Besluit van 27 september 2016 tot vaststelling van het Algemeen besluit erkenning
EU-beroepskwalificaties in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/55/EU van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 tot wijziging
van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening
(EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem
interne markt («de IMI-verordening») en de uitvoering van Uitvoeringsverordening (EU)
2015/983 van de Commissie van 24 juni 2015 betreffende de procedure voor de afgifte
van de Europese beroepskaart en de toepassing van het waarschuwingsmechanisme overeenkomstig
Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad alsmede tot wijziging van
enkele besluiten (Algemeen besluit erkenning EU-beroepskwalificaties)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 10 juni
2016, nr. WJZ/1002604 (6720), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013
tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012
betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt
(«de IMI-verordening») alsmede Uitvoeringsverordening (EU) 2015/983 van de Commissie
van 24 juni 2015 betreffende de procedure voor de afgifte van de Europese beroepskaart
en de toepassing van het waarschuwingsmechanisme overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad, en de artikelen 30a, 30b, 31a, zevende lid, 31b, derde lid, en 31c, vijfde lid van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, artikel 20, vierde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, artikelen 1.50b, 1.56b, tweede lid, en 2.8 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, artikel 4:9, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, artikel 71, tweede lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, artikel 69, vijfde lid, van de Kernenergiewet, en artikelen 87a en 87b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 juli 2016, nr. WO5.16.0149/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van,
23 september 2016, nr. WJZ/1050534 (6720), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: