1. Algemeen
De begrippen die in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg (Wlz) en artikel 1.1.1 van het Besluit langdurige zorg (Blz) zijn geschreven, zijn ook op deze beleidsregels van toepassing.
1.1. Definities
Onderstaande definities zijn op alle bijlagen bij de beleidsregels indicatiestelling
Wlz van toepassing.
Blijvende zorgbehoefte
De behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid zoals
bedoeld in artikel 3.2.1. van de Wlz is blijvend, dat wil zeggen van niet voorbijgaande aard. Eventuele functionele verbeteringen
kunnen het beperkingenbeeld van verzekerde niet zodanig wijzigen dat de behoefte aan
permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid vervalt.
Ernstig nadeel
Ernstig nadeel voor verzekerde, als bedoeld in artikel 3.2.1 lid 2 sub c Wlz, betekent dat als gevolg van met zijn grondslag samenhangende fysieke problemen of
zware regieproblemen, er een situatie kan ontstaan waarin verzekerde:
-
a. zich maatschappelijk ten gronde richt of dreigt te richten,
-
b. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen,
-
c. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig
lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen,
-
d. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn
veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een
ander raakt.
Uit de Memorie van toelichting blijkt dat bij ‘ernstig nadeel voor de verzekerde’
sprake moet zijn van een te verwachten risico dat deze verzekerde het ernstig nadeel
zal overkomen. Dit wil zeggen dat het om een reëel risico moet gaan, dat gebaseerd
is op onderbouwde verwachtingen voor deze verzekerde. De enkele mogelijkheid dat een
bepaald gevaar bestaat of dat een bepaald gevaar relatief vaak voorkomt bij mensen
met een bepaalde aandoening, is op zichzelf niet genoeg.
Escalatie
Acute verslechtering van de toestand van de verzekerde die onmiddellijk ingrijpen
noodzakelijk maakt. Het kan hierbij gaan om fysieke of gedragsproblemen.
Fysieke problemen
Fysieke problemen hebben betrekking op beperkingen als gevolg van stoornissen in de
fysiologische functies of anatomische eigenschappen van het houdings- of bewegingsapparaat
(bot-spierstelsel, gewrichten en bindweefsel) of de inwendige organen dan wel stoornissen
in de motorische en sensibele functies van het zenuwstelsel.
Gebruikelijke zorg
De dagelijkse verzorging en opvoeding die (pleeg)ouders/wettelijk vertegenwoordigers
aan kinderen geacht worden te bieden (zie bijlage 3 Gebruikelijke zorg).
Instelling
-
a. Een instelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen.
-
b. Een organisatorisch verband dat gevestigd is buiten het grondgebied van het Europees
deel van Nederland en overeenkomstig de daar geldende wetgeving rechtmatig gezondheidszorg
verstrekt als bedoeld bij of krachtens artikel 3.1.1. Wlz.
Kind
Verzekerde jonger dan 18 jaar.
Partner
Huisgenoot met wie de verzekerde is gehuwd of een relatie onderhoudt die daarmee gelijk
wordt gesteld, zie artikel 1.1.2 Wlz.
Permanent toezicht
Onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor
tijdig kan worden ingegrepen. Het gaat om toezicht dat geboden moet worden op basis
van actieve observatie die als doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of de
gezondheidssituatie van de verzekerde vroegtijdig te signaleren, waardoor altijd tijdig
ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige/gevaarlijke/(levens)bedreigende gezondheids-
en/of gedragssituaties voor verzekerde kan worden voorkomen. Bij verzekerden die een
behoefte hebben aan permanent toezicht kan elk moment iets (ernstig) mis gaan.
24 uur per dag zorg in de nabijheid
Zorg en toezicht is 24 uur per dag in de nabijheid nodig. Het betreft een vorm van
beschikbaarheid van zorg die hoofdzakelijk bestaat uit passief toezicht. Er is geen
noodzaak tot permanente actieve observatie. Het toezicht is nodig op zowel geplande
als ongeplande zorgmomenten, waarbij de zorgverlener het initiatief moet nemen.
-
a. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat de verzekerde zelf niet in staat is om
op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te
voorkomen, door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft.
Fysieke problemen kunnen betrekking hebben op beperkingen die veroorzaakt worden door
een somatische ziekte of een lichamelijke handicap.
De verzekerde is niet altijd in staat tijdig de zorgverlener in te roepen of erkent
niet altijd de behoefte aan zorg, vanwege fysieke problemen en de gevolgen daarvan
voor het psychisch functioneren (bijvoorbeeld vanwege vermoeidheid, vertraagd denken,
verminderde alertheid en concentratie).
Wachten op de zorgverlener bij ongeplande zorgmomenten zal mogelijk ernstig nadeel
opleveren gezien de medische situatie / prognose. Het nadeel kan niet voorkomen worden
door inzet van zorg op geplande momenten of op afroep. Er kan bijvoorbeeld risico
zijn op complicaties, zoals verwaarlozing of het oplopen van lichamelijk letsel ten
gevolge van bedlegerigheid, een slechte voedingstoestand of tekorten in de zelfzorg.
-
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante
momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen, door
zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
De verzekerde heeft beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen
over dagelijks voorkomende situaties. Daarom heeft de verzekerde voortdurend begeleiding
of overname van taken nodig om ernstig nadeel voor hemzelf te voorkomen. Het gaat
hierbij om problemen op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch
functioneren of geheugen en oriëntatie.
Het betreft verzekerden die vanwege cognitieve beperkingen op meerdere momenten van
de dag begeleiding en toezicht nodig hebben. De zorgverlening moet op relevante (onverwachte)
momenten ondersteunen bij de oordeelsvorming over essentiële zaken in het dagelijkse
bestaan van de verzekerde. De verzekerde kan de consequenties van eigen handelen niet
overzien. Het mogelijke ernstig nadeel kan optreden als gevolg van het ontbreken van
voldoende regie en regelvermogen.
Palliatief terminale zorg
Deze zorg heeft betrekking op de terminale levensfase van een verzekerde met een levensbedreigende
ziekte, waarin de levensverwachting van de verzekerde korter is dan drie maanden.
Het is de behandelend arts van de verzekerde die dit vaststelt. De verzekerde krijgt
geen (medische) behandeling meer die gericht is op herstel of levensverlenging. De
zorg is vooral gericht op pijnbestrijding en behoud van kwaliteit van leven.
Verzekerde met een psychische stoornis
Een verzekerde die door een daartoe bevoegd behandelaar gediagnosticeerd is als hebbende
een psychische stoornis/psychiatrische aandoening.
