Terugwerkende kracht
Voor
dit
onderdeel
is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Naar aanleiding van de intrekking van de besluiten van 30 november 1964, nr. D4/8981 en 25 augustus 1980, nr. 280-11466, hebben ouders er in een aantal gevallen voor gekozen om afstand te
doen van het vruchtgebruik van de woning en deze woning vervolgens te huren van hun
kind(eren). De gedachte daarbij was dat dan geen erfbelasting over de woning zou zijn
verschuldigd bij het overlijden van de ouders. Door de keuze om afstand te doen van
het vruchtgebruik zijn de kinderen overdrachtsbelasting verschuldigd, en bij schenking
eventueel schenkbelasting. Ook kunnen er andere (fiscale) gevolgen zijn, bijvoorbeeld
voor de berekening van rendementsgrondslag in box 3. In de antwoorden van 18 oktober
2011, nr. DGB/2011/5072U, op de Kamervragen van de leden Omtzigt en Ormel is het standpunt
van de Belastingdienst bevestigd dat bij omzetting van het vruchtgebruik in een huurrecht
artikel 10 van de Successiewet onverkort van toepassing blijft. Zoals in de antwoorden op de Kamervragen is benadrukt,
geldt de daarin toegezegde (in onderdeel 3.4 opgenomen) overgangsregeling ook voor situaties waarin het vruchtgebruik inmiddels
is omgezet in huur. Door het standpunt dat bij de omzetting van vruchtgebruik in huur
artikel 10 van de Successiewet blijft gelden en er daarnaast alsnog een overgangsregeling is getroffen, willen partijen
in sommige gevallen de vruchtgebruiksituatie herstellen omdat de eerdere afstand van
het vruchtgebruik achteraf volgens hen niet zinvol was.
Voor de fiscale gevolgen van de afstand van het vruchtgebruik sluiten de wettelijke
bepalingen van de Successiewet en de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 aan bij het civiele recht. Op grond
daarvan zal wettelijk overdrachtsbelasting verschuldigd zijn zowel bij het afstand
doen als het opnieuw vestigen van vruchtgebruik. Bij een schenking geldt hetzelfde
voor de schenkbelasting. Omdat een overgangsregeling in eerste instantie was afgewezen
en partijen in de veronderstelling verkeerden dat bij omzetting in huur artikel 10 van de Successiewet buiten toepassing zou blijven, zijn gevallen bekend waarin ouders vanuit die veronderstelling
afstand hebben gedaan van het vruchtgebruik. Gezien deze bijzondere omstandigheid
ben ik bereid om bij herstel van de (oude) vruchtgebruiksituatie, te beoordelen of
een tegemoetkoming kan worden verleend in de overdrachtsbelasting of schenkbelasting
die is verschuldigd bij de afstand van het vruchtgebruik en het herstel daarvan. Ik
heb daarbij alleen gevallen op het oog waarin de notariële akte van afstand van vruchtgebruik
is verleden vóór 1 januari 2012. Bovendien moet de afstand van het vruchtgebruik daadwerkelijk
juridisch zijn hersteld. Als het vruchtgebruik niet meer kan worden hersteld of als
partijen het vruchtgebruik niet willen herstellen, wordt geen tegemoetkoming gegeven.
Verzoeken kunnen worden voorgelegd aan de Belastingdienst/Directie Vaktechniek/Team
Brieven en beleidsbesluiten, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Ik zal dan beoordelen
of in de concrete situatie een tegemoetkoming kan worden verleend.
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2016, 57602, datum inwerkingtreding 02-11-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.