OBM 2 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% +

OBM 4 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% +

OBM 6 mnd ov

tarief 95 tot 100 km/h + € 200 per 5 km/h overschrijding + OBM 8 mnd ov

Derde overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 4 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 6 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 8 mnd ov

tarief 95 tot 100 km/h + € 200 per 5 km/h overschrijding + OBM 10 mnd ov

Vierde overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 6 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 8 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 10 mnd ov

tarief 95 tot 100 km/h + € 200 per 5 km/h overschrijding + OBM 12 mnd ov

Tabel 3 9

Recidiveregeling snelheidsovertredingen bromfietsen

Categorie-indeling C

Categorie 3:

Bestuurders van bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor

   

Snelheidsovertredingen met een overschrijding van:

   

30 t/m 49 km/h

50 t/m 69 km/h

70 t/m 99 km/h

100 km/h of meer

           

Eerste overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

vast tarief + OBM 2 mnd ov

vast tarief + OBM 4 mnd ov

vast tarief + OBM 6 mnd ov

tarief 95 tot 100 km/h + € 200 per 5 km/h overschrijding + OBM 8 mnd ov

Tweede overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 4 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 6 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 8 mnd ov

tarief 95 tot 100 km/h + € 200 per 5 km/h overschrijding + OBM 10 mnd ov

Derde en volgende overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 6 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 8 mnd ov

tarief 1e overtreding + 20% + OBM 10 mnd ov

tarief 95 tot 100 km/h + € 200 per 5 km/h overschrijding + OBM 12 mnd ov

Voorbeeld bepalen van het tarief/eis ter zitting

Indien de bestuurder van een motorvoertuig uit categorie 1 voor de eerste maal de maximumsnelheid overschrijdt, bijvoorbeeld met 49 km/h binnen de bebouwde kom, dan vaardigt de officier van justitie in dit geval een strafbeschikking uit waarin aan de verdachte een geldboete van € 630 wordt opgelegd. Dit is het vaste tarief dat bij deze overtreding behoort en geldt zowel indien het feit op kenteken is geconstateerd als in geval van een staandehouding.

Indien de eerste overtreding een overtreding van artikel 19 RVV 1990 (niet voldoende afstand houden) betreft dan dient dezelfde werkwijze te worden gehanteerd aan de hand van de hierop betrekking hebbende feitcodes S 005a t/m S 026a.

  • a. Begaat deze bestuurder vervolgens een tweede onder de recidiveregeling vallende snelheidsovertreding, bijvoorbeeld door overschrijding van de maximum snelheid binnen de bebouwde kom met 69 km/h (feitcode * VA 070, * VB 070 of * VC 070), dan dient de verdachte, behoudens contra-indicaties, te worden opgeroepen voor een OM-zitting (zie tabel 2). De geldboete die moet worden geëist, wordt afgeleid van de geldboete die zou worden geëist indien deze overtreding voor de eerste maal zou zijn begaan, vermeerderd met 20%. De eerste overtreding kent volgens de feitcodes * VA 070, * VB 070 en * VC 070 een sanctie van € 1.100 + 2 mnd OBM ov. Nu de snelheidsovertreding in het voorbeeld reeds een tweede snelheidsovertreding betreft, wordt op grond tabel 2 een sanctie van € 1.300 (namelijk € 1.100 + 20%, zie ook kolom 2 van de op JKS opgenomen Tarieventabel snelheidsovertredingen) + 4 mnd OBM ov voorgeschreven.

  • b. Begaat deze bestuurder als tweede overtreding een overtreding van artikel 19 RVV 1990 (niet voldoende afstand houden) dan dient analoog aan het gestelde onder a gehandeld te worden waarbij de tabel 1 geraadpleegd dient te worden.

3.4. Recidiveregeling maximumconstructiesnelheid brom- en snorfietsen

Voor zover het ‘Muldergedragingen” betreft zijn de tarieven en feitcodes voor het overtreden van artikel 5.6.8, eerste lid en 5.6.76, eerste lid, RV, zoals opgenomen in de geldende bijlage bij de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften, van toepassing. Dit betreft de feitcodes N 083 a/b, N 085 a/b en N 086 a/b. Het in de onderstaande tabel vermelde vaste tarief betreft de tarieven zoals deze zijn opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen bij de feitcodes N 083g, N 085g en N 086g

Recidiveregeling maximumconstructiesnelheid brom- en snorfietsen

Categorie-indeling A

Categorie 6: Bromfietsen

Overtreding

 

Overschrijding maximumconstructiesnelheid met meer dan 15 km/h

Eerste overtreding

OM-strafbeschikking

Vast tarief

Tweede overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

€ 300 + OBM 2 maanden ov

Derde en volgende overtreding(en)

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

€ 350 + OBM 4 maanden ov + OAV brom-/snorfiets

ov: onvoorwaardelijk

OBM: ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen

OAV: onttrekking aan het verkeer

Recidive/herhaald plegen

Van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen twee jaar na afdoening van de vorige overtreding. Door het OM wordt via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of sprake is van recidive.

Opgelet: indien aan de voorwaarden m.b.t. inbeslagneming zoals genoemd in C 6 van de Aanwijzing maximumconstructiesnelheid brom- en snorfietsen is voldaan, wordt van dit ‘recidivebeginsel’ afgeweken en wordt de ‘recidive’ bepaald aan de hand van het aantal door de verdachte gepleegde identieke overtredingen. Hiervan is sprake indien door dezelfde verdachte voor de derde keer een onder strafrecht vallende overtreding van artikel 5.6.8 RV binnen een tijdbestek van twee jaar is begaan en aan de verdachte bij één van de voorgaande overtredingen een waarschuwingsbrief is uitgereikt of toegezonden.

Minderjarigen

In afwijking van de hiervoor in alinea 1.2 opgenomen bepalingen voor minderjarigen wordt voor de eerste strafrechtelijke overtreding een aangepaste regeling getroffen. Aan minderjarigen wordt voor deze 1e overtreding ter zake overschrijding van de maximumconstructiesnelheid een strafbeschikking met aangepast tarief opgelegd, zijnde € 115.

INBESLAGNEMING

Bij inbeslagneming van het voertuig zijn er de volgende mogelijkheden (zie ook de bijlage 2 bij de Aanwijzing inbeslagneming)

  • 1. De eigenaar/houder doet vrijwillig afstand ter vernietiging.

  • 2. De eigenaar/houder voldoet aan het schikkingsvoorstel of doet geen verzet tegen de strafbeschikking (waarin het voertuig onttrokken wordt verklaard aan het verkeer of de aanwijzing aan de verdachte wordt gegeven afstand te doen van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer) van de officier van justitie en doet daarmee afstand van het in beslag genomen voertuig. Het voertuig dient hierna te worden vernietigd.

  • 3. De officier vordert ter zitting de onttrekking aan het verkeer van het niet in Nederland toegelaten voertuig of de verbeurdverklaring van het in Nederland wel toegelaten voertuig. De officier van justitie bepaalt aan de hand van de vermelde waarde van het voertuig of van de hierboven genoemde standaardeis wordt afgeweken en een meer op de situatie toegesneden eis moet worden geformuleerd.

3.5. Recidiveregeling spookrijden op autoweg/autosnelweg

Van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen twee jaar na afdoening van de vorige overtreding. Door het OM wordt via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of sprake is van recidive.

Recidiveregeling spookrijden op autoweg/autosnelweg (feitcodes R 302 en R 551a, overtreding art. 3, eerste lid en/of 62, juncto bord C2 RVV 1990)

Categorie-indeling B

Categorie 1:

Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen

Categorie 2:

Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

Categorie 3:

Bromfietsers en snorfietsers

Eerste overtreding

OM- strafbeschikking

of eis ter zitting

€ 520 + OBM 6 maanden ov

Tweede overtreding

eis ter zitting

€ 630 + OBM 8 maanden ov

Derde + volgende overtreding

eis ter zitting

€ 730 + OBM 12 maanden ov

3.6. Recidiveregeling overtreding artikel 3 Besluit voertuigen (aanwezig hebben van radardetector)

Van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen twee jaar na afdoening van de vorige overtreding. Door het OM wordt via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of sprake is van recidive.