Voortdurend
Er doen zich dagelijks ongeplande zorgmomenten voor, waarbij de zorgverlener het initiatief
moet nemen om op deze momenten zorg te verlenen. Hiervoor is nodig dat de zorgverlener
meerdere malen per dag poolshoogte gaat nemen en zo nodig ingrijpt, om ernstig nadeel
voor verzekerde te voorkomen.
Zelfzorg
De uitvoering van algemeen dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke
verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg.
Zorg uit ander domein
Dit betreft zorg die is geborgd in een ander domein (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), Zorgverzekeringswet (Zvw), Jeugdwet, forensische zorg). Er is voor deze zorg geen recht op zorg vanuit de Wlz. Zie verder paragraaf 2.4.2 van deze bijlage.
Zware regieproblemen
De verzekerde heeft zodanige beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te
vormen over dagelijks voorkomende situaties, dat voortdurend begeleiding of overname
van taken nodig is om ernstig nadeel voor hemzelf te voorkomen. Het gaat hierbij om
problemen op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren
of geheugen en oriëntatie.
1.2. Grondslagen
De Wlz geeft aan dat er op zorginhoudelijke gronden slechts toegang tot Wlz-zorg kan zijn
als er sprake is van een of meer met name genoemde ‘grondslagen’.
Grondslag: een aandoening, beperking, stoornis of handicap als gevolg waarvan de verzekerde
recht kan hebben op Wlz-zorg.
De grondslagen voor Wlz-zorg zijn:
-
1. een somatische (SOM) of psychogeriatrische (PG) aandoening of beperking,
-
2. een verstandelijke (VG), lichamelijke (LG) of zintuiglijke (ZG) handicap.
In de bijlage Grondslagen wordt weergegeven op welke manier het CIZ de grondslag van
een verzekerde bepaalt.
1.3. Voortgezet verblijf in verband met een psychische stoornis
Een verzekerde met een psychische stoornis wiens recht op verblijf en de daarbij behorende
medisch noodzakelijke geneeskundige zorg op grond van zijn zorgverzekering beëindigd
is omdat de krachtens zijn zorgverzekering geldende maximumduur voor die zorg is bereikt,
heeft aansluitend recht op voortzetting van deze zorg vanuit de Wlz gedurende een onafgebroken periode van maximaal drie jaar. Na afloop van deze periode
kan de zorg telkens voor een onafgebroken periode van maximaal drie jaar verder worden
voortgezet (artikel 3.2.2 Wlz).
2. Afwegingskader
Het CIZ besluit of een verzekerde is aangewezen op zorg vanuit de Wlz zoals beschreven in wet- en regelgeving.
Voor dit onderzoek wordt een uniform afwegingskader gehanteerd:
2.1. Stap 1: in kaart brengen van de zorgsituatie
In deze stap wordt vastgesteld wat de verzekerde wel en niet kan. Het gaat om:
-
1. De relevante ziekten, aandoeningen en/of stoornissen en beperkingen van de verzekerde.
Daarbij wordt ook meegenomen een eventueel lopende behandeling en de ziektebiografie
van verzekerde.
-
2. De objectieve aard en de mate van de beperkingen van de verzekerde. Daarbij gaat het om beperkingen van activiteiten, die relevant zijn in relatie tot
de zorgvraag. De verwachte duur van de beperkingen wordt ook onderzocht.
-
3. Aan de hand van het onderzoek naar ziekte/aandoening/stoornis en de beperkingen bepaalt
het CIZ de grondslag.
Bij het in kaart brengen van de ziekte(n), aandoening(en), stoornissen en beperkingen
van de verzekerde baseert het CIZ zich op (inter)nationaal erkende classificatie instrumenten
zoals de ICD-10 (International Statistical Classification of Diseases and Related
Health Problems, versie 10), de DSM-IV en DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) en de ICF (International
Classification of Functioning, Disability and Health).
De stoornissen en beperkingen van de verzekerde worden vastgelegd op een vierpuntsschaal
(score 0 tot en met 3).
Stoornissen
score 0: ‘Geen probleem/geen hulp van een ander nodig’
Er is geen sprake van een stoornis of het optreden van de stoornis leidt niet tot
een zorgvraag, omdat deze onder controle is door middel van behandeling, medicatie
of een hulpmiddel.
score 1: ‘Wel probleem: af en toe hulp, toezicht of sturing nodig‘
De stoornis leidt af en toe tot een zorgvraag. Af en toe is 1 tot 6 keer per week.
score 2: ‘Wel probleem: vaak hulp, toezicht of sturing nodig‘
De stoornis leidt vaak tot een zorgvraag. Vaak is 1 tot 2 keer per dag.
score 3: ‘Wel probleem: continu hulp, toezicht of sturing nodig‘
De stoornis leidt continu tot een zorgvraag. Continu is 3 of meerdere keren per dag.
Beperkingen en participatieproblemen
score 0: ‘Kan deze activiteit zelf/er is geen hulp van een ander nodig‘
Deze score wordt geregistreerd als verzekerde geen beperkingen heeft ten aanzien van
de betreffende activiteit.
score 1: ‘Kan deze activiteit zelf maar een ander moet toezien of stimuleren‘
Deze score wordt geregistreerd als verzekerde een andere persoon nodig heeft, die
hem ondersteunt, begeleidt, stimuleert en instrueert om de betreffende activiteit
zoveel mogelijk zelf uit te voeren en die erop toeziet dat het daadwerkelijk gebeurt.
score 2: ‘Kan deze activiteit slechts met veel moeite/een ander moet helpen‘
Deze score wordt geregistreerd als verzekerde de activiteit gedeeltelijk en/of slechts
met veel moeite zelf kan uitvoeren. Een andere persoon moet de activiteit gedeeltelijk
overnemen, waarbij de resterende zelfredzaamheid van verzekerde gerespecteerd en/of
zoveel mogelijk bevorderd wordt.
score 3: ‘Kan deze activiteit niet zelfstandig/een ander moet dit overnemen‘
Deze score wordt geregistreerd als verzekerde de activiteit in het geheel niet zelf
kan uitvoeren. Een andere persoon moet de activiteit geheel overnemen.
Met behulp van de in deze stap verzamelde informatie wordt vastgesteld of er sprake
is van een of meerdere grondslag(en) en zijn de aanwezige stoornissen en beperkingen
vastgelegd.
