Artikel 2 van het BBO geeft aan dat een boa slechts bevoegd kan zijn als hij bekwaam is. Artikel 16, eerste lid, van het BBO stelt dat iemand beschikt over bekwaamheid als hij de daarvoor vastgestelde basiskennis
en vaardigheden bezit. Het tweede lid stelt dat ten aanzien van categorieën boa’s
aanvullende bekwaamheidseisen kunnen worden gesteld in de vorm van een verzwaard examen
of een opleidingsprogramma.
Basisbekwaamheid
De examinering van het basisexamen vindt onder auspiciën van de Stichting ExTH plaats.
Sinds 1 oktober 2012 is de regie op de uitvoering van de examinering van de basisbekwaamheden
en van de permanente her- en bijscholing in domein I en III neergelegd bij de Stichting
Exameninstelling Toezicht en Handhaving (ExTH), middels een intentieverklaring en
een aanvullend samenwerkingsconvenant.
Indien men slaagt voor het algemene basisexamen buitengewoon opsporingsambtenaar ontvangt
men een ‘getuigschrift boa’, ondertekend door de voorzitter van de Examencommissie
buitengewoon opsporingsambtenaar namens de Minister van Veiligheid en Justitie. De
(beoogd) boa wordt op een aantal elementen getoetst om te bezien of hij over de basiskennis
en basisvaardigheden beschikt. Het basisexamen moet in beginsel elke vijf jaar met
goed gevolg worden afgelegd. Het examen wordt afgenomen onder verantwoordelijkheid
van de door de Stichting ExTH ingestelde Examencommissie buitengewoon opsporingsambtenaar
op basis van het door de Stichting ExTH opgestelde examenreglement. Dit reglement
is gepubliceerd op www.exth.nl.
Het getuigschrift boa is vijf jaar geldig. Indien men binnen één jaar na het behalen
van het getuigschrift een titel van opsporingsbevoegdheid aanvraagt, dan geldt de
benoemingsperiode van vijf jaar vanaf de datum die op de akte van beëdiging staat
vermeld. Vraagt men later dan één jaar na het behalen van het getuigschrift als boa
een titel van opsporingsbevoegdheid aan, dan geldt echter een maximale benoemingsperiode
tot vijf jaar na de datum die op het getuigschrift staat vermeld.
Bij overgang van de boa naar een nieuwe werkgever kan op aanvraag een nieuwe titel
van opsporingsbevoegdheid worden verleend waarbij het getuigschrift zijn geldigheid
behoudt. Ten aanzien van de duur van de nieuwe titel wordt uitgegaan van de resterende
geldigheidsduur van de titel die eerder op basis van het nog geldige getuigschrift
is verleend. Daarna moet de boa, voor de verlenging van de titel van opsporingsbevoegdheid,
opnieuw het getuigschrift behaald hebben (of, indien er in het domein sprake is van
permanente her- en bijscholing, de bijbehorende certificaten) dan wel voldoen aan
de ontheffingsgronden. Indien een boa bij een overgang van werkgever ook overgaat
naar een nieuw domein, dan dient de boa te voldoen aan de specifieke opleidingseisen
van dit domein. Dit kan betekenen dat in aanvulling op of ter vervanging van de basisbekwaamheidseis,
de boa aan eventuele aanvullende bekwaamheidseisen voor dat betreffende domein moet
voldoen.
Basisbekwaamheidseisen gerelateerd aan de opsporingsbevoegdheid
De boa dient de hem toegekende bevoegdheden binnen het opsporingsonderzoek juist toe
te passen. Kennis van zijn strafvorderlijke bevoegdheden, de grondrechten waarop deze
een inbreuk maken en de algemene bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht is daartoe noodzakelijk. Enkele begrippen uit het privaatrecht zijn binnen het kader
van het toepassen van opsporingsbevoegdheden eveneens van betekenis. Hetzelfde geldt
voor een aantal wettelijke regels die de boa dan wel zijn handelen beschermen.
Van de boa wordt verlangd dat hij opgespoorde strafbare feiten kan afhandelen middels
het opmaken van een proces-verbaal dat kan leiden tot vervolging en behandeling ter
terechtzitting. Kennis van de wettelijke eisen die aan het proces-verbaal worden gesteld,
is onontbeerlijk. In dit verband dient een boa een verdachte adequaat te kunnen informeren
over de mogelijke gevolgen van een proces-verbaal. Dit vergt voldoende vaardigheid
in gespreks- en benaderingstechnieken en vereist enige kennis van de taken en de organisatie
van de rechterlijke macht.
De boa dient te functioneren binnen de voor zijn opsporingstaak vastgestelde wettelijke
kaders. Dit vereist deskundigheid betreffende de organisatie van het opsporingsapparaat
en meer in het bijzonder betreffende de eigen positie daarbinnen.