Recidiveregeling overtreding artikel 3 Besluit voertuigen

(aanwezig hebben van radardetector; feitcode N 010n)

Categorie-indeling A Regeling voertuigen

Categorie 2: personenauto's;

Categorie 3: bedrijfsauto's;

Categorie 3a: bussen;

Categorie 4: motorfietsen;

Categorie 5: driewielige motorrijtuigen;

Eerste overtreding

OM- strafbeschikking

of eis ter zitting

vast tarief + OAV

Tweede overtreding

OM- strafbeschikking

of eis ter zitting

€ 510 + OAV

Derde + volgende overtreding

OM- strafbeschikking

of eis ter zitting

€ 610 + OAV

3.7. Recidiveregeling Veelplegers verkeer

3.7.1. Achtergrond

Per 1 januari 2015 geldt een aanpak van zogeheten Verkeersveelplegers. Kamerbrief Toezeggingen en verzoeken verkeershandhaving, d.d. 18 november 2013. Met deze aanpak is progressieve straftoemeting mogelijk gemaakt voor een scala aan verkeersovertredingen. Hieronder vallen zowel een aantal feiten die voorheen opgenomen waren in de Bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en per 1 januari 2015 onder het strafrecht zijn gebracht, alsmede een aantal strafbare feiten waarop voorheen geen recidiveregeling van toepassing was. Deze op zichzelf staande aanpak geldt als een aanvulling op andere recidiveregelingen en ziet op de overtredingen die zijn gekoppeld aan de hierna in paragraaf 3.7.3 opgenomen feitcodes. Deze feiten zijn niet in een andere recidiveregeling opgenomen, er vindt derhalve geen wisselwerking plaats tussen de verschillende regelingen.

De Recidiveregeling Veelplegers verkeer onderscheidt zich in twee belangrijke opzichten van andere regelingen;

In geval van andere recidiveregelingen is het gebruikelijk dat één eerdere overtreding met een onherroepelijke afdoening leidt tot overdracht van een tweede zaak aan het OM indien deze is gepleegd binnen de gestelde termijn. In deze regeling dient echter sprake te zijn van drie eerdere onherroepelijke overtredingen waarna de vierde zaak, mits voldaan is aan de in deze paragraaf genoemde criteria, ter beoordeling aan het OM wordt overgedragen. Daarnaast ziet deze regeling niet zozeer op een bepaald soort feit maar op verkeersfeiten van verschillende aard maar met een gelijk, potentieel gevaarlijk of hinderlijk, karakter. Deze feiten, welke in onderlinge samenhang een beeld geven van het gedrag van een bestuurder in het verkeer, worden door middel van de regeling met elkaar in verband gebracht.

3.7.2. Begripsomschrijving

In deze regeling wordt onder Veelpleger verkeer begrepen:

Een bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets of snorfiets die een overtreding heeft begaan van enig onder deze regeling vallend feit (§3.7.3), na onherroepelijke afdoening van minimaal drie eerdere dergelijke overtredingen gepleegd binnen een termijn van twee jaren, te rekenen vanaf de datum waarop het eerste feit onherroepelijk is geworden.

Zoals uit de begripsomschrijving blijkt, is de regeling uitsluitend van toepassing op bestuurders (natuurlijke personen) van motorvoertuigen en van brom- en snorfietsen. Het doel van deze regeling is het uit de anonimiteit halen van bestuurders die deze verkeersovertredingen begaan. Deze regeling is daarom alleen van toepassing indien de bestuurder bekend is geworden, direct bij staandehouding na constatering van het feit, dan wel indien de bestuurder op enig later moment bekend is geworden in geval van een op kenteken geconstateerde overtreding. Dit laatste geldt tevens in geval de overtreding in eerste instantie op naam van een rechtspersoon is geregistreerd en pas op een later moment aan de bekend geworden bestuurder wordt toegerekend.

3.7.3. Reikwijdte regeling

De Recidiveregeling Veelplegers verkeer heeft betrekking op de volgende aan onderstaande feitcodes10 gekoppelde overtredingen, zoals opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen, gepleegd door bestuurders van een motorvoertuig, bromfiets of snorfiets:

K 006 a, K 006 b, K 010, K 024, K 026 a, K 026 aa, K 026 b, K 026 c, K 048 a, K 048 b, K 065 e, K 065 f, K 109, K 110, K 115, K 125, K 149, K 160 a, K 170, K 171, N 110 o, N 110 q, N 652, N 710 e, P 060 b, R 327, R 328, R 400 ad, R 420, R 461, R 462, R 463, R 464, R 465 a, R 468, R 469, R 470, R 471, R 472 a, R 481 a, R 481 b, R 482, R 483, R 610, R 627 a, R 628 a, R 628 b, R 628 c, R 630 a, R 630 b, R 631 a, R 631 b

In geval van bovengenoemde feiten volgt voor zover aan deze feiten een tarief is gekoppeld een OM-strafbeschikking met een geldboete conform het reguliere tarief zoals vermeld in de bijlage met OM-feiten die is opgenomen in de hiervoor genoemde Tekstenbundel. Indien geen tarief is vastgesteld volgt een beoordeling binnen de geldende kaders waarbij rekening wordt gehouden met eerdere (zelfde) feiten, alsmede met eerdere feiten uit bovenstaande groep indien de verdachte onder het Veelplegerbegrip valt.

3.7.4. Recidiveregeling Veelplegers verkeer

De recidiveregeling luidt als volgt:

Van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen twee jaar na afdoening11 van een vorige overtreding. Door het CJIB wordt tot en met de derde overtreding namens het OM via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of de verdachte onder het voornoemde begrip Veelpleger verkeer valt. Indien sprake is van een overtreding conform het Veelplegerbegrip legt het CJIB hier verslag van en draagt de zaak ter beoordeling over aan het OM waarna strafvordering volgt conform onderstaande recidiveregeling.

Tabel 1

Recidiveregeling Veelplegers verkeer1

Categorie-indeling B

Categorie 1:

Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen

Categorie 2:

Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

Categorie 3:

Bromfietsers en snorfietsers

 

Sanctie modaliteit

Tarief / eis

1e, 2e en 3e overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

Vast tarief*

Vierde overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

€ 750 + 2 maanden OBM** ov

Vijfde overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

€ 1.100 + 4 maanden OBM** ov

Zesde en volgende overtreding(en)

Eis ter zitting

3 weken hechtenis + 6 maanden OBM** ov

– In geval van herhaalde overtredingen telkens begaan met een voertuig op naam van verdachte kan tevens verbeurdverklaring op grond van artikel 34 Sr. worden gevorderd

1 De vaste tarieven in deze tabel staan vermeld bij de van toepassing zijnde feitcodes zoals opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen.

* Met uitzondering van feitcodes K 170, K 171, P 060 b en K 006 b.

** Ten aanzien van de OBM geldt dat deze uitsluitend gevorderd mag worden indien het betreffende feit op grond van artikel 179 WVW 1994 voor een dergelijke vordering in aanmerking komt. Derhalve kan in geval van feitcode K 065 e, K 065 f, K 024, K 026 a, K 026 aa, K 026 b, K 026 c, K 048 a, K 048 b, K 109, K 110, K 125, K 149 en K 160 a geen OBM worden geëist.

3.7.5. Minderjarigen (16- en 17-jarigen)

In afwijking van paragraaf 1.2, waarin is gesteld dat voor minderjarigen van 16 tot 18 jaar in beginsel dezelfde tarieven gelden als voor meerderjarigen, vindt in geval van 16- en 17-jarige Verkeersveelplegers strafvordering plaats conform onderstaande tabel. Voor minderjarigen onder 16 jaar gelden voor wat betreft de geldboete component, zoals gebruikelijk, de gehalveerde reguliere sancties zoals opgenomen in tabel 1. De OBM is voor beide leeftijdscategorieën gelijk aan die van meerderjarigen. In onderstaande tabel zijn voor beide leeftijdscategorieën de verschillende toepasselijke sancties opgenomen.

Gelet op de eis en de in de Aanwijzing OM-strafbeschikking gestelde contra-indicaties dient in geval van minderjarigen vanaf de vierde overtreding per definitie te worden gedagvaard.

Tabel 2

Recidiveregeling Veelplegers verkeer minderjarigen1

Categorie-indeling B

Categorie 1:

Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen

Categorie 2:

Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen

Categorie 3:

Bromfietsers en snorfietsers

 

Sanctie modaliteit

Tarief / eis

 

Jonger dan 16 jaar

16- en 17-jarigen

1e, 2e en 3e overtreding

OM-strafbeschikking of eis ter zitting

Vast tarief* met inachtneming van gebruikelijke halveringssystematiek

Vast tarief*

Vierde overtreding

Eis ter zitting

€ 375 + 2 maanden OBM ov**

€ 550 + 2 maanden OBM ov**

Vijfde overtreding

Eis ter zitting

€ 550 + 4 maanden OBM ov**

€ 750 + 4 maanden OBM ov**

Zesde en volgende overtreding(en)

Eis ter zitting

40 uren taakstraf + 6 maanden OBM ov**

60 uren taakstraf + 6 maanden OBM ov**

1 De vaste tarieven in deze tabel staan vermeld bij de van toepassing zijnde feitcodes zoals opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen.

* Met uitzondering van feitcodes K 170, K 171, P 060 b en K 006 b

**

– Ten aanzien van de OBM geldt dat deze uitsluitend gevorderd mag worden indien het betreffende feit op grond van artikel 179 WVW 1994 voor een dergelijke vordering in aanmerking komt. Derhalve kan in geval van feitcode K 065 e, K 065 f, K 024, K 026 a, K 026 aa, K 026 b, K 026 c, K 048 a, K 048 b, K 109, K 110, K 125, K 149 en K 160 a geen OBM worden geëist;

– In geval van herhaalde overtredingen telkens begaan met een voertuig op naam van verdachte kan tevens verbeurdverklaring op grond van artikel 34 Sr. worden gevorderd.