2.2. Stap 2: vaststellen ‘permanent toezicht’ of ’24 uur per dag zorg in de nabijheid’
In deze stap wordt vastgesteld of de verzekerde is aangewezen op:
-
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde,
of
-
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante
momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
-
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg
nodig heeft, of
-
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Het ‘ernstig nadeel’ wordt vastgelegd.
2.3. Stap 3: vaststellen of de zorgbehoefte blijvend is
In deze stap wordt vastgesteld of de behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per
dag zorg in de nabijheid blijvend is.
Onderzocht wordt of, op basis van de ziekte, aandoening, stoornissen en beperkingen,
kan worden vastgesteld dat de verzekerde blijvend (levenslang) zal zijn aangewezen
op permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Als er nog mogelijkheden
zijn voor zodanige (functionele) verbetering of herstel (bijvoorbeeld vanwege behandeling van de ziekte, aandoening, stoornissen en/of beperkingen) dat er (nog) niet kan worden
vastgesteld dat de behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid /permanent toezicht
blijvend is, is er geen toegang tot de Wlz.
Behandeling kan niet worden afgedwongen als de lichamelijke integriteit in het geding
komt (bijvoorbeeld bij een operatie).
Bij kinderen moet worden meegewogen dat ook bij kinderen met een beperking nog (enige)
ontwikkeling mogelijk is.
2.4. Stap 4: vaststellen toegang tot de Wlz
In deze stap wordt vastgesteld of en in welke mate er sprake is van gebruikelijke
zorg, zorg uit een ander domein of uitzonderingen op de toegangscriteria Wlz.
2.4.1. Gebruikelijke zorg
Gebruikelijke zorg is de dagelijkse verzorging en opvoeding die (pleeg)ouders/wettelijk
vertegenwoordigers aan kinderen geacht worden te bieden. Voor zover sprake is van
gebruikelijke zorg is er geen recht op Wlz-zorg. Zie hiervoor bijlage 3 Gebruikelijke Zorg.
2.4.2. Zorg uit ander domein
Intensieve kindzorg vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw)
Artikel 3.1.5 onder b van het Besluit langdurige zorg (Blz):
De verzekerde heeft geen recht op zorg ingevolge de wet indien hij minderjarig is
en krachtens zijn zorgverzekering recht heeft op de verzorging vanwege complexe somatische
problematiek of vanwege een lichamelijke handicap als bedoeld in artikel 2.10, tweede
lid, van het Besluit zorgverzekering.
Dit betekent dat intensieve kindzorg (IKZ) onder de Zvw valt en niet onder de Wlz, ook (of juist) als het gaat om kinderen die behoefte hebben aan permanent toezicht
en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
Intensieve kindzorg uit de Zvw is beschikbaar voor:
-
• Kinderen met zwaar complexe somatische problematiek of een lichamelijke handicap,
die als gevolg van deze problematiek een behoefte hebben aan verzorging of verpleging
en waarbij permanent toezicht noodzakelijk is. Het gaat hierbij om onafgebroken toezicht
en actieve observatie gedurende de gehele dag met betrekking tot fysieke functies,
waarbij de ouders/hulpverleners actief de vitale lichaamsfuncties van het kind moeten
controleren. Het gaat bijvoorbeeld om actieve controle van de ademhaling, het slikken,
een bewustzijnsdaling, inwendige- of onderhuidse bloedingen, de bloeddruk en de lichaamstemperatuur.
Bij afwijkingen moet direct worden ingegrepen omdat anders gevaar ontstaat. Het gaat
bij dit gevaar met name om acute zuurstofdaling veroorzaakt door bijvoorbeeld een
ademstilstand of een obstructie van de ademhaling, het optreden van een zwaar epileptisch
insult of een shock. Voorbeelden van tijdig ingrijpen zijn het toedienen van (extra)
zuurstof, uitzuigen, het toedienen van medicatie en reanimeren.
Bij permanent toezicht hoeft niet altijd sprake te zijn van verpleegkundige handelingen,
maar het gaat om permanent toezicht (actieve observatie) gericht op de vitale lichaamsfuncties.
-
• Kinderen met lichtere complexe problematiek of een lichamelijke handicap, waarbij
een of meer specifieke verpleegkundige handelingen nodig zijn en waarbij zorg voortdurend
in de nabijheid nodig is. Bij deze kinderen moet de zorg weliswaar gedurende de gehele
dag in de nabijheid beschikbaar zijn, maar daarbij is geen permanente actieve observatie
nodig. Het gaat dus om een vorm van beschikbaarheid van zorg die voor een groot deel
bestaat uit meer passief toezicht. De zorg is echter wel nodig op zowel geplande als
ongeplande zorgmomenten. Bij de specifieke verpleegkundig handelingen, gaat het om
handelingen als het toedienen van zuurstof, aan- en afkoppelen beademingsapparatuur,
toediening van intraveneuze medicatie toediening of parenterale voeding, verwisselen
van canules en openhouden en doorspoelen van katheters en dergelijke.
Bij kinderen met een grondslag SOM of LG (zonder VG) die niet voldoen aan een van
bovenstaande situaties is er geen recht op zorg vanuit de IKZ (Zvw) en bepaalt het CIZ regulier of er toegang tot de Wlz is.
Kinderen waarbij zich op zeer jonge leeftijd naast de complexe somatische problematiek
of lichamelijk handicap ook een verstandelijke handicap manifesteert, kunnen zowel
behoren tot de doelgroep voor intensieve zorg voor kinderen met een somatische aandoening
(Zvw) als tot de doelgroep van de Wlz. Het aangrijpingspunt van de zorg is hiervoor bepalend. Wanneer het aangrijpingspunt
van de medische zorg naar de gehandicaptenzorg verschuift, kan duidelijk worden dat
deze kinderen vanwege hun ernstige verstandelijke handicap levenslang en levensbreed
zorg nodig hebben. In de praktijk blijkt dat dit aangrijpingspunt van de zorg vaak
rond de vijfde verjaardag verschuift van de medische zorg naar de gehandicaptenzorg.
Voor sommige kinderen kan dit ook eerder of later dan de vijfde verjaardag het geval
zijn. Als deze kinderen voldoen aan de toelatingscriteria van de Wlz, dan vallen zij
onder de Wlz en krijgen zij de zorg op grond van de Wlz.
Palliatief terminale zorg
Bij de indicatiestelling voor palliatief terminale zorg geldt het volgende:
-
• Als de verzekerde voorafgaand aan de palliatief terminale zorg nog geen Wlz-indicatie voor een zorgprofiel had, valt de zorg onder de zorgverzekeringswet (artikel 3.1.5 sub a Blz).