De boa moet handelen overeenkomstig de door hem afgelegde eed of belofte, en dient
zich bewust te zijn van zijn publieke taak, onder meer door het proces-verbaal volledig
en naar waarheid in te vullen.
De wettelijk voorgeschreven samenwerking met de politie verlangt enige kennis van
de taken en de organisatie van de politie.
De boa dient zich bewust te zijn van het type rechtsregels bij de uitvoering en handhaving
waarmee hij belast is. Kennis van een aantal begrippen uit het staatsrecht is daartoe
vereist.
Voor veel boa’s zal verdieping en verbreding van het hierboven geformuleerde basispakket
noodzakelijk zijn om binnen het eigen werkverband adequaat te kunnen functioneren.
De Minister van Veiligheid en Justitie kan op grond van artikel 16, tweede lid, BBO aanvullende bekwaamheidseisen stellen aan boa’s. De boa-werkgever kan tevens aanvullende
eisen van vakbekwaamheid stellen aan de eigen boa’s en hen daarop (doen) examineren.
Dit is uitgewerkt in het overzicht van hoofdtaken en bijbehorende kenniselementen
voor de basisbekwaamheid in bijlage C (Examenplan Basisbekwaamheid). De uitwerking
van deze kenniselementen is te vinden op de website van Stichting ExTH, www.exth.nl.
Aanvullende bekwaamheidseisen gerelateerd aan de opsporingsbevoegdheid
Alle boa’s dienen te voldoen aan de basisbekwaamheidseis zoals in de vorige paragraaf
omschreven. Het kan evenwel wenselijk zijn dat bepaalde categorieën van boa’s voldoen
aan aanvullende bekwaamheidseisen in verband met de complexiteit van de opsporing.
Hierbij kan worden gedacht aan boa’s die werk uitvoeren dat specialistische kennis
vereist of plaatsvindt in een relatief ingewikkelde handhavingsomgeving. Daarbij wordt
de rol van de boa in de strafrechtelijke handhaving steeds groter en daarmee ook de
wens om te komen tot een uniforme kwaliteit van de handhaving door de boa’s. Aanvullende
bekwaamheidseisen die gesteld kunnen worden aan boa’s zijn onder andere de eis dat
een verzwaard boa-examen dient te worden afgelegd, dan wel de eis dat een opleidingsprogramma
moet worden doorlopen.
Bij het opleidingsprogramma is het mogelijk dat na het behalen van de basis-bekwaamheidseis
een boa beëdigd wordt, zodat de boa gedurende het aanvullend opleidingsprogramma reeds
gebruik kan maken van opsporingsbevoegdheden. Op die manier wordt duaal leren mogelijk.
Indien niet (tijdig) wordt voldaan aan de aanvullende opleidingseisen, is er niet
voldaan aan de bekwaamheidseis en zal de opsporingsbevoegdheid worden ingetrokken.
De Minister van Veiligheid en Justitie bepaalt in welke gevallen een verzwaard examen
dan wel een aanvullend opleidingsprogramma nodig is voor het verkrijgen van opsporingsbevoegdheden.
Per domein is aangegeven of, en zo ja, welke aanvullende opleidingseisen gesteld zijn.
De keuze om te komen tot aanvullende opleidingseisen en de invulling hiervan komt
tot stand in nauw overleg met betrokken boa-werkgevers, direct toezichthouders en
toezichthouders. Of wordt voldaan aan de aanvullende bekwaamheidseisen wordt bepaald
door de examencommissie.
Een opleidingscommissie waarin toezichthouders, direct toezichthouders en werkgevers
zijn afgevaardigd kan in het leven worden geroepen om namens de toezichthouder toe
te zien op de inhoud en kwaliteit van een aanvullende opleiding.
Samengevat dient bij een aanvraag voor een titel van opsporingsbevoegdheid, dan wel
een verlenging of wijziging hiervan, afhankelijk van welke bekwaamheidseisen gelden
voor het betreffende domein, altijd te worden overgelegd:
Permanente Her- en Bijscholing (PHB) gericht op een domein.
De wijze waarop een buitengewoon opsporingsambtenaar binnen de eigen werkorganisatie
dient te functioneren alsmede de persoonskenmerken en de beroepshouding en de voor
het beroep benodigde kennis waarover hij dient te beschikken, zijn divers. Eén en
ander is een verantwoordelijkheid van de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar.
Ontheffing van de bekwaamheidseis
Uitgangspunt is dat zowel bij een eerste aanvraag als bij een aanvraag tot verlenging
van benoeming als boa aan de bekwaamheidseis moet worden voldaan. Ingevolge artikel 16, derde lid, van het BBO kan van de bekwaamheidseis ontheffing worden verleend, indien de bekwaamheid voor
het uitoefenen van de opsporingsbevoegdheid op andere wijze blijkt. Voor alle ontheffingen
geldt, dat boa’s hier niet automatisch ‘recht’ op hebben. De werkgever dient de ontheffing
te allen tijde te ondersteunen en aan te vragen.