3.8. Recidiveregeling gedocumenteerde snelheidsovertredingen water

De recidiveregeling gedocumenteerde snelheidsovertredingen water wordt toegepast bij snelheidsovertredingen op het water, begaan door kleine schepen, bij overschrijding van de maximum toegestane snelheid vanaf 25 kilometer per uur.

De recidiveregeling luidt als volgt:

van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen twee jaar na afdoening van de vorige overtreding. Door het OM wordt via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of sprake is van recidive.

Recidiveregeling snelheidsovertredingen water1

Categorie-indeling E

Categorie 1:

Gezagvoerder/schipper

klein schip

Snelheidsovertredingen met een overschrijding van:

25 tot 35 km/h

35 tot 45 km/h

45 km/h of meer

Eerste overtreding

OM- strafbeschikking

Vast tarief

Vast tarief

Vast tarief

Tweede overtreding

OM- strafbeschikking

€ 360

€ 540

€ 780

Derde overtreding

eis ter zitting

€ 430

en voorwaardelijke hechtenis

€ 640

en voorwaardelijke hechtenis

€ 930

en voorwaardelijke hechtenis

Vierde overtreding

eis ter zitting

€ 510

en onvoorwaardelijke hechtenis

€ 760

en onvoorwaardelijke hechtenis

€ 1.100 en onvoorwaardelijke hechtenis

1 De vaste tarieven in deze tabel staan vermeld bij de van toepassing zijnde feitcodes zoals opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen. De Tarieventabel is te vinden op de pagina van de CFT op JKS.

3.9. Recidiveregeling feitcode E 821, overtreding artikel 4.40 Vreemdelingenbesluit 2000

De recidiveregeling luidt als volgt:

van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen twee jaar na afdoening van de vorige overtreding. Door het OM wordt via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of sprake is van recidive.

Categorie-indeling B, categorie 8 – een ieder

(de persoon die nachtverblijf verschaft en die niet onverwijld mededeling doet aan de korpschef van de regiopolitie waarin de gemeente is gelegen waar de vreemdeling verblijft).

Eis/strafbeschikking € 250 per persoon die niet is gemeld.

3.10. Recidiveregeling feitcodes D 521a – D 524, overtreding 437 Sr jo. Uitvoeringsbesluit ex art. 437 Sr

De recidiveregeling luidt als volgt:

van recidive is sprake indien de overtreding wordt begaan binnen twee jaar na afdoening van de vorige overtreding. Door het OM wordt via raadpleging van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) vastgesteld of sprake is van recidive.

De vaste tarieven in de onderstaande tabellen staan vermeld bij de van toepassing zijnde feitcodes zoals opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen.

Het vervolgingsbeleid ten aanzien van overtreding van artikel 437 Wetboek van Strafrecht (Sr) ziet op de onjuiste naleving van de registratieplicht en identiteitscontrole. De verplichte controle van de identiteit van de aanbieder door de handelaar geldt alleen bij inkoop van koper en koperlegeringen in geval van contante uitbetalingen. Opkopers hebben op grond van dit artikel de plicht een register bij te houden van hetgeen zij inkopen. In artikel 2, tweede lid van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437 Sr is vermeld welke gegevens in dit register dienen te worden opgenomen. Eén van die vereiste gegevens is dat handelaren in koper in het register de omschrijving en het nummer van het document, waarmee een aanbieder van koper of koperlegeringen, die met contant geld wordt uitbetaald, zich identificeert, noteren.

Bij de vervolging worden vier categorieën onderscheiden:

  • 1. Verschrijvingen bij NAW- gegevens

    Allereerst kan er sprake zijn van een verschrijving van NAW-gegevens, zoals weergegeven in het Uitvoeringsbesluit bij artikel 2, tweede lid, onder e ex artikel 437 Sr. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschrijvingen en gegevens die ontbreken of onjuist zijn. Bij onjuiste of ontbrekende gegevens is categorie 2 van toepassing. Wanneer er vijf of minder verschrijvingen (bijv. Jansen ipv Janssen) zijn, dan houdt de opsporingsambtenaar het als sprake is van een first offender bij een schriftelijke waarschuwing. Binnen 28 kalenderdagen nadat deze constatering heeft plaatsgevonden, krijgt de opkoper opnieuw een controle. Wanneer dan sprake is van drie of meer verschrijvingen dan wel bij de eerste controle sprake is van meer dan vijf verschrijvingen, wordt gehandhaafd en vindt strafvordering plaats conform het hierna onder Categorie 1 opgenomen schema. Bij één of twee verschrijvingen wordt niet opgetreden.

  • 2. Ontbrekende of onjuiste gegevens anders dan onder categorie 3

    Bij de tweede categorie ontbreken één of meer van de in artikel 2, tweede lid, onder a tot en met e Uitvoeringsbesluit ex artikel 437 Sr genoemde onderdelen of is anders dan een kennelijke verschrijving onjuist genoteerd. Hier geldt dat naarmate meer fouten of onjuistheden worden geconstateerd, de hoogte van de sanctie oploopt.

  • 3. Ontbrekende gegevens m.b.t. legitimatieplicht

    De derde categorie betreft de overtreding van de legitimatieplicht, krachtens artikel 2, tweede lid, onder f van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437 Sr. Hierbij gaat het om het soort legitimatiebewijs en het nummer op het legitimatiebewijs.12

    In geval van een combinatie van overtredingen, waarbij sprake is van verschillende categorieën, geldt vervolging conform de categorie waar de hoogste straf voor is vastgesteld.

  • 4. Geen register (bijhouden)

    In de vierde categorie is er geen register of wordt dit in het geheel niet bijgehouden, zoals voorgeschreven in artikel 437, eerste lid, onder a Sr j. art. 2, tweede lid Uitvoeringsbesluit. Voor deze overtreding is de hoogste straf vastgesteld.

Categorie 1:

Gepleegde overtreding ten aanzien van artikel 2, tweede lid, onder e van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437 Sr, waarbij het gaat om verschrijvingen van NAW-gegevens:

Categorie-indeling E, categorie 8 – een ieder

Aantal verschrijvingen

1 of 2

3–5

(D 521a)

6–10

(D 521b)

> 10

(D 521c)

Eerste overtreding

Vast tarief

NB Hier gaat een schriftelijke waarschuwing aan vooraf bij constatering eerste overtreding

Vast tarief

Vast tarief

Tweede overtreding

OM- strafbeschikking

€ 140

OM-strafbeschikking

€ 210

OM-strafbeschikking

€ 450

Derde overtreding

OM-strafbeschikking

€ 210

OM-strafbeschikking

€ 310

OM-strafbeschikking

€ 600

Categorie 2:

Gepleegde overtredingen ten aanzien van artikel 2, tweede lid, onder a tot en met e van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437 Sr:

Categorie-indeling E, categorie 8 – een ieder

Aantal ontbrekende of onjuiste gegevens:

1–5

(D 522a)

6–10

(D 522b)

> 10

(D 522c)

Eerste overtreding

Vast tarief

Vast tarief

Vast tarief

Tweede overtreding

OM- strafbeschikking

€ 380

OM-strafbeschikking

€ 750

OM-strafbeschikking

€ 1.100

Derde overtreding

OM-strafbeschikking

€ 500

OM-strafbeschikking

€ 1.000

Dagvaarden, eis ter zitting € 1.500

Categorie 3:

Gepleegde overtredingen ten aanzien van artikel 2, eerste lid jo. artikel 2, tweede lid, onder f van het Uitvoeringsbesluit ex artikel 437 Sr, waarbij het gaat om het soort identiteitsbewijs en het nummer van het identiteitsbewijs:

Categorie-indeling E, categorie 8 – een ieder

Aantal ontbrekende gegevens:

1–5

(D 523a)

6–10

(D 523b)

> 10

(D 523c)

Eerste overtreding

Vast tarief

Vast tarief

Vast tarief

Tweede overtreding

OM- strafbeschikking

€ 750

OM-strafbeschikking

€ 1.500

Dagvaarden, eis ter zitting € 2.200

Derde overtreding

Dagvaarden, eis ter zitting € 1.000

Dagvaarden, eis ter zitting € 2.100

Dagvaarden, eis ter zitting 1 maand hechtenis

Categorie 4:

Geen register of een register wordt in zijn geheel niet bijgehouden, overtreding van artikel 437, eerste lid, onder a Sr.