-
• Als de verzekerde voorafgaand aan de palliatief terminale zorg wel een Wlz-indicatie voor een zorgprofiel had geldt dat de palliatief terminale zorg uit de Wlz wordt geleverd. Dit ongeacht waar de verzekerde deze zorg wil ontvangen. Zie verder
onder ‘Specifieke criteria voor het bepalen van het passende zorgprofiel’ en zorgprofiel
‘VV beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg’.
Jeugdwet
Indien een minderjarige verzekerde met een verstandelijke beperking zorg en ondersteuning
nodig heeft, gericht op opvoeding en (indien mogelijk) op deelname aan het maatschappelijk
leven binnen een veilige leef- en woonomgeving zoals bedoeld in het zorgprofiel ‘VG
wonen met begeleiding en verzorging’, bestaat geen recht op Wlz-zorg (artikel 3.1.5 sub c Blz).
De zorgprofielen ‘VG wonen met begeleiding en verzorging’ (voorheen VG 3) en de LVG
zorgprofielen zijn in de Wlz alleen beschikbaar voor (jong)volwassenen. Voor kinderen valt deze zorg onder de
Jeugdwet.
De Jeugdwet bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor jeugdhulp, dat wil zeggen: voor
de ondersteuning, hulp en zorg voor jeugdigen met opvoed- en opgroeiproblemen, met
psychische en psychiatrische problemen of stoornissen of met een beperking. Gemeenten
zijn in dat kader ook verantwoordelijk voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen
en de jeugdreclassering.
Wet forensische zorg
Forensische zorg is geestelijke gezondheidszorg die verleend wordt in een strafrechtelijk
kader, met inbegrip van verslavingszorg en zorg aan verstandelijk gehandicapten.
Voor de Wlz en de forensische zorg is het volgende van toepassing:
-
• De indicatie van een verzekerde die al een Wlz-indicatie heeft, blijft van kracht
als deze verzekerde forensische zorg opgelegd krijgt.
-
• Het CIZ indiceert niet voor Wlz-zorg voor een verzekerde bij wie forensische zorg
is opgelegd en die tijdens de tenuitvoerlegging van de forensische zorg een aanvraag
doet voor Wlz-zorg. De forensische zorg voorziet in de zorgbehoeft.
Bij het aflopen van de forensische titel kan aansluitend een aanvraag voor Wlz-zorg
worden gedaan.
2.4.3. Uitzonderingen op de toegangscriteria
Zorgprofielen (SG)LVG, (Sterk Gedragsgestoord) Licht Verstandelijk Gehandicapt
Een verzekerde is redelijkerwijs aangewezen op Wlz-zorg als hij vanwege een somatische
of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke
of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24
uur zorg in de nabijheid. Een verzekerde met een licht verstandelijke handicap, gecombineerd
met gedragsproblemen heeft ook recht op Wlz-zorg wanneer hij:
-
a. tijdelijk behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid,
of
-
b. volgens zijn behandelaar is aangewezen op het afmaken van een onder de Jeugdwet aangevangen behandeling met verblijf (Artikel 3.2.1 lid 3 Wlz).
Het gaat hierbij om (jong)volwassenen die zijn aangewezen op integrale multidisciplinaire
behandeling in een LVG of SGLVG behandelinstelling, zoals beschreven in de zorgprofielen
voor maximaal 3 jaren (artikel 3.2 lid 1 en artikel 2.5 Rlz).
Ad a: Een meerderjarige verzekerde die vanwege een combinatie van een licht verstandelijke
handicap en gedragsproblemen tijdelijk behoefte heeft aan permanent toezicht of 24
uur per dag zorg in de nabijheid vanwege integrale, multidisciplinaire behandeling
in een (SG)LVG behandelinstelling, komt hiervoor in aanmerking. Zie verder onder specifieke
criteria voor het bepalen van het best passend zorgprofiel.
Ad b: Een verzekerde die tot de 18e verjaardag behandeling vanuit de Jeugdwet ontving in een LVG behandelinstelling en die volgens zijn behandelaar is aangewezen
op het afmaken van deze behandeling met verblijf komt hiervoor ook in aanmerking als
hij geen behoefte (meer) heeft aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in
de nabijheid. De behandelaar geeft aan dat nog een periode (en welke periode/hoe lang)
voortzetting van deze behandeling in een LVG behandelinstelling nodig is. Het CIZ
toetst niet aan de toegangscriteria Wlz.
Verzekerden met een psychische stoornis, zorgprofielen GGZ-B
Een verzekerde met een psychische stoornis wiens recht op verblijf en de daarbij behorende
medisch noodzakelijke geneeskundige zorg op grond van zijn zorgverzekering beëindigd
is omdat de krachtens zijn zorgverzekering geldende maximumduur voor die zorg is bereikt,
heeft aansluitend recht op voortzetting van deze zorg vanuit de Wlz gedurende een onafgebroken periode van maximaal drie jaar (artikel 3.2.2 Wlz).
Indien de behandelaar heeft bepaald dat de verzekerde na 3 jaar verblijf en de daarbij
behorende medisch noodzakelijke geneeskundige zorg uit de Zvw nog steeds is aangewezen op voortzetting van deze zorg, stelt het CIZ op basis van
de actuele zorgbehoefte van de verzekerde het best passend zorgprofiel vast voor maximaal
3 jaar.
Als de zorgbehoefte van een verzekerde met een indicatie voor zorgprofiel GGZ-B uit
de Wlz zodanig wijzigt, dat het geïndiceerde zorgprofiel niet meer passend is, maar de verzekerde
nog wel is aangewezen op voortzetting van klinische GGZ-zorg stelt het CIZ op basis
van de actuele zorgbehoefte van de verzekerde het best passende zorgprofiel vast.
Als de verzekerde niet meer is aangewezen op voortzetting van deze zorg en op andere
Wlz zorg (op basis van een andere grondslag) is aangewezen, gelden hiervoor de reguliere
toegangscriteria Wl.
2.5. Stap 5: vaststellen van het recht op Wlz-zorg
In deze stap wordt het indicatiebesluit Wlz vastgesteld, met het zorgprofiel waarop de verzekerde is aangewezen, ingangsdatum
en geldigheidsduur en indien van toepassing het kenmerk meerzorg.
Vaststelling van het zorgprofiel is gebaseerd op de grondslag(en), stoornissen en
beperkingen en de daaruit voortvloeiende actuele zorgbehoefte van de verzekerde. Het
CIZ onderzoekt in eerste instantie of er op basis van de grondslag met de meeste invloed
op de zorgbehoefte van de verzekerde een passend zorgprofiel kan worden vastgesteld.
