Wet betreffende afstand van een gedeelte van voor ontginning van Staatswege gereserveerde terreinen

[Regeling vervallen per 01-01-2003.]
Geraadpleegd op 21-11-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2002

Wet van 17 maart 1923, betreffende afstand van een gedeelte van voor ontginning van Staatswege gereserveerde terreinen

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is om in het algemeen belang het recht tot ontginning van steenkolen binnen bepaalde terreinen, behoorende tot het Staatsmijnveld in Zuid-Limburg, toe te kennen aan derden, zoomede de terreinen, ten aanzien waarvan bij de wetten van 24 Juni 1901 (Staatsblad n°. 170), 13 Februari 1911 (Staatsblad n°. 68) en 23 September 1912 (Staatsblad n°. 307) is bepaald, dat de ontginning van steenkolenmijnen daarbinnen zal geschieden van Staatswege en waarvoor niet krachtens deze wet het recht tot ontginning van steenkolen aan derden zal worden toegekend, samen te voegen en nader te omschrijven, en ten slotte de grenzen te wijzigen tusschen de mijnvelden "Oranje-Nassau" en "Carl" en tusschen de mijnvelden "Laura" en "Vereeniging";

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

  • 1 In afwijking van het bepaalde bij artikel 1 van de wet van 24 Juni 1901 (Staatsblad n°. 170) en artikel 1 van de wet van 13 Februari 1911 (Staatsblad n°. 68) kan door Ons het recht tot de ontginning van steenkolen binnen de terreinen, op de bij deze wet behoorende kaart met de letters A en B aangeduid, worden toegekend aan derden.

  • 2 Dit recht zal worden toegekend door het verleenen van concessie als in de wet van 21 April 1810 (Bulletin des Lois n°. 285) bepaald, en met alle gevolgen, daaraan door die wet verbonden, met dien verstande, dat de formaliteiten, welke ingevolge die wet aan het verleenen van concessie behooren vooraf te gaan, niet behoeven te worden vervuld.

    De artikelen 1 tot en met 8 van de wet van 27 April 1904 (Staatsblad n°. 73), gewijzigd bij de wetten van 29 Juni 1912 (Staatsblad n°. 202), 16 December 1916 (Staatsblad n°. 552) en 26 Maart 1920 (Staatsblad n°. 156), zijn niet van toepassing op de vorenbedoelde concessiën.

  • 3 De rechtverkrijgenden zullen voor het onttrekken aan de ontginning van Staatswege van de terreinen, in het eerste lid bedoeld, ten behoeve van het Staatsmijnbedrijf in Limburg eene vergoeding aan 's Rijks schatkist uitkeeren, berekend naar den maatstaf van € 1 361,34 per hectare.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

De grenzen tusschen de mijnvelden "Oranje-Nassau", waarvoor concessie werd verleend bij Koninklijk besluit van 2 Mei 1893 n°. 45, gewijzigd bij besluit van 29 October 1906 n°. 55, en "Carl", waarvoor concessie werd verleend bij Koninklijk besluit van 28 April 1879 n°. 6, gewijzigd bij besluit van 29 October 1906 n°. 55, en de grenzen tusschen de mijnvelden "Laura", waarvoor concessie werd verleend bij Koninklijk besluit van 9 September 1876 n°. 24, gewijzigd bij besluiten van 20 April 1904 n°. 38 en 29 October 1906 n°. 55, en "Vereeniging", waarvoor concessie werd verleend bij Koninklijk besluit van 18 Februari 1877 n°. 24, gewijzigd bij besluiten van 20 April 1904 n°. 38 en 29 October 1906 n°. 55, kunnen door Ons, den Raad van State gehoord, worden gewijzigd, voor zoover noodig zonder inachtneming van de formaliteiten, daartoe voorgeschreven door de wet van 21 April 1810 (Bulletin des Lois n°. 285).

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

Door Ons kan, den Raad van State gehoord, voor het terrein, op de bij deze wet behoorende kaart met de letter C. aangeduid, een concessie voor de ontginning van steenkolen worden verleend, waarop de artikelen 1 tot en met 8 van de wet van 27 April 1904 (Staatsblad n°. 73), gewijzigd bij de wetten van 29 Juni 1912 (Staatsblad n°. 202), 16 December 1916 (Staatsblad n°. 552) en 26 Maart 1920 (Staatsblad n°. 156), niet van toepassing zijn.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, den 17den Maart 1923

WILHELMINA.

De Minister van Waterstaat,

G. J. VAN SWAAY.

Uitgegeven den vier en twintigsten April 1923.

De Minister van Justitie,

HEEMSKERK.