Categorie-indeling E, categorie 8 – een ieder

 

Geen of niet bijgehouden register (D 524)

Eerste overtreding

Vast tarief

Tweede overtreding

eis ter zitting

€ 3.000

Derde overtreding

eis ter zitting

2 maanden hechtenis

Bijlagen

De OM-feiten en p-feiten met bijbehorende tarieven zijn niet als bijlage bij deze richtlijn voor strafvordering opgenomen, maar geïntegreerd opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen, deze geldt hiervoor als bijlage bij deze Richtlijn. In de Tekstenbundel worden de OM-feiten en tarieven voorafgegaan door een * (asterisk). De politiestrafbeschikkingsfeiten waarvoor een politiestrafbeschikking kan worden uitgevaardigd, worden voorafgegaan door de (kleine) letter p.

Hierna is een feitenlijst opgenomen met feiten welke zijn voorbehouden aan specifieke groepen verbalisanten en welke derhalve niet in de voornoemde Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen zijn opgenomen. Dit betreffen de equivalenten van een aantal BSB-milieu feiten welke ten behoeve van de politie zijn aangemaakt (doelgroep milieupolitie). Onderstaande feitenlijsten gelden als aanvulling op de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen.

Bijlage Specialistische milieufeiten politie

Categorie-indeling F:

1- Natuurlijk persoon;

2- Rechtspersoon.

       

Feit

 

Overtreden artikel

 

Tarief in euro per feit en categorie

               

1

2

                   
       

Nummers PM 001 – PM 010 en PM 612 – PM 613: Wet Milieubeheer

         

PM

001

a

 

zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 1-5 m³

 

10.2 Wet milieubeheer

 

750

3.000

PM

001

b

 

zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 5-10 m³

 

10.2 Wet milieubeheer

 

1.500

6.000

PM

003

   

zich door afgifte aan een ander hebben ontdaan van bedrijfsafvalstoffen; max. 10 m³

 

10.37 lid 1 Wm

 

750

3.000

PM

004

   

niet registreren van één of meer gegevens als bedoeld in artikel 10.38 lid 1 Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen

 

10.38 lid 1 Wm

 

1.000

2.000

PM

005

   

geen melding maken met betrekking tot afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen aan het bevoegd gezag

 

10.38 lid 3 Wm

 

1.000

2.000

PM

006

   

niet verstrekken van een begeleidingsbrief, welke ten minste de gegevens bevat die zijn genoemd in art. 10.39 lid 1 onder a en 10.38 lid 1 van de Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke stoffen aan een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a tot en met e Wet milieubeheer

 

10.39 lid 2 Wm

 

1.000

2.000

PM

007

   

niet melden van afgifte van bedrijfsafvalstoffen aan het bevoegd gezag door een persoon als bedoeld in art. 10.38 lid 2 onder a of b van de Wet milieubeheer

 

10.40 lid 1 Wm

 

1.000

2.000

PM

008

   

in ontvangst nemen van bedrijfsafvalstoffen door een persoon als bedoeld in art. 10.40 lid 1 Wet milieubeheer zonder dat daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 lid 1 onder a en b Wet milieubeheer worden verstrekt

 

10.40 lid 2 Wm

 

1.000

2.000

PM

009

   

tijdens het vervoer van bedrijfsafvalstoffen geen begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 Wet milieubeheer aanwezig hebben, zolang degene die afvalstoffen onder zich heeft

 

10.44 lid 1 Wm

 

1.000

2.000

PM

010

   

bedrijfsafvalstoffen inzamelen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars

 

10.45 lid 1 onder a Wm

 

1.000

2.000

PM

612

   

zich niet houden aan de voorschriften bij de inzamelvergunning

 

18.18 Wm jo 10.49 lid 2 Wm

 

750

2.000

PM

613

   

zonder vermelding als vervoerder en/of handelaar en/of bemiddelaar op de lijst van vervoerders, handelaars en bemiddelaars, tegen vergoeding vervoeren voor anderen en/of verhandelen en/of bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen

 

10.55 lid 1 Wm

 

750

2.000

                   
       

Nummers PM 029 – PM 042 en PM 636 – PM 642: Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA)

         

PM

029

a

 

overbrengen van afvalstoffen in strijd met de voorwaarden verbonden aan de toestemming voor een aangemelde overbrenging

 

10.60 lid 6 onder a Wm ivm. 10 lid 1 EVOA

 

1.500

5.000

PM

029

b

 

overbrenging van afvalstoffen in strijd met de vervoersvoorwaarden verbonden aan de kennisgeving

 

10.60 lid 6 onder a Wm ivm. 10 lid 2 EVOA

 

1.500

5.000

PM

030

   

overbrengen van afvalstoffen zonder de betrokken bevoegde autoriteiten zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen van een – wegens onvoorziene omstandigheden benodigde – routewijziging bij een algemene kennisgeving

 

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 13 lid 2 EVOA

 

1.200

1.200

PM

031

   

overbrengen van afvalstoffen in strijd met de voorwaarde dat naderhand aanvullende informatie en documentatie wordt verstrekt aan de betrokken bevoegde autoriteiten in geval van een algemene kennisgeving

 

10.60 lid 6 onder a Wm i.v.m. 3 lid 3 EVOA

 

1.200

1.200

PM

034

   

overbrengen van afvalstoffen terwijl het vervoersdocument niet volledig of onjuist is ingevuld of niet is ondertekend door de kennisgever

 

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder a EVOA

 

1.200

1.200

PM

036

   

overbrengen van afvalstoffen waarbij het transport van afvalstoffen op een andere dan de opgegeven transportdatum plaatsvindt

 

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder b EVOA

 

1.200

1.200

PM

037

   

overbrengen van afvalstoffen waarbij het vervoer niet vergezeld gaat van de juiste documenten (vervoersdocument, de afschriften van het kennisgevingsdocument met de schriftelijke toestemmingen en de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten resp. zijn verleend en gesteld)

 

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder c, tweede volzin, EVOA

 

1.800

5.000

PM

042

   

niet gedurende ten minste 5 jaar door de kennisgever en/of de ontvanger en/of de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen

 

10.56 Wm i.v.m. 5 Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen

 

1.700

1.700

PM

636

   

niet gedurende drie jaar door de kennisgever, de ontvanger, de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de kennisgeving van een transport

 

10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 1 EVOA

 

1.700

1.700

PM

637

   

niet gedurende drie jaar bewaren van de uit hoofde van artikel 18 lid 1 EVOA verstrekte informatie door de opdrachtgever, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen ontvangt

 

10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 2 EVOA

 

1.700

1.700

PM

638

   

overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing zonder of met onvolledige bijlage VII informatie

 

10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA

 

1.800

3.000

PM

639

   

overbrengen van afvalstoffen zonder kennisgeving

 

10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 a en b EVOA

 

800

 

PM

640

   

overbrengen van afvalstoffen met kennisgeving maar zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten

 

10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 b EVOA

 

800

 

PM

641

   

overbrengen van afvalstoffen waarbij verwijdering en/of nuttige toepassing in strijd is met communautaire en/of internationale regelgeving

 

10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 e EVOA

 

1.000

 

PM

642

   

afvalstoffen overbrengen in strijd met een verbod zoals genoemd in artikel 34 en/of 36 en/of 39 en/of 40 en/of 41 en/of 43 EVOA

 

10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 f EVOA

 

1.000

 
                   
       

Nummers PM 045 – PM 066: Besluit gebruik meststoffen (BGM)

         

PM

045

   

gebruiken van meststoffen

 

1a lid 1 BGM

 

900

1.500

PM

046

   

gebruiken van zuiveringsslib en overige organische meststoffen

 

1b lid 1 BGM

 

900

1.500

PM

047

   

gebruiken van zuiveringsslib op weideland gedurende de periode van beweiding

 

1d onderdeel a BGM

 

900

1.500

PM

048

   

gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor de teelt van voedergewassen, minder dan drie weken voor de oogst

 

1d onderdeel b BGM

 

1.200

1.800

PM

049

   

gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor groente- of fruitaanplant, met uitzondering van fruitbomen, gedurende de groeiperiode van de groente onderscheidenlijk het fruit

 

1d onderdeel c BGM

 

1.200

1.800

PM

050

   

gebruiken van zuiveringsslib op grond die is bestemd voor de teelt van groenten of vruchten, die gewoonlijk in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden geconsumeerd, minder dan tien maanden voor de oogst alsmede tijdens de oogst

 

1d onderdeel d BGM

 

1.200

1.800

PM

051

a

 

gebruiken van dierlijke meststoffen of compost: op natuurterrein

 

2 lid 1 BGM

 

1.200

1.800

PM

051

b

 

gebruiken van dierlijke meststoffen of compost: op overige grond

 

2 lid 1 BGM

 

900

1.500

PM

052

   

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, of een mengsel met deze meststoffen, terwijl de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw

 

3 lid 1 BGM

 

900

1.500

PM

053

   

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen, terwijl de bovenste bodemlaag met water is verzadigd

 

3a BGM

 

900

1.500

PM

054

   

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen in de periode van 1 september tot en met 31 januari, terwijl de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid, beregend of geïnfiltreerd

 

3b lid 1 BGM

 