Als geen van deze profielen voldoende aansluit bij de zorgbehoefte van verzekerde,
kan op basis van specifieke cliëntkenmerken gekozen worden voor een profiel behorend
bij een andere aanwezige grondslag. Het gaat hierbij dan specifiek om verzekerden
met meerdere grondslagen waarbij de beperkingen vanuit de verschillende grondslagen
elkaar beïnvloeden, om leeftijdsgebonden cliëntkenmerken, of om specifieke gedragsproblemen
van de verzekerde.
Uitgangspunt is dat een zorgprofiel uit een reeks alleen gekozen kan worden als de
problematiek uit die reeks aanwezig is. Met andere woorden: de grondslag waarop de
reeks is gebaseerd, moet bij de verzekerde aanwezig zijn. De belangrijkste grondslag
kan een andere zijn. Voorbeeld: er kan geen zorgprofiel uit de sector Verstandelijk
Gehandicapt (VG) worden gekozen als er geen sprake is van een grondslag verstandelijke
beperking.
Uitzondering: de problematiek bij de grondslag somatische aandoening of beperking
en de grondslag lichamelijke handicap ligt naar aard en inhoud dicht bij elkaar. Het
verschil tussen de reeksen VV en LG heeft te maken met de aard van het begeleidingsdoel
in relatie tot de levensfase. De zorgprofielen LG zijn meer gericht op stabilisatie
en ontwikkeling waar bij de zorgprofielen VV er meer aandacht is voor begeleiding
bij achteruitgang in de ouderenzorg. In voorkomende gevallen kan daarom bij een verzekerde
met een grondslag lichamelijke handicap een best passend zorg profiel uit de reeks
VV worden gekozen (ook als deze grondslag niet aanwezig is) en andersom.
Zie ook hoofdstuk 3 van deze bijlage, Specifieke criteria voor het bepalen van het
best passende zorgprofiel.
Dagbesteding
In artikel 3.1.1. Wlz is beschreven dat dagbesteding en vervoer van en naar de dagbesteding valt onder
het verzekerde pakket. Dit voor zover de verzekerde er naar aard, inhoud en omvang
en uit oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op is aangewezen (artikel 3.2.1 Wlz). Het CIZ heeft hierin geen taak.
Meerzorg
Het CIZ onderzoekt of er sprake is van aandoeningen, stoornissen en beperkingen die
mogelijk leiden tot meer zorg dan beschikbaar is in het best passende zorgprofiel.
Als wordt voldaan aan één van de vier onderstaande situaties, wordt een kenmerk meegegeven
aan het zorgkantoor. Het zorgkantoor dient vervolgens onderzoek te doen naar de benodigde
zorgomvang.
Het CIZ geeft het kenmerk ‘onderzoek doen naar meerzorg‘ alleen mee in de keten naar
het zorgkantoor als de verzekerde recht heeft op een zorgprofiel en:
-
1. er is een noodzaak van invasieve beademing, of
-
2. er is een noodzaak van non-invasieve beademing, of
-
3. er is recht op een zorgprofiel ‘VG wonen met intensieve begeleiding en intensieve
verzorging’ (voorheen VG5) en er is sprake van een noodzaak tot permanent toezicht vanwege zwaar complexe somatische
problematiek, of
-
4. er is recht op een zorgprofiel ‘VG wonen met begeleiding en volledige verzorging en
verpleging’ (voorheen VG8) en er is sprake van een noodzaak tot permanent toezicht vanwege zwaar complexe somatische
problematiek.
Ad 1 en 2: Er is sprake van beademing wanneer de ademhaling mechanisch door apparatuur
wordt overgenomen, al dan niet volledig of ter ondersteuning. Dit kan continu het
geval zijn. Maar ook intermitterend, bijvoorbeeld alleen gedurende de nacht of mede
‘on demand’ (automatische inschakeling van de apparatuur bij het wegvallen van de ademhaling
bij de verzekerde). (Mechanische) beademing met behulp van apparatuur kan plaatsvinden
via een tracheostoma (invasief) of via een mond-/neuskap (non-invasief).
De volgende zaken vallen niet onder beademing:
-
• het incidenteel beademen via de tracheostoma met behulp van een ballon, al dan niet
bij calamiteiten; er is geen sprake van continue of intermitterende beademing naast
dit incidentele gebruik van de beademingsballon;
-
• het toedienen van zuurstof via een ‘brilletje’, flowsnor, tracheostoma of anderszins;
het bewaken van het zuurstofgehalte in het bloed met behulp van een saturatiemeter;
-
• het hebben van een tracheostoma;
-
• apparatuur bij slaapapneu.
Ad 3 en 4: Het gaat hierbij om verzekerden met (naast de aandoeningen en beperkingen
die tot genoemde zorgprofielen leiden) zwaar complexe somatische problematiek of een
lichamelijke handicap, die als gevolg van deze somatische / lichamelijke problematiek
een behoefte hebben aan verzorging of verpleging waarbij permanent toezicht noodzakelijk
is gericht op de fysieke functies, waarbij de ouders/hulpverleners actief de vitale
lichaamsfuncties van de verzekerde moeten controleren. Het gaat hier bijvoorbeeld
om actieve controle van de ademhaling, het slikken, een bewustzijnsdaling, inwendige-
of onderhuidse bloedingen, de bloeddruk en de lichaamstemperatuur. Bij afwijkingen
moet direct worden ingegrepen omdat anders gevaar ontstaat. Het gaat bij dit gevaar
met name om acute zuurstofdaling veroorzaakt door bijvoorbeeld een ademstilstand of
een obstructie van de ademhaling, het optreden van een zwaar epileptisch insult of
een shock. Voorbeelden van tijdig ingrijpen zijn het toedienen van (extra) zuurstof,
uitzuigen, het toedienen van medicatie en reanimere
Het zorgkantoor heeft ook de bevoegdheid om zelfstandig op verzoek van de verzekerde
het onderzoek naar meerzorg te starten. Dat betekent dat de verzekerde die al een
passend zorgprofiel heeft en meerzorg wenst zich tot het zorgkantoor dient te wenden
en niet tot het CI.
2.6. Ingangsdatum en geldigheidsduur
Ingangsdatum
Het CIZ oordeelt en beslist over een aanvraag voor zorg binnen zes weken na de datum
waarop de aanvraag hiervoor is ingediend, conform artikel 3.2.4 lid 1 Blz.
