Gelet op artikel 4, zevende lid, van de NL IGA en artikel 2a, derde lid, van het UB WIB staat het een FI vrij om te kiezen voor de definitie van ‘investment entity’ uit
de Final Regulations. Dit in plaats van de definitie in artikel 1.j van de NL IGA.
Als een FI dat doet, kiest zij voor integrale toepassing van de definitie van ‘investment
entity’ zoals omschreven in §1.1471-5(e)(4) zodat conform §1.1471-5(e)(4)(i)(B) van
de definitie, zij eerder dan op grond van de definitie in de NL IGA een beleggingsentiteit
is als haar activiteiten gemanaged worden door een andere beleggingsentiteit, een
instelling die deposito’s neemt, een bewaarinstelling zoals bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel h, van de NL IGA, of een verzekeringsmaatschappij of holdingmaatschappij
zoals omschreven in §1.1471-5(e)(1)(iv) van de Final Regulations. De gemanagede beleggingsentiteit
dient dan wel te voldoen aan de inkomenstoets van §1.1471-5(e)(4)(iv)(A).
De definitie van beleggingsentiteit zoals opgenomen in Sectie VIII.A.6 van de CRS
is gelijk aan de hierboven beschreven integrale FATCA-definitie, dus met inbegrip
van de aanvulling in de Final Regulations.
Een beleggingsentiteit mag voor toepassing van FATCA vasthouden aan de definitie van
de NL IGA. Het gevolg kan zijn dat een entiteit geen FI is voor toepassing van de
NL IGA, maar voor de CRS wel. Daarom wordt aangeraden gebruik te maken van de CRS
definitie/integrale FATCA-definitie. De hierna volgende tekst gaat uit van de CRS
en de integrale FATCA-definitie.
Een entiteit die in het kader van de bedrijfsuitoefening voor of namens een cliënt
een of meer van de in Sectie VIII.A.6.a.i-iii van de CRS dan wel artikel 1.1.j. 1-3
van de NL IGA vermelde activiteiten uitvoert, wordt beschouwd als een beleggingsentiteit.
Een entiteit die voor eigen rekening en risico zich ten doel heeft gesteld de beurshandel
in opties of andere financiële instrumenten te onderhouden, wordt doorgaans niet geacht
voor of namens een cliënt te handelen.
Als een beleggings-BV met een directeur-grootaandeelhouder als enige aandeelhouder
in aandelen belegt, dan is geen sprake van een cliëntrelatie tussen de besloten vennootschap
en de directeur-grootaandeelhouder, zodat de vennootschap geen beleggingsentiteit
is. Indien echter de beleggingswerkzaamheden worden uitgevoerd door een professionele
derde partij, dan is wel sprake van een cliëntrelatie tussen die derde partij en de
vennootschap of de directeur-grootaandeelhouder. In dat geval is die professionele
derde partij een beleggingsentiteit; in de systematiek van de CRS en de NL IGA is
de beleggings-BV zelf daardoor ook een beleggingsentiteit. Zie ook 1.33 (aandeelhouders uit één familie).
Met betrekking tot de term ‘uitvoeren in het kader van de bedrijfsuitoefening’ is
in §1.1471-5(e)(4)(i)(A) van de Final Regulations (en in Sectie VIII.A.6.b van de
CRS) aangegeven dat sprake is van een beleggingsentiteit indien de bedrijfsuitoefening
overwegend (‘primarily’) bestaat uit de beleggingsactiviteiten zoals die ook staan
vermeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de NL IGA. Dit betekent volgens
§1.1471-5(e)(4)(iii)(A) van de Final Regulations dat pas van een beleggingsentiteit
kan worden gesproken als voldaan wordt aan een inkomenstoets die inhoudt dat het bruto-inkomen
uit beleggingsactiviteiten ten minste 50% van het totale bruto-inkomen moet bedragen
gedurende:
-
− een periode van drie jaren eindigend op 31 december van het jaar voorafgaand aan het
jaar waarin de beoordeling plaatsvindt; of
-
− de periode van bestaan van de entiteit indien deze korter is dan die drie jaren.
De definitie van beleggingsentiteit in de Final Regulations ziet ook op het begrip
‘financial assets’ dat in de NL IGA niet voorkomt maar wel is gedefinieerd in §1.1471-5(e)(4)(ii)
(en in Sectie VIII.A.7 van de CRS) en waartoe onroerende zaken niet behoren. Entiteiten
die rechtstreeks onroerende zaken houden, zijn daarom alleen een beleggingsentiteit
volgens de Final Regulations als is voldaan aan de inkomenstoets van §1.1471-5(e)(4)(iii)
voor een self-managing entiteit of §1.1471-5(e)(4)(iv)(A) voor een gemanagede entiteit.
Dit betekent dat het bruto-inkomen uit beleggingsactiviteiten (exclusief bruto-inkomsten
uit (her)investering en handel in onroerende zaken) ten minste 50% van het totale
bruto-inkomen van de entiteit moet bedragen gedurende:
-
− een periode van drie jaren eindigend op 31 december van het jaar voorafgaand aan het
jaar waarin de beoordeling plaatsvindt; of
-
− de periode van bestaan van de entiteit indien deze korter is dan die drie jaren.
(Sectie VIII.A.6 en 7 van de CRS en artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de NL
IGA)