900

1.500

PM

055

   

gebruiken van vaste dierlijke meststoffen of steekvast zuiveringsslib in de periode van 1 september tot en met 31 januari

 

4 lid 1 BGM

 

900

1.500

PM

056

   

gebruiken van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib in de periode van 1 augustus tot en met 15 februari

 

4 lid 3 BGM

 

900

1.500

PM

057

   

gebruiken van stikstofkunstmest op bouwland of grasland in de periode van 16 september tot en met 31 januari

 

4a lid 1 BGM

 

900

1.500

PM

058

   

vernietigen van de graszode op grasland

 

4b lid 1 BGM

 

500

900

PM

059

   

niet emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of een mengsel met deze meststoffen op bouwland of grasland of niet beteelde grond

 

5 BGM

 

900

1.500

PM

060

   

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen anders dan door een zo gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop de meststoffen worden gebruikt

 

6 BGM

 

500

900

PM

061

   

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op grond met een hellingspercentage van 7 of meer indien de desbetreffende grond is aangetast door geulenerosie

 

6a lid 1 BGM

 

500

900

PM

062

   

gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer

 

6b lid 1 BGM

 

500

900

PM

063

   

gebruiken van stikstofkunstmest op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer

 

6c BGM

 

500

900

PM

064

   

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op bouwland met een hellingspercentage van 18 of meer

 

6d BGM

 

500

900

PM

065

   

niet direct aansluitend na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriële regeling aangewezen gewas

 

8a lid 1 BGM

 

500

900

PM

066

   

vernietigen van gewassen die na maïs worden geteeld, bedoeld in het eerste lid, voor 1 februari van het daarop volgende jaar

 

8a lid 2 BGM jo 8a lid 1 BGM

 

500

900

                   
       

Nummers PM 082 – PM 089 en PM 590 – PM 593: Wet bodembescherming (WBB)

         

PM

082

a

 

niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): start sanering overeenkomstig vastgestelde termijn of voorafgaand aan de feitelijke sanering

 

39a WBB / Provinciale Milieu Verordening (PMV)

 

1.800

5.000

PM

082

b

 

niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): het bereiken van de einddiepte van een grondsanering vóór het aanbrengen van aanvulgrond of deklaag

 

39a WBB / Provinciale Milieu Verordening (PMV)

 

1.800

2.000

PM

083

   

door degene die voornemens is te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd en/of verplaatst overeenkomstig de regels gesteld krachtens het eerste lid van artikel 39 a, eerste lid WBB, dat voornemen niet vijf werkdagen voor de start van de bussanering melden aan gedeputeerde staten van de betrokken provincie

 

39b lid3 WBB (jo 2.1 RUS)

 

1.500

3.000

PM

084

a

 

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 0 t/m 5 m³

 

13 WBB

 

750

2.500

PM

084

b

 

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 6 t/m 10 m³

 

13 WBB

 

1.500

5.000

PM

085

   

door degene die voornemens is de bodem te saneren, bij de melding daarvan bij Gedeputeerde Staten van de betrokken provincie niet verstrekken van de juiste gegevens

 

28 WBB

 

1.000

2.000

PM

086

   

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, hebben van een depot langer dan de duur van de sanering of langer dan 6 maanden

 

39a WBB en 2.1. Wabo

 

1.000

1.500

PM

087

a

 

door degene die bouw- en sloopafval bewerkt met een mobiele puinbreker niet (tijdig) melden van dat bewerken aan burgemeester en wethouders

 

4 lid 1 Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval

 

1.000

2.500

PM

088

   

door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, daarvan niet zo spoedig mogelijk een verslag indienen bij Gedeputeerde Staten of in dat verslag niet de vereiste gegevens verstrekken

 

39c WBB

 

1.500

5.000

PM

089

   

door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, het nazorgplan niet tegelijk, dan wel niet zo spoedig mogelijk na de toezending van het saneringsverslag indienen

 

39d WBB

 

1.500

5.000

PM

590

   

niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): wijzigingen op het saneringsplan

 

39a Wbb/PMV

 

1.000

3.000

PM

591

   

niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): einde sanering

 

39a Wbb/PMV

 

1.000

1.000

PM

592

   

zonder milieukundige begeleiding uitvoeren van de sanering

 

39a Wbb/PMV

 

1.800

5.000

PM

593

   

niet melden bij het bevoegd gezag van het voornemen de bodem te saneren, dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst

 

28 lid 1 Wbb

 

2.000

8.000

                   
       

Nummers PM 136 – PM 165, PM 502 en PM 560 – PM 569: Vuurwerkbesluit (Vwb)

         

PM

136

   

als ondernemer consumentenvuurwerk aan een particulier afleveren buiten de verkoopruimte

 

2.3.4 Vwb

 

650

650

PM

137

a

 

andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage I Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2

 

1.500

1.500

PM

137

b

 

andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage I Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2

   

6.000

PM

138

a

 

in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3

 

1.500

1.500

PM

138

b

 

in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3

   

6.000

PM

139

a

 

de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4

 

1.500

1.500

PM

139

b

 

de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4

   

6.000

PM

140

a

 

niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6

 

1.500

1.500

PM

140

b

 

niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6

   

6.000

PM

141

a

 

tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk meer dan 500 kg consumentenvuurwerk aanwezig hebben in de verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

 

1.500

1.500

PM

141

b

 

tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk meer dan 500 kg consumentenvuurwerk aanwezig hebben in de verkoopruimte: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

   

6.000

PM

142

a

 

buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte aanwezig hebben: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

 

1.500

1.500

PM

142

b

 

buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte aanwezig hebben: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

   

6.000

PM

502

   

ander vuurwerk dan consumentenvuurwerk dat voldoet aan de wettelijk eisen hiervoor, aanprijzen of aanbevelen als consumentenvuurwerk

 

1.2.6 lid 1a Vwb

 

1.500

4.000

PM

567

a

 

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van de sprinklerinstallatie: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

 

1.500

1.500

PM

567

b

 

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van de sprinklerinstallatie: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

   

6.000

PM

568

a

 

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

 

1.500

1.500

PM

568

b

 

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

   

6.000

PM

569

   

ander vuurwerk dan consumentenvuurwerk dat voldoet aan de wettelijk eisen hiervoor, aanprijzen of aanbevelen, wetend of vermoedend dat het voor een ander doel zal worden aangewend dan waarvoor het geschikt is

 

1.2.6 lid 1b Vwb

 

1.500

4.000

PM

146

a

 

het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

 

1.800

2.000

PM

146

b

 

het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

   

6.000

PM

148

a

 

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

 

1.800

2.000

PM

148

b

 

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

   

6.000

PM

149

a

 

in gebruik nemen van een (buffer)bewaarplaats en een verkoopruimte zonder een, door een inspectie-instelling afgegeven inspectierapport, waaruit blijkt dat de brandbeveiligingsinstallatie voldoet aan het goedgekeurde uitgangspuntendocument: inrichtingen t/m 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 5.3

 

1.500

1.500

PM

149

b

 

in gebruik nemen van een (buffer)bewaarplaats en een verkoopruimte zonder een, door een inspectie-instelling afgegeven inspectierapport, waaruit blijkt dat de brandbeveiligingsinstallatie voldoet aan het goedgekeurde uitgangspuntendocument: inrichtingen vanaf 10.000 kg

 

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 5.3

   

6.000

PM

150

   

het niet registreren van hetgeen onder artikel 1.4.2 lid 1 onder a en b Vuurwerkbesluit staat genoemd, indien men vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik vervaardigt, binnen het grondgebied van Nederland brengt of voor handelsdoeleinden voorhanden heeft

 

1.4.2 lid 1 Vwb

   

6.500

PM

152

   

het niet ten minste 48 uur voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland brengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, een elektronische melding indienen bij het bevoegd gezag

 

1.3.2 lid 1 Vwb

   

4.000

PM

153

   

het niet ten minste 48 uur voorafgaand aan het ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk aan een groothandelaar of professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik aan een ander, een elektronische melding indienen bij het bevoegd gezag

 

1.4.1 lid 1 Vwb

   

4.000

PM

156

   

vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1A.4.1, 2.1.3, 3.1.1 en 3A.1.1 met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen

 

1A.2.1 lid 3 Vwb

   

7.500

PM

157

   

in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit niet ononderbroken een vervoermiddel met vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik beladen en/of daaruit lossen

 

1.2.5 lid 1 onder b Vwb

 

1.800

5.000

PM

159

a

 

er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag voor doorvoer

 

1.4.3 jo 1.1.4 Vwb

   

7.500

PM

159

b

 

er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag consumentenvuurwerk

 

1.4.3 jo 2.2.1 Vwb

 

1.500

2.500

PM

159

c

 

er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag professioneel vuurwerk eventueel met consumentenvuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik

 

1.4.3 jo 3.2.1 Vwb

   

5.000

PM

159

d

 

er geen zorg voor dragen dat de burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, en het bestuur van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 van het Vuurwerkbesluit: opslag pyrotechnische artikelen voor theatergebruik eventueel met consumentenvuurwerk of professioneel vuurwerk