Indien er een indicatie voor zorg vanuit de Wlz is die naar beneden wordt bijgesteld, kan het CIZ een overgangsperiode in acht nemen. Daarbij wordt rekening gehouden met de mate waarin wordt ingegrepen in de lopende
indicatie en de aard en de omvang van de door de verzekerde aangegane verplichtingen
ter voorziening in zijn zorgbehoefte.
De datum ingang geïndiceerde zorg kan in beginsel wel liggen na, maar niet vóór de
datum van het indicatiebesluit. Hierop zijn twee uitzonderingen mogelijk:
-
1. Bij indicatiestellingen in het kader van het plan ‘Waardigheid en Trots’ (gebruikmakend
van de instrumenten van het experiment regelarme instellingen-ERAI) beslist het CIZ
op de dag waarop de aanvraag bij het CIZ binnenkomt. De ingangsdatum van de geïndiceerde
zorg is de datum waarop de zorg is gestart, tot maximaal 14 (kalender)dagen voor de
datum dat de aanvraag bij het CIZ is ingediend.
-
2. De ingangsdatum van het indicatiebesluit kan ook vóór de datum van het indicatiebesluit
liggen, als er sprake is van bijzondere omstandigheden in een concreet geval. Hiervan is bijvoorbeeld sprake in de volgende situaties:
-
• Bij aanvragen voor Wlz-zorg aansluitend aan geriatrische revalidatie, aansluitend
aan eerstelijns verblijf (Zorgverzekeringswet), bij beëindiging van de forensische status van een verzekerde die Wlz-zorg behoeft
en na het toewijzen van een status bij asielzoekers. In deze gevallen is sprake van
een plotselinge wijziging in de situatie van de verzekerde.
-
• Als een verzekerde vanwege bijzondere omstandigheden reeds Wlz-zorg ontvangt, conform
artikel 3.2.4 lid 2 Blz. Het gaat dan om een acute onvoorziene verandering in de gezondheidssituatie van
de verzekerde waarbij al direct na de medische diagnostiek en behandeling duidelijk
is dat de verzekerde blijvend is aangewezen op zorg vanuit de Wlz. Het gaat niet om wijzigingen in de omgeving van de verzekerde (bijvoorbeeld uitval
van mantelzorg). Dan is de verzekerde aangewezen op zorg en ondersteuning vanuit andere
domeinen totdat is vastgesteld dat de verzekerde blijvend is aangewezen op de Wlz.
Als op datum aanvraag al zorg wordt verleend beslist het CIZ binnen twee weken. Voorwaarde
hiervoor is dat bij de aanvraag voldoende (medische) informatie beschikbaar is om
te kunnen vaststellen dat verzekerde recht heeft op de Wlz. De ingangsdatum van de indicatie is dan de datum dat de aanvraag bij het CIZ is
binnengekomen of maximaal 5 dagen daarvoor als de zorg eerder is gestart.
Geldigheidsduur
De geldigheidsduur van een indicatiebesluit is, conform artikel 3.2.5. Blz onbepaald met uitzondering van de in hoofdstuk 3 van de Regeling langdurige zorg (Rlz) genoemde indicatiebesluiten:
-
• het indicatiebesluit dat berust op artikel 3.2.1 lid 3 Wlz in welk geval de geldigheidsduur is bepaald op maximaal drie jaren (zorgprofielen
LVG en SGLVG);
-
• het indicatiebesluit dat berust op artikel 3.2.2 Wlz in welk geval de geldigheidsduur is bepaald op maximaal drie jaren die na afloop
van die periode telkens voor een onafgebroken periode van maximaal drie jaren kan
worden verlengd (zorgprofielen GGZ-B);
-
• het zorgprofiel ’herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging in een instelling’
(sector Verpleging en Verzorging), in welk geval de geldigheidsduur is bepaald op
maximaal 6 maanden.
Verdragsgerechtigden
Voor verdragsgerechtigden stelt het CIZ op grond van artikel 5.2.1 Blz het recht op zorg vast. Het CIZ houdt rekening met de verwachte verblijfsduur van
de zorgvrager in Nederland en er geldt een maximale geldigheidsduur van 6 maanden,
die eenmalig kan worden verlengd met maximaal 6 maanden.
2.7. Informatie bij besluit
Naast het zorgprofiel en de geldigheidsduur kan aanvullende informatie bij het indicatiebesluit
worden gegeven. Deze informatie maakt geen onderdeel uit van het indicatiebesluit,
omdat deze informatie niet is gericht op rechtsgevolg. Om die reden kan hiertegen
geen bezwaar worden gemaakt.
Als aanvullende informatie bij het indicatiebesluit kan worden vermeld:
Als de verzekerde (nog) geen voorkeur heeft bepaald wordt geen voorkeur meegegeven.
Onderstaande zorgprofielen kunnen conform artikel 5.5 Rlz niet in een persoonsgebonden budget (pgb) worden geleverd:
-
a. VV Herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging,
-
b. LVG Wonen met intensieve behandeling en begeleiding, kleine groep,
-
c. LVG Wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding,
-
d. LVG Besloten wonen met zeer intensieve behandeling en begeleiding, of
-
e. LVG Behandeling in een SGLVG behandelcentrum.
De zorgprofielen in de sector GGZ ‘voortgezet verblijf met intensieve begeleiding’,
‘voortgezet verblijf met intensieve begeleiding en verzorging’, ‘voortgezet verblijf
met intensieve begeleiding en gedragsregulering’, ‘voortgezet verblijf met intensieve
begeleiding en intensieve verpleging en verzorging’, ‘beveiligd voortgezet verblijf
vanwege extreme gedragsproblematiek met zeer intensieve begeleiding’ kunnen op basis
van artikel 3.3.4 Wlz alleen worden geleverd in een gecontracteerde instelling.
Het zorgkantoor beslist of de verzekerde voor een pgb in aanmerking komt, niet het
CIZ.
Resultaat:
Een indicatiebesluit voor Wlz-zorg conform wet- en regelgeving.
Het indicatiebesluit wordt ter kennis van de verzekerde gebracht.
Tegen het indicatiebesluit staat bezwaar en beroep conform de Algemene wet bestuursrecht open.
Het indicatiebesluit wordt verzonden naar de Wlz-uitvoerder en opgenomen in het Wlz-register.
3. Specifieke criteria voor het bepalen van het passende zorgprofiel
Voor een aantal zorgprofielen is een verduidelijking met betrekking tot de indicatiecriteria
opgenomen.