De ontheffingsgronden staan beschreven in bijlage H van deze beleidsregels. Eventuele specifieke ontheffingsgronden voor aanvullende
opleidingen staan beschreven in de betreffende domeinen.
Bekwaamheidseisen politiebevoegdheden en geweldsmiddelen
Tijdens het uitoefenen van zijn opsporingsbevoegdheden is de boa gehouden aan de regels
van het Wetboek van Strafvordering en het BBO. Indien hem politiebevoegdheden dan wel geweldsmiddelen zijn toegekend, dient hij
zich tevens te gedragen overeenkomstig de regels van de Politiewet 2012, de Wet wapens en munitie alsmede de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren. In artikel 4, sub b, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee
en andere opsporingsambtenaren wordt bepaald dat het gebruik van een geweldsmiddel slechts is toegestaan door een
ambtenaar die in het gebruik van dat geweldsmiddel is geoefend. Voorts wordt in artikel 5 van de Regeling wapens en munitie bepaald dat de boa slechts met een wapen kan worden uitgerust indien de noodzaak
van het dragen van dat wapen aannemelijk wordt gemaakt en de bekwaamheid van de boa
met het wapen is aangetoond. Daarbij moet de boa die één of meer politiebevoegdheden
heeft ofwel politiebevoegdheden en één of meer geweldsmiddelen, voldoen aan de eisen
zoals gesteld in de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren
van bijzondere opsporingsdiensten (RTGB). In de RTGB worden regels gesteld inzake de toetsing van boa’s met betrekking
tot geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en de schietvaardigheid.
Verlenging titel van opsporingsbevoegdheid
Bij de verlenging van de titel van opsporingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6 van het BBO wordt getoetst of de betreffende boa tijdig heeft voldaan aan alle tot aan het moment
van aanvraag van de verlenging verplichte bekwaamheidseisen.
Inwerkingtredingstermijn wijzigingen eindtermen
De eisen voor de bekwaamheid zijn vastgelegd in de vorm van eindtermen, competentieprofielen
of opleidingseisen. Wijzigingen ten aanzien van de regelgeving, de eindtermen, competentieprofielen
of opleidingseisen kunnen worden opgenomen in de examens vanaf 6 maanden na de inwerkingtreding
van de betreffende bepalingen of, indien bekendmaking voor inwerkingtreding plaatsvindt,
minimaal 6 maanden na bekendmaking van de betreffende bepalingen. De eindtermen behoeven
daarvoor niet te worden gewijzigd.
Stage
Omdat het onder andere mogelijk is om een volledig MBO-diploma te behalen met de opleiding
Handhaver Toezicht en Veiligheid aan verschillende Regionale Opleidingscentra (ROC’s),
is er de mogelijkheid om stage te lopen als boa. Immers voor het behalen van het diploma
is het met goed gevolg afleggen van één of meerdere stages een verplicht onderdeel.
De mogelijkheid om als boa stage te lopen geldt voor alle domeinen en kan ook in het
kader van een re-integratie traject.
Het lopen van een stage met de status van Buitengewoon Opsporingsambtenaar is aan
onderstaande randvoorwaarden gebonden:
-
• De persoon in kwestie is meerderjarig;
-
• Bij de aanvraag dient een (stage) overeenkomst te worden overlegd waaruit de arbeidsrelatie
ten behoeve van de stage tussen de persoon en de ‘werkgever’ (de partij waarbij stage
wordt gelopen) blijkt;
-
• De stagiair dient te voldoen aan de bekwaamheidseisen voor het domein of aan te kunnen
tonen in het kader hiervan de stage te lopen;
-
• De stagiair dient te voldoen aan de betrouwbaarheidseis;
-
• De duur van de stage dient minimaal 3 en maximaal 12 maanden te bedragen;
-
• De stagiair mag niet ter aanvulling van de reguliere boa capaciteit gebruikt worden;
-
• De ‘werkgever’ dient afspraken te maken met de dienst Justis over de inname van de
akte en legitimatiebewijzen na afloop van de stage;
-
• De ‘werkgever’ dient afspraken te maken met de Politie en het OM over de inzet van
en het toezicht op de stagiair;
-
• Indien het een stage in het kader van de MBO opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid
gaat, dient de ‘werkgever’ (partij waarbij stage wordt gelopen) door SBB als leerbedrijf
erkend te zijn, bij de erkenning wordt gelet op vigerende wet- en regelgeving, zoals
bijvoorbeeld de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;
-
• De ‘werkgever’ heeft erkende praktijkopleiders, onder auspiciën van Explain, in dienst;