 

1.4.3 jo 3A.2.1 Vwb

   

5.000

PM

160

   

zonder daartoe verleende vergunning consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan opbouwen, installeren, bewerken, dan wel na ontbranding verwijderen

 

3B.1 lid 1 Vwb

 

1.800

5.000

PM

162

   

ter dekking van de aansprakelijkheid, geen verzekering of anderszins financiële zekerheid van ten minste € 2.500.000 per gebeurtenis stellen bij de aanvraag en in stand houden tot het moment waarop de vergunning vervalt

 

3B.2 lid 3 en 4 Vwb

   

8.000

PM

163

   

geen melding doen aan het bevoegd gezag voorafgaand aan het tot ontbranding brengen van ten hoogste 20 kg theatervuurwerk of ten hoogste 200 kg consumentenvuurwerk

 

3B.4 lid 1 Vwb

 

1.000

1.000

PM

164

   

niet ten minste 2 weken voordat de artikelen tot ontbranding worden gebracht een melding als bedoeld in art. 3b.4 lid 1 Vwb doen toekomen aan het bevoegd gezag

 

3B4 lid 4 Vwb

 

1.000

1.000

PM

165

   

niet voldoen aan hetgeen in artikel 3B.6 van het Vuurwerkbesluit m.b.t. het bijhouden van een register is opgenomen

 

3B.6 Vwb

 

1.800

4.000

PM

560

   

in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit het laten staan en het laten liggen van een vervoermiddel waarin of waarop zich vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik bevinden

 

1.2.5 lid 1 onder a. Vwb

 

1.800

5.000

PM

561

   

ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk aan een particulier buiten de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit door degene die een inrichting drijft waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, herverpakt of bewerkt: minder dan 25 kg

 

2.3.2 lid 1 Vwb

 

750

1.500

PM

562

   

ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk aan een particulier buiten de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit door degene die een inrichting drijft waar consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, herverpakt of bewerkt: 25 kg tot 50 kg

 

2.3.2 lid 1 Vwb

 

1.000

2.000

PM

563

   

per levering meer dan 25 kg consumentenvuurwerk aan een particulier ter beschikking stellen binnen de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit

 

2.3.3 Vwb

 

500

1.000

PM

564

   

verkopen of anderszins ter beschikking stellen aan particulieren jonger dan 12 jaar: categorie 1 vuurwerk

 

2.3.5 Vwb

 

500

1.000

PM

565

   

verkopen of anderszins ter beschikking stellen aan particulieren jonger dan 16 jaar: categorie 2 vuurwerk

 

2.3.5 Vwb

 

750

1.200

PM

566

   

verkopen of anderszins ter beschikking stellen aan particulieren jonger dan 18 jaar: categorie 3 vuurwerk

 

2.3.5 Vwb

 

1.000

1.500

                   
       

Nummers PM 225 – PM 229: Waterwet (Wtw)

         

PM

224

   

zonder vergunning stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen

 

6.2 Wtw

 

1.000

2.000

PM

225

   

zonder vergunning van Gedeputeerde Staten grondwater onttrekken of water infiltreren zonder vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet (max. 50 m³/u)

 

6.4 Wtw

 

1.800

5.000

PM

226

   

door degene die handelingen verricht als bedoeld in artikel 6.8 Waterwet, een daardoor veroorzaakte verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam niet zo spoedig mogelijk melden aan de beheerder

 

6.9, lid 1 Wtw

 

1.500

3.000

PM

227

a

 

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: met motorvoertuig

 

6.10 Wtw

 

250

250

PM

227

b

 

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: zonder motorvoertuig

 

6.10 Wtw

 

150

150

PM

227

c

 

het zich als persoon bevinden op een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, terwijl op een voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is

 

6.10 Wtw

 

150

 

PM

228

a

 

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 1 t/m 10% overschrijding

 

6.20, lid 3 Wtw

 

200

750

PM

228

b

 

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 11 t/m 20% overschrijding

 

6.20, lid 3 Wtw

 

400

1.500

PM

228

c

 

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 21 t/m 30% overschrijding

 

6.20, lid 3 Wtw

 

600

2.200

PM

228

d

 

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 31 t/m 40% overschrijding

 

6.20, lid 3 Wtw

 

800

3.000

PM

228

e

 

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften 41 t/m 50% overschrijding

 

6.20, lid 3 Wtw

 

1.000

4.000

PM

229

a

 

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam

 

6.20 lid 3 Wtw

 

1.000

2.500

PM

229

b

 

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet voldoen aan administratieve verplichtingen

 

6.20 lid 3 Wtw

 

750

1.500

PM

229

c

 

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet treffen van voorgeschreven voorzieningen

 

6.20 lid 3 Wtw

 

1.000

2.500

                   
       

Nummers PM 236 – PM 239: Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah)

         

PM

236

   

lozen van huishoudelijk afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, terwijl de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringstechnisch werk waarop aansluiting kan plaatsvinden, 40 meter of minder bedraagt

 

10 Blah

 

750

1.000

PM

238

   

huishoudelijk afvalwater niet voorafgaand aan het lozen in een oppervlaktewaterlichaam door een zuiveringsvoorziening geleiden

 

11 Blah

 

500

750

PM

239

   

degene die voornemens is huishoudelijk afvalwater vanuit een particulier huishouden op en/of in de bodem en/of in een oppervlaktewaterlichaam te lozen, heeft dit voornemen niet ten minste zes weken voorafgaand aan het plaatsen van een zuiveringsvoorziening gemeld aan het bevoegd gezag

 

13 Blah

 

750

1.500

                   
       

Nummers PM 256 – PM 259, PM 322 – PM 336 en PM 544 – PM 555: Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi)

         

PM

256

a

 

door degene die voornemens is een lozing te veranderen niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag

 

1.10 lid 2 Blbi

 

500

1.000

PM

256

   

door degene die voornemens is te lozen niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag

 

1.10 lid 1 Blbi

 

750

1.500

PM

257

   

door degene die voornemens is te lozen vanuit een bodemsanering dit lozen niet ten minste vijf werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag (in geval BUS-sanering)

 

1.11 Blbi

 

750

1.500

PM

258

   

bij het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van werkzaamheden aan vaste objecten niet of onvoldoende treffen van bij ministeriële regeling aangegeven maatregelen om het in dat oppervlaktewaterlichaam lozen van stoffen te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken

 

3.10 lid 2 jo lid 1 Blbi

 

1.000

2.000

PM

259

   

niet in een werkplan beschrijven van de maatregelen die worden getroffen om het lozen in een oppervlaktelichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten te voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken

 

3.11lid 1 jo lid 3 Blbi

 

500

1.500

PM

322

   

lozen van grondwater in een vuilwaterriool vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming

 

3.1, lid 1 jo lid 5 Blbi

 

1.500

3000

PM

323

   

lozen van grondwater vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming, terwijl dit grondwater niet op een doelmatige wijze kan worden bemonsterd

 

3.1 lid 1 jo lid 5 Blbi

 

750

2.000

PM

333

   

als degene die loost niet zo spoedig mogelijk melden aan het bevoegd gezag wanneer zich met betrekking tot het lozen een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het milieu zijn ontstaan

 

1.20 Blbi

 

1.500

3.000

PM

334

   

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van toiletwater vanaf een pleziervaartuig, terwijl dit toiletwater niet voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening is geleid die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen

 

3.9 lid 1 Blbi

 

500

2.000

PM

335

   

bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam waarbij de kwaliteit van de te baggeren of ontgraven waterbodem een bij ministeriële regeling te bepalen interventiewaarde overschrijdt, de werkzaamheden niet uitvoeren overeenkomstig een werkplan, waarin maatregelen zijn beschreven waarmee het lozen zo veel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt

 

3.17 lid 2 Blbi

 

1.500

4.000

PM

336

   

lozen in zoet oppervlaktewater vanaf een niet varend vaartuig van afvalwater dat vrijkomt bij het spoelen van door dat vaartuig vervoerd zeezand

 

3.20 lid 3 Blbi

 

750

1.500

PM

544

   

door degene die voornemens is langer dan 48 uur doch ten hoogste 8 weken grondwater te lozen bij ontwatering, dit lozen niet ten minste 5 werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag

 

1.12 lid 2 Blbi

 

750

1.500

PM

545

   

door degene die voornemens is te lozen niet ten minste zes maanden voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag, in geval van aanleg van wegen en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken

 

1.13 lid 1 Blbi

 

500

1.000

PM

546

   

door degene die voornemens is het lozen te veranderen niet ten minste zes maanden voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag, in geval van reconstructie of ingrijpende wijziging van wegen en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken

 

1.13 lid 2 Blbi

 

750

1.500

PM

547

   

bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt

 

3.1 lid 2 Blbi

 