Zorgprofiel VV beschermd wonen met zeer intensieve zorg vanwege specifieke aandoeningen,
met de nadruk op begeleiding
Bij het onderzoek naar de zorgbehoefte van een verzekerde bij een aanvraag voor een
zorgprofiel ‘beschermd wonen met zeer intensieve zorg, vanwege specifieke aandoeningen,
met de nadruk op begeleiding‘ is het nodig om inzicht te krijgen in het gevolgde behandelbeleid
van de gedragsproblemen. Het betreft verzekerden met bijvoorbeeld ernstig en blijvend
niet aangeboren hersenletsel, ernstige mate van dementie, Korsakov, ouderen met complexe
lichamelijke problematiek met actieve psychiatrie en ouderen met doofblindheid op
latere leeftijd in combinatie met ernstige gedragsproblemen.
Er is een onderscheid tussen ernstige gedragsproblemen die van tijdelijke aard zijn
en uitdoven (adaptatieproblemen, delier etcetera) en ernstige gedragsproblemen die
langdurig van aard zijn. De verantwoordelijke Wlz behandelaar definieert samen met een multidisciplinair team het probleem, stelt de
behandeldoelen vast en beslist welke behandeling ingezet wordt.
Bij een aanvraag voor het zorgprofiel onderzoekt het CIZ aan de hand van een behandelplan
welke behandeling wordt gegeven, of het behandelbeleid optimaal gevolgd is en welk
effect de behandeling op het probleemgedrag heeft (evaluatie en prognose). Pas daarna
kan worden beoordeeld of er een blijvend recht is op het gevraagde zorgprofiel.
De geldigheidsduur van een indicatiebesluit voor dit zorgprofiel is onbepaald.
Alleen als op basis van de geobjectiveerde gegevens van de Wlz-behandelaar voor deze
individuele verzekerde blijkt dat de ernstige gedragsproblemen van tijdelijke aard
zijn, kan er kortdurend sprake zijn van dit zorgprofiel. Aansluitend volgt een indicatie
voor het best passende zorgprofiel na deze periode.
Zorgprofiel VV herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging in een instelling
Dit zorgprofiel is aan de orde bij verzekerden die ook na de herstelgerichte behandeling
blijvend zijn aangewezen op permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid
om escalatie dan wel ernstig nadeel te voorkomen.
Bij verzekerden heeft medisch specialistische diagnostiek/interventie plaatsgevonden
waarbij sprake is geweest van een ziekenhuisopname.
De medisch specialistische diagnostiek/interventie, ook van de comorbiditeit, is afgerond.
In aansluiting op deze interventie is behoefte aan herstelgerichte behandeling die
een integrale en multidisciplinaire aanpak vereist. De verzekerde heeft een tijdelijke
behoefte aan extra behandeling en zorg, meestal 2 tot 6 maanden. Bij verzekerde is
sprake van verminderde leerbaarheid en trainbaarheid als gevolg van problemen met
regie, regelvermogen en psychosociale/cognitieve functies.
Bij het bepalen of sprake is van herstelgerichte behandeling, aansluitend aan een
klinische opname, moet worden voldaan aan alle onderstaande criteria:
-
a) naar aard en inhoud mag de beoogde behandeling niet onder de Zvw-aanspraken (tweede
compartiment) vallen;
-
b) revalidatie moet gericht zijn op herstel of het aanleren van vaardigheden;
-
c) er moet een concreet en haalbaar behandeldoel zijn waardoor blijvende verbeteringen
in het functioneren worden bereikt/verwacht;
-
d) er moet een behandelplan zijn;
-
e) de verzekerde moet in staat zijn te leren;
-
f) er moet van behandeling in een multidisciplinaire zorgsetting sprake zijn, gecoördineerd
door een hoofdbehandelaar;
-
g) de te geven behandeling moet een door de beroepsgroep geaccepteerde methode zijn;
-
h) de te geven behandeling moet programmatisch en doelmatig zijn;
-
i) voor de behandeling is specifieke deskundigheid nodig, namelijk die van een Wlz-behandelaar.
Zorgprofiel VV beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg
Dit zorgprofiel is beschikbaar voor verzekerden die voorafgaand aan de palliatief
terminale levensfase al Wlz-zorg ontvingen, zie paragraaf 2.4.2.
Daarbij geldt:
-
a. Voor verzekerden met een Wlz-indicatie die niet in een Wlz-instelling kan dit zorgprofiel worden geïndiceerd als de verzekerde lijdt aan een ziekte/aandoening
en zich in de terminale levensfase bevindt, dat wil zeggen een levensverwachting heeft
van korter dan drie maanden.
Dit geldt ook voor verzekerden die al verbleven in een Wlz-instelling, maar de zorg
in de laatste levensfase thuis of in een hospice zonder toelating voor verblijf willen
ontvangen.
-
b. Verzekerden die in een Wlz-instelling wonen, zullen in de eindfase van hun leven de
noodzakelijke zorg krijgen op basis van het eerder toegekende zorgprofiel. Het verlenen
van zorg aan het eind van het leven is een onderdeel van de taken van een instelling.
Het zorgprofiel VV beschermd verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg kan
bij verzekerden die al in een Wlz-instelling wonen, worden geïndiceerd als een verzekerde
met een Wlz-indicatie lijdt aan een ziekte/aandoening en zich in de terminale levensfase
bevindt, dat wil zeggen een levensverwachting heeft van korter dan drie maanden, en
indien de zorgvraag aan alle onderstaande criteria voldoet:
-
• er is noodzaak tot zeer intensieve 24-uurszorg die in het reeds geïndiceerde zorgprofiel
niet mogelijk is en;
-
• er is noodzaak tot bestrijding van zware pijn en/of verwardheid en/of benauwdheid
en/ of onrust en;
-
• er is sprake van complexe zorg en inzet van verschillende disciplines, en noodzaak
van continue nabijheid van zorg.
-
c. Verzekerden die op basis van een Wlz-indicatie wonen in een kleinschalig wooninitiatief
die zijn aangewezen op palliatief terminale zorg hebben recht op zorgprofiel VV beschermd
verblijf met intensieve palliatief-terminale zorg vanuit de Wl.
Zorgprofiel VG (besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering
Indicatiecriteria die beide van toepassing zijn op dit zorgprofiel:
-
• een onderbouwde conclusie dat er sprake is van chronische ernstige gedragsproblematiek
die niet met reguliere middelen kan worden behandeld of begeleid en;
-
• CEP score ≥ 3 (=Consensusprotocol Ernstig Probleemgedrag).
Om vast te stellen of de verzekerde voldoet aan bovenstaande criteria is aanlevering
van onderstaande zorginhoudelijke informatie noodzakelijk:
-
1. Een actueel of geactualiseerd (maximaal één jaar oud) zorgplan. Uit het plan blijkt
wat de omschrijving is van de grondslag en de bijzondere gedragsproblematiek.
Het is noodzakelijk dat de volgende onderwerpen in het zorgplan aan bod komen:
-
• Welke zorginterventies hebben plaatsgevonden om de bijzonder ernstige gedragsproblematiek
te verminderen. Dit zijn bijvoorbeeld behandeling (eventueel medicamenteus/therapieën/video-opnames),
specifieke benadering, groepsgrootte, woonvorm, inzet gespecialiseerd personeel.
-
• Tot welk resultaat de zorginterventies hebben geleid (evaluatie rapport).
-
• Een onderbouwde conclusie (op basis van het voorgaande) dat er sprake is van chronische
ernstige gedragsproblematiek die niet met de reguliere middelen kan worden behandeld
of begeleid.
-
2. Een actueel of geactualiseerd (maximaal één jaar oud) volledig rapport van de CEP-score,
opgesteld door meerdere deskundigen onder eindverantwoordelijkheid van een gedragsdeskundige.
Uit de score blijkt dat de vastgestelde chronische gedragsproblematiek een zwaarte
heeft van ten minste 3.
-
3. Indien er met het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) een consultatietraject
is gedaan, de door het CCE uitgebrachte (advies)rapportage.
Zorgprofielen LVG, Licht Verstandelijk Gehandicapt
Jongvolwassenen met een licht verstandelijke handicap met daarnaast meervoudige problematiek
zoals beperkt sociaal aanpassingsvermogen en ernstige, chronische beperkingen in de
sociale redzaamheid, ernstige gedragsproblemen of psychiatrische problemen, behoren
tot de doelgroep Licht Verstandelijk Gehandicapten (LVG). De problematiek bij deze
verzekerden komt vaak voor in combinatie met problemen in de gezinssituatie zoals
mishandeling, verwaarlozing, verslaving of seksueel misbruik.
Als er voor verzekerden uit de doelgroep een noodzaak is tot integrale multidisciplinaire
behandeling in een LVG-behandelinstelling en ze voldoen aan de criteria voor opname
in deze instelling, wordt een zorgprofiel uit de reeks LVG-zorgprofielen geïndiceerd.
De noodzaak tot een integrale, multidisciplinaire behandeling in een LVG-behandelinstelling
wordt aangegeven bij de aanvraag en onderbouwd door een betrokken behandelaar.
Bij de LVG-profielen zijn de volgende criteria in combinatie vereist:
-
• behandelperspectief/prognose. Uit de onderzoeksgegevens moet blijken dat er perspectief
is dat de gevraagde behandeling leidt tot verbetering in het persoonlijk en maatschappelijk
functioneren van de verzekerde, geformuleerd in een concreet behandeldoel. De behandeling
moet een multidisciplinair karakter hebben, gecoördineerd door een Wlz-behandelaar
waarbij tijdens de intake- en diagnostiekfase is gebleken dat intramurale opname en
behandeling noodzakelijk is;
-
• niveau van verstandelijk functioneren: een IQ tussen 50 en 85;
-
• de leeftijd waarop de indicatie wordt gesteld is tussen 18 en 23 jaar. Voor de leeftijdsgroep
vanaf 21 jaar geldt dat er meestal sprake is van voortgezette hulpverlening die het
karakter heeft van woon- en vaardigheidstraining;
-
• er is sprake van ernstige gedragsproblemen. De bepaling van de ernst van de gedragsproblemen
wordt ontleend aan een medisch of gedragskundig rapport dat bij de aanvraag wordt
aangeleverd of wordt opgevraagd in verband met onderzoek van het CIZ.
Voor verzekerden met een lichte verstandelijke handicap die blijvend zijn aangewezen
op 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht, zonder noodzaak tot
behandeling in een LVG-behandelinstelling, is geen LVG-zorgprofiel aan de orde. Mogelijk
is er wel recht op een zorgprofiel in de reeks VG.
Zorgprofiel Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapt (SGLVG): Behandeling
in een SGLVG-behandelcentrum
Bij Sterk Gedragsgestoorde Licht Verstandelijk Gehandicapte cliënten (SGLVG-cliënten)
is sprake van onbegrepen en risicovol gedrag dat wordt veroorzaakt door een licht
verstandelijke handicap en gedragsproblemen al dan niet in combinatie met psychiatrische
problemen. De problematiek komt tot uiting in alle facetten van het leven: (gezins)systeem,
wonen, werken en vrije tijd. De problemen versterken elkaar en zijn vaak onderling
met elkaar verweven. Hoewel er doorgaans ook sprake is van (actieve) psychiatrische
problematiek wordt deze categorie verzekerden meestal onder de grondslag verstandelijke
handicap geïndiceerd. De reden hiervoor is dat de gedragsproblemen/stoornissen sterk
verweven zijn met de licht verstandelijke beperking. De behandeling van deze problemen
moet aansluiten bij het cognitieve niveau van de verzekerde.
Als voor deze doelgroep een noodzaak is tot behandeling in een SGLVG-behandelcentrum
en ook voldoen aan de criteria voor opname in een dergelijke instelling, wordt het
SGLVG-zorgprofiel geïndiceerd.
Bij het SGLVG-profiel zijn de volgende toelatingscriteria in combinatie vereist:
-
• er is een behandelperspectief en een behandelprognose;
-
• een multidisciplinaire aanpak is noodzakelijk;
-
• verzekerde heeft een IQ tussen de 50 en 85;
-
• de leeftijd van verzekerde ligt meestal tussen 18 en 55 jaar;
-
• verzekerde heeft ernstige en chronische beperkingen in de sociale redzaamheid, leerproblemen
en/of gedragsproblemen;
-
• er is sprake van comorbiditeit van psychiatrische problemen en/of ontwikkelingsstoornissen;
-
• er is sprake van ernstige handelingsverlegenheid van de omgeving vanwege deze problematiek;
-
• eerdere behandeltrajecten hebben niet (voldoende) resultaat gehad.
Voor verzekerden met SGLVG-problematiek die blijvend zijn aangewezen op 24 uur per
dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht zonder noodzaak tot behandeling in
een SGLVG-behandelcentrum, is geen SGLVG-zorgprofiel aan de orde. Mogelijk is er wel
recht op een zorgprofiel in de reeks VG.