750

1.500

PM

548

   

bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt

 

3.1 lid 3 Blbi

 

750

1.500

PM

549

   

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt

 

3.2 lid 3 Blbi

 

250

500

PM

550

   

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag, wordt overschreden

 

3.2 lid 4 Blbi

 

250

500

PM

551

   

het te lozen grondwater bij ontwatering kan niet op een doelmatige wijze worden bemonsterd

 

3.2 lid 9 Blbi

 

750

2.000

PM

552

   

bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam overschrijden van de toegestane waarden

 

3.6 lid 5 Blbi

 

250

500

PM

553

   

op- of overslaan van goederen in de buitenlucht zonder dat maatregelen zijn genomen om zoveel mogelijk te voorkomen dat deze goederen in een oppervlaktewaterlichaam geraken

 

3.13 lid 4 Blbi

 

500

750

PM

554

   

lozen in een oppervlaktewaterlichaam of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool, van afvalwater dat in contact is geweest met opgeslagen goederen, waarbij het gehalte aan onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer bedraagt dan 300 milligram per liter

 

3.13 lid 7 Blbi

 

250

500

PM

555

   

het te lozen afvalwater dat met opgeslagen goederen in contact is geweest, kan niet worden bemonsterd

 

3.13 lid 11 Blbi

 

250

500

                   
       

Nummers PM 260 – PM 277, PM 331 en PM 570: Flora- en faunawet (FFW) inheems

         

PM

260

   

opzettelijk beschermde inheemse planten plukken, verzamelen, afsnijden, uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op andere wijze van hun groeiplaats verwijderen

 

8 FFW

 

1.000

2.000

PM

261

   

opzettelijk inheems beschermde dieren, doden, verwonden, vangen, bemachtigen of opsporen (max. 3)

 

9 FFW

 

1.000

2.000

PM

262

   

beschermde inheemse diersoorten opzettelijk verontrusten

 

10 FFW

 

500

1.000

PM

263

   

opzettelijk nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren (max. 3)

 

11 FFW

 

750

1.500

PM

264

   

opzettelijk eieren van beschermde inheemse dieren zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen

 

12 FFW

 

500

500

PM

265

   

opzettelijk planten of producten van planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (1-5 stuks)

 

13, lid 1, onder a FFW

 

500

1.000

PM

266

   

opzettelijk planten of producten van planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (6-10 stuks)

 

13, lid 1, onder a FFW

 

1.200

3.000

PM

267

   

opzettelijk dieren, dan wel eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (1-5 stuks)

 

13, lid 1, FFW

 

500

1.000

PM

268

   

opzettelijk dieren, dan wel eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (6-10 stuks)

 

13, lid 1, FFW

 

1.200

3.000

PM

269

   

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van één dier onder zich te hebben (max. 3 stuks)

 

15, lid 1 FFW

 

300

600

PM

270

   

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van meer dan één dier onder zich te hebben (max. 3 stuks)

 

15, lid 1 FFW

 

600

1.200

PM

271

   

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van één dier ten verkoop voorradig of voorhanden te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden (max. 3 stuks)

 

15, lid 1 FFW

 

300

600

PM

272

   

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen van meer dan één dier ten verkoop voorradig of voorhanden te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden (max. 3 stuks)

 

15, lid 1 FFW

 

600

1.200

PM

273

   

opzettelijk zich buiten een gebouw bevinden met ongeoorloofde middelen die geschikt of bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van één dier (max. 3 stuks)

 

15, lid 2 FFW

 

300

600

PM

274

   

opzettelijk zich buiten een gebouw bevinden met ongeoorloofde middelen die geschikt of bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van meer dan één dier (max. 3 stuks)

 

15, lid 2 FFW

 

600

1.200

PM

275

   

als degene die niet voorzien is van een jachtakte, in het veld een geweer of een gedeelte van een geweer dragen, terwijl hij niet uit andere hoofde tot het gebruik van een geweer ter plaatse gerechtigd is

 

16, lid 1 FFW

 

500

 

PM

276

   

als degene die zich in het veld ophoudt, zich zonder gegronde reden met een fret, buidel of kastval bevinden op gronden waarop hij niet bevoegd is van die middelen gebruik te maken voor de uitoefening van de jacht of in verband met beheer en bestrijding van schade als bedoeld in de artikelen 65, 67 en 68 FFW

 

16, lid 2 FFW

 

500

 

PM

277

   

niet verhinderen dat een dier dat hem toebehoort of onder zijn toezicht staat, in het veld dieren opspoort, doodt, verwondt, vangt of bemachtigt

 

16, lid 3 FFW

 

500

 

PM

331

   

opzettelijk uitzetten van dieren of eieren van dieren in de vrije natuur

 

14 FFW

 

1.800

4.000

PM

570

a

 

Opzettelijk dieren vangen en/of doden met ongeoorloofde middelen, te weten met één lijmplaat of één stuk karton met lijm

 

72 lid 5 FFW

 

300

600

PM

570

b

 

Opzettelijk dieren vangen en/of doden met ongeoorloofde middelen, te weten met meer dan één lijmplaat of één stuk karton met lijm

 

72 lid 5 FFW

 

600

1.200

                   
       

Nummers PM 278 – PM 291: Flora- en faunawet (FFW) uitheems

         

PM

278

a

 

planten of producten van planten, behorende tot een beschermde uitheemse plantensoort, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben, CITES Bijlage A. Per stuk maximaal 3 stuks: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

400

 

PM

278

b

 

planten of producten van planten, behorende tot een beschermde uitheemse plantensoort, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben, CITES Bijlage A. Per stuk maximaal 3 stuks: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

700

 

PM

279

a

 

een hoeveelheid kaviaar (van 0 gram tot 125 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

250

 

PM

279

b

 

een hoeveelheid kaviaar (van 0 gram tot 125 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

500

 

PM

280

a

 

een hoeveelheid kaviaar (van 125 gram tot 350 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

500

 

PM

280

b

 

een hoeveelheid kaviaar (van 125 gram tot 350 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

1.000

 

PM

281

a

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 1 tot 100 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

450

 

PM

281

b

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 1 tot 100 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

700

 

PM

282

a

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 100 tot 200 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

700

 

PM

282

b

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 100 tot 200 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

900

 

PM

283

a

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 200 tot 300 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

900

 

PM

283

b

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 200 tot 300 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

1.200

 

PM

284

a

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid 300 tot 400 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

1.200

 

PM

284

b

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid 300 tot 400 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

1.500

 

PM

285

a

 

CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

250

 

PM

285

b

 

CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

500

 

PM

286

a

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

250

 

PM

286

b

 

CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

500

 

PM

287

a

 

CITES bijlage B/C, dier of plant, dood of levend, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

300

 

PM

287

b

 

CITES bijlage B/C, dier of plant, dood of levend, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

600

 

PM

288

a

 

CITES bijlage B, product van plant of dier, kaviaar, 125 tot 250 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

250

 

PM

288

b

 

CITES bijlage B, product van plant of dier, kaviaar, 125 tot 250 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

500

 

PM

289

a

 

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, kaviaar, 250 tot 500 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

500

 

PM

289

b

 

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, kaviaar, 250 tot 500 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

1.000

 

PM

290

a

 

CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

150

 

PM

290

b

 

CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

300

 

PM

291

a

 

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

150

 

PM

291

b

 

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

 

13, lid 1, onder a FFW

 

300

 
                   
       

Nummers PM 292 – PM 294 Boswet (Bw)

         

PM

292

   

vellen of te doen vellen van een houtbestand, anders dan bij wijze van dunning, zonder dat een voorafgaande tijdige kennisgeving als bedoeld in art. 2 lid 1 Boswet is gedaan (max. 1 hectare)

 

2 lid 3 Bw

 

2.000

4.000

PM

293

   

als eigenaar van grond, waarop een houtopstand, anders dan bij wijze van dunning, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen aan verplichting binnen een tijdvak van drie jaren na de velling of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten volgens de hiervoor gestelde regels (max. 1 hectare)

 

3 lid, 1Bw

 

1.000

2.000

PM

294

   

als eigenaar van grond, waarop een houtopstand, anders dan bij wijze van dunning, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen aan verplichting beplanting die niet is aangeslagen binnen drie jaren te vervangen (max. 1 hectare)

 

3 lid 2 Bw

 

1.000

2.000

Bijlage bij Recidiveregeling veelplegers verkeer

Feitcode

 

Feitomschrijving

     

K 006 a

 

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl krachtens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften; het rijbewijs is ingenomen

K 006 b

 

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl krachtens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften; het rijbewijs is gevorderd

K 010

 

als weggebruiker geen gevolg geven aan een door een opsporingsambtenaar ter zake van het verkeer op de weg gegeven aanwijzing

K 024

 

een voertuig dat ingevolge art. 21 lid 1 WVW 1994 dient te zijn goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg laten staan of daarmee (laten) rijden terwijl dit voertuig niet is goedgekeurd voor toelating tot het verkeer op de weg

K 026 a

 

een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor een kenteken(bewijs) ingevolge de WVW 1994 is vereist, laten staan of daarmee rijden, terwijl voor dat voertuig geen kenteken is opgegeven, geen kentekenbewijs is afgegeven of het kentekenbewijs zijn geldigheid heeft verloren; een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets

K 026 aa

 

een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor een kenteken(bewijs) ingevolge de WVW 1994 is vereist, laten staan of daarmee rijden, terwijl voor dat voertuig geen kenteken is opgegeven, geen kentekenbewijs is afgegeven of het kentekenbewijs zijn geldigheid heeft verloren; zijnde een bromfiets

K 026 b

 

een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor een kenteken(bewijs) ingevolge de WVW 1994 is vereist, laten staan of daarmee rijden, terwijl voor dat voertuig geen kenteken is opgegeven, geen kentekenbewijs is afgegeven of het kentekenbewijs zijn geldigheid heeft verloren; een aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg tot en met 3.500 kg

K 026 c

 

een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor een kenteken(bewijs) ingevolge de WVW 1994 is vereist, laten staan of daarmee rijden, terwijl voor dat voertuig geen kenteken is opgegeven, geen kentekenbewijs is afgegeven of het kentekenbewijs zijn geldigheid heeft verloren; een aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg

K 048 a

 

als bestuurder met een ingeschreven en te naam gesteld motorrijtuig of aanhangwagen rijden, terwijl door de Dienst Wegverkeer is bepaald dat met dit voertuig niet op de weg mag worden gereden; na deugdelijk herstel

K 048 b

 

als bestuurder met een ingeschreven en te naam gesteld motorrijtuig of aanhangwagen rijden, terwijl door de Dienst Wegverkeer is bepaald dat met dit voertuig niet op de weg mag worden gereden; zonder reparatie

K 065 e

 

als bestuurder beneden de 18 jaar een motorrijtuig van de rijbewijscategorie A1, B, E bij B, C1 of E bij C1 besturen

K 065 f

 

als bestuurder beneden de 20 jaar een motorrijtuig van de rijbewijscategorie A2 dan wel indien in bezit van een rijbewijs voor de categorie A2 beneden de 22 jaar een motorrijtuig van de rijbewijscategorie A dan wel indien niet in bezit van een rijbewijs voor de categorie A2 beneden de 24 jaar een motorrijtuig van de rijbewijscategorie A, besturen

K 109

 

als houder van een op grond van artikel 123b WVW 1994 ongeldig geworden rijbewijs dat rijbewijs niet inleveren bij de Dienst Wegverkeer

K 110

 

als houder van een op grond van artikel 124 lid 1 WVW 1994 ongeldig verklaard rijbewijs, dat rijbewijs niet inleveren bij diegene die het ongeldig heeft verklaard zodra de ongeldigverklaring van kracht is geworden

K 115

 

als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering het aan hem afgegeven rijbewijs overgeven terwijl ten aanzien van hem het vermoeden bestaat dat hij niet langer rijvaardig dan wel ongeschikt is

K 125

 

als houder van een ongeldig verklaard rijbewijs, dat rijbewijs niet inleveren bij het CBR, zodra de ongeldigverklaring van kracht is

K 149

 

als bestuurder van een motorrijtuig dat motorrijtuig niet op eerste vordering stilhouden

K 160 a

 

als bestuurder, die in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, de gegeven bevelen niet opvolgen

K 170

 

zich zodanig gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd

K 171

 

zich zodanig gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd door het rijden met het voorwiel in de lucht (een wheelie)

N 110 o

 

het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden; vanaf 4 dB(A)

N 110 q

 

het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden; vanaf 4 dB(A)

N 652

 

het niet bij één van de in artikel 29 1e lid van het RVV 1990 bedoelde diensten in gebruik zijnde voertuig is voorzien van een lichtarmatuur voor een blauw zwaai-, flits- of knipperlicht of voorzieningen die de indruk wekken dat het voertuig is voorzien van een dergelijke lichtarmatuur

N 710 e

 

het is voorzien van andere geluidssignaalinrichtingen dan is toegestaan

P 060 b

 

de lading of delen daarvan niet of niet zodanig is/zijn gezekerd dat deze onder normale verkeerssituaties, waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek niet van het voertuig kan/kunnen vallen of de stabiliteit van het voertuig niet in gevaar kan/kunnen brengen

R 327

 

als bestuurder een andere bestuurder die links heeft voorgesorteerd en een teken geeft linksaf te willen slaan, links inhalen

R 328

 

als bestuurder een voertuig inhalen vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats

R 400 ad

 

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl; dat motorvoertuig is voorzien van een parkeerschijf met een mechanisme dat het tijdstip van de aankomst automatisch verschuift

R 420

 

als bestuurder van een motorvoertuig blauw zwaai- of knipperlicht voeren terwijl dat niet is toegestaan

R 461

 

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken

R 462

 

als bestuurder van een motorvoertuig op een autosnelweg; keren

R 463

 

als bestuurder van een motorvoertuig op een autosnelweg; achteruitrijden

R 464

 

als bestuurder van een motorvoertuig op een autosnelweg; deze op de rijbaan laten stilstaan

R 465 a

 

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg; over de vluchtstrook of vluchthaven rijden

R 468

 

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 50 kilometer per uur, een autoweg gebruiken

R 469

 

als bestuurder van een motorvoertuig op een autoweg; keren

R 470

 

als bestuurder van een motorvoertuig op een autoweg; achteruitrijden

R 471

 

als bestuurder van een motorvoertuig op een autoweg; deze op de rijbaan laten stilstaan

R 472 a

 

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg; over de vluchtstrook of vluchthaven rijden

R 481 a

 

als bestuurder een blinde, voorzien van een blindenstok niet voor laten gaan

R 481 b

 

als bestuurder een persoon die zich moeilijk voortbeweegt niet voor laten gaan

R 482

 

als bestuurder een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan

R 483

 

als bestuurder een bestuurder van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteekt of kennelijk op het punt staat over te steken, niet voor laten gaan

R 610

 

als weggebruiker bij verlicht rood kruis een rijstrook gebruiken

R 627 a

 

als weggebruiker niet opvolgen van de in de bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen; om te stoppen, gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersbrigadier

R 628 a

 

als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken; gegeven door middel van een rode lamp

R 628 b

 

als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken; gegeven met een aan een politievoertuig aangebracht verlicht transparant

R 628 c

 

als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken; gegeven met een aan een voertuig van weginspecteurs van Rijkswaterstaat aangebracht verlicht transparant

R 630 a

 

als weggebruiker niet opvolgen van de in de bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen; gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaar

R 630 b

 

als weggebruiker niet opvolgen van de in de bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen; gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersregelaar

R 631 a

 

als weggebruiker niet opvolgen van aanwijzingen gegeven door middel van verlicht transparant op personen-, bedrijfsauto of motorfiets van; politie

R 631 b

 

als weggebruiker niet opvolgen van aanwijzingen gegeven door middel van verlicht transparant op personen-, bedrijfsauto of motorfiets van; Rijkswaterstaat of bedrijfsauto van transportbegeleider

  1. Met ingang van 1 april 2013 is de politietransactie (artikel 74c Sr.) vervallen. ^ [1]
  2. Opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen. ^ [2]
  3. Afdoening houdt in: een onherroepelijke strafbeschikking, een onherroepelijk vonnis óf een betaalde transactie. ^ [3]
  4. Wet van 31 maart 2011 tot wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Gemeentewet in verband met het onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften brengen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en enkele technische verbeteringen (Stb. 2011, 170). ^ [4]
  5. Aangezien het hier bepalingen uit de WVW 1994 betreft, wordt de bestuurder van de brommobiel hiervan uitgezonderd. Deze valt onder categorie 3. ^ [5]
  6. Aangezien het hier bepalingen uit de WVW 1994 betreft, valt ook de bestuurder van de brommobiel hieronder. ^ [6]
  7. De tarieven in deze tabel staan vermeld bij de van toepassing zijnde feitcodes en de tarieventabel zoals opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen. ^ [7]
  8. De tarieven in deze tabel staan vermeld bij de van toepassing zijnde feitcodes en de tarieventabel zoals opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen. ^ [8]
  9. De vaste tarieven in deze tabel staan vermeld bij de van toepassing zijnde feitcodes zoals opgenomen in de Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen. De Tarieventabel is te vinden op de pagina van de CFT op JKS. ^ [9]
  10. Zie bijlage bij Recidiveregeling Veelplegers verkeer voor volledige feitomschrijvingen. ^ [10]
  11. Afdoening houdt in: een onherroepelijke strafbeschikking, een onherroepelijk vonnis óf een betaalde transactie. ^ [11]
  12. In het kader van de actie Koperslag ligt het zwaartepunt bij dit subonderdeel en dit wordt hierdoor zwaarder bestraft. ^